De groene golf

Marcel ten Hooven vergeet een deel van de analyse in zijn artikel (in De Groene van 29 augustus) over ‘de groene golf’ in Europa. Inderdaad was er bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement een opmars van de Groene partijen. En zeker komt dat omdat terecht klimaat/energie van belang zijn en bij veel mensen een punt van zorg.

Of is de groene winst voor een belangrijk deel anders te verklaren? Ik denk het wel. Het waren Europese verkiezingen, maar mensen hebben erg ‘nabij’ gestemd en de situatie in eigen land was bepalend. In veel landen, en zeker in Noordwest-Europa, hebben mensen, zoals al vijftien jaar het geval is, vooral tegen hun regering, tegen de partijen die besturen in hun land gestemd. In Nederland hebben daarom D66 en CDA verloren en GroenLinks, PvdA en FvD gewonnen.

In Duitsland wonnen anti-regeringspartijen: Groenen en AfD. In Frankrijk wint Le Pen van de regerende Macron. En inderdaad Groen, oppositie, doet het daar ook goed. Dus de Groene partijen scoren met name omdat ze oppositie zijn. Groen regeert enkel in Zweden en wat gebeurt daar, in het land van de bejubelde Greta? De Groenen halveren. Regeren is creperen/halveren. Zelfs voor Groen. Wat ik stuitend vind is dat van GroenLinks Kamerlid Van Ojik rechts niet groen mag zijn. En Ten Hooven had wel wat kritischer mogen zijn naar GroenLinks, vanwege het weglopen bij de recente kabinetsformatie.

FRANK VAN DEN HEUVEL, Den Haag

Noorse olie

In de rubriek In Den Haag (in De Groene van 29 augustus) is sprake van het fantastische resultaat van Noorwegen, dat de oliebaten voor zijn bewoners tot een fabelachtig bedrag heeft opgespaard, in tegenstelling tot Nederland, dat maar een beetje heeft raak geconsumeerd met zijn aardgasbaten.

Ter nuancering wil ik hierbij aandragen dat het wel meevalt met die liefdevolle en betrokken houding van Noorwegen. Het land heeft die olie namelijk zelf helemaal niet nodig, en exporteert dus bijna alles. Dat is makkelijk sparen dus!

Zelf gebruiken de Noren als energiebron de in de waterkrachtcentrales opgewekte elektriciteit. Dit levert zo’n overstelpende hoeveelheid stroom op dat de Noren lachend dag en nacht hun licht laten branden en hun huizen 25 graden verwarmen in de winter met de ramen open. Dat kost ze bijna niets. Energie is bijna gratis.

MARJO VISSER

Orde in de klas

Op een aantal plaatsen raakt Rosa van Gool in het artikel ‘Achter gesloten deuren is het niet stil’ (in De Groene van 22 augustus) aan een kern van het ordeprobleem: de beroepsmatige maar menselijke relatie tussen leerling en docent. Leerlingen gedragen zich niet altijd bij voorbaat ‘zoals het hoort’, zoals volwassenen bij een klassiek concert. Een docent die er (impliciet) van uitgaat dat ze vanzelf de les met aandacht zullen volgen, maakt een vergissing die fatale gevolgen kan hebben voor de gewenste gang van zaken.

Als tekenen van onrust zichtbaar worden, grijpen docenten vaak naar klassieke middelen zoals waarschuwingen, denigrerende opmerkingen, strafwerk en wegsturen. Het heeft mij tientallen jaren gekost om te leren dat als een vergissing te zien. En om te leren dat wat leerlingen doen altijd een reden heeft. Het was míjn taak om die te achterhalen. Uit respect voor de leerling en met het oog op een ordelijke voortgang van de les, zocht ik vervolgens een uitweg, naar beider tevredenheid.

Meestal volstonden kleine gebaren om leerlingen bij de les te houden, als een dirigent voor een orkest. Maar ik kon ook, dankzij cursussen improvisatie en theater, een enorme scène maken. Om te tonen dat ik formeel ‘de baas’ was, dat ik die echter niet wilde zijn, dat ik leerlingen liever ruimte liet voor hun positieve inbreng. Aansluitend probeerde ik tot een vergelijk te komen, want de les moest zonder conflict verdergaan en in harmonie worden afgerond.

Hoe een docent dit proces ten uitvoer brengt, is persoonlijk. Maar iedere docent kan hiervoor, al zoekende naar de eigen kracht, die persoonlijke invulling vinden. Deze aanpak neemt tijd, tijd waarin de les uiteraard niet verdergaat. Maar het gaf me een groeiend goede verstandhouding tot leerlingen. Waardoor ik uiteindelijk weinig lestijd verloor aan onrust. Zo weinig, dat ik leerlingen eerst tot rust kon laten komen.

Slechts heel weinig leerlingen bleken níet gevoelig voor mijn aanbod om tot een vergelijk te komen. De meesten waren ‘al zulke complete wezens’ dat ze blij werden serieus te worden genomen. En dat biedt dan ruimte voor het eigenlijke, gezamenlijke doel: op een plezierige manier een voldoende op het rapport.

FRANS EERKENS, Diemen