Juf is boos op de verkeerde dingen
‘Ik hoor steeds dat er extra geld komt, maar ik zie het hier nooit gebeuren.’ Dat zegt een leerkracht in De Groene van 31 augustus. Waar blijft dat geld dan? Wel, in de gaten van de lumpsumfinanciering natuurlijk! Dat achterlijke systeem waar niemand in jullie verder prima artikel over het basisonderwijs iets venijnigs over durft te zeggen. Lumpsumfinanciering… Het woord alleen al. Je kunt aan zo’n business school-woord al zien hoe de overheid onderwijs beschouwt: als business as usual. Als een kostenpost. En hoe druk je zo’n kostenpost het handigst? Door je zo weinig mogelijk met de besteding te bemoeien. Geef ze daar in Brabant of Groningen een zakje geld, een ‘lumpsum’, en laat ze het zelf uitzoeken. Als ze tekortkomen, zeg je dat ze ‘hun prioriteiten scherper moeten stellen’.
Ik hoor staatssecretaris Dekker in gedachten al oreren op z’n ministerie: ‘Laat schoolbesturen vooral zelf beslissen hoe ze hun lompe som het beste kunnen besteden: aan verfraaien van de gebouwen, aan een spaarpot voor lekkende daken, aan nieuwe kroontjespennen of aan een aardige kerstpremie voor al die juffen en meesters. Want wat weten die nou van financiering?’
Niet veel, over ’t algemeen. Ik geef het uit ervaring toe. Lumpsumfinanciering is dan ook iets voor bedrijven, staatssecretaris. Voor profit-organisaties die omzet en winst moeten maken en die een kenner zetten op het bedrijf in kwestie. Iemand die weet wat er speelt in de wereld van de wc-rollen. Je geeft de manager Zuid-Holland-Zuid een vast bedrag en met dat geld heeft die manager er maar voor te zorgen dat de omzet wc-rollen komend kwartaal stijgt.
Maar zo werkt onderwijs niet, mijnheer Dekker. Al die megabesturen die tegenwoordig het onderwijs terroriseren, hoeven helemaal geen winst te maken. De scholen die ze besturen zijn niet onderworpen aan de ‘wetten van de markt’. Die hebben een oneindig lastiger te formuleren taak: uitstekend onderwijs bieden. Dat vergt een ministerie van Onderwijs met visie en een centralistische durf. U dient het geld toe te wijzen, staatssecretaris! Niet een schoolbestuur. Het is aan u – en uw inspecteurs van onderwijs – om te bepalen of basisschoolleerkrachten meer administratieve ondersteuning nodig hebben. Of misschien wel minder administratieve rompslomp? Die beslissing is niet aan schoolbesturen. Dat zijn meestal goedwillende amateurs. Die zelden iets van onderwijs weten.
MARTIN DE KONING,
gepensioneerd docent
Wilhelmus
Elsbeth Etty schrijft in De Groene van 31 augustus dat Willem van Oranje pas in het veertiende couplet over zijn volk begint, maar dat komt door de verkeerd begrepen uitdrukking ‘ben ik van Duitschen bloed’. De Frankische vorsten (denk aan Charlemagne) en edelen spraken Frans. Dat heeft nog enkele eeuwen geduurd. Zo heeft Frederik de Grote rond 1800 overwogen Duits te leren, zodat hij ook eens met mensen uit zijn volk kon praten. Duits, in het middelnederlands Diets, betekent: de volkstaal. Het middeleeuwse woord voor volk is ‘diet’. Toen Bismarck eind negentiende eeuw de vele Duitse staatjes tot een eenheid smeedde, is het nieuw ontstane land genoemd naar de gezamenlijke noemer: de volkstaal.
Wanneer Willem van Oranje in de eerste strofe van ons volkslied begint met te zeggen dat hij van Duitschen bloed is, geeft hij dus aan dat hij één is met zijn volk. John F. Kennedy heeft iets soortgelijks gedaan toen hij op bezoek was in Berlijn en tot de toegestroomde menigte zei: ‘Ich bin ein Berliner.’
M. DE KONING GANS
Vreemdeling in Venetië
In De Groene wordt doorgaans veel aandacht besteed aan racisme in relatie tot politiek, kunst en de actualiteit. Hierin wordt (terecht) steeds stelling genomen tégen racistische tendensen. Het verbaast mij daarom in het stuk ‘Vreemdeling in Venetië’ (in De Groene van 23 augustus) te moeten lezen dat de acteur Peter Zadek een ‘Duitse jood’ wordt genoemd. Zeker omdat zijn nationaliteit en zijn etnisch/religieuze achtergrond verder niet met de inhoud van het geschrevene in verband worden gebracht. Laat het benoemen van ‘Duitse jood’ dan achterwege.
A. BEKKERS, Odijk