Vivian Gornick
Ik heb met verbazing kennisgenomen van Vivian Gornicks uitspraak ‘ik heb veel gewonnen door dingen te zien zoals ze zijn’ die ten grondslag ligt aan het essay (De Groene, 17 september) waarin ze stelt dat we ‘nu zonder aanzien des persoons bedreigd worden door ziekte en dood’. Dat is niet van ‘nu’, dat is van alle tijden: iedereen gaat dood en niemand weet tevoren waardoor en wanneer.
Ten tweede zouden we ‘meer naar gelijkheid dan naar gerechtigheid of vrijheid verlangen’, terwijl die twee laatste logischerwijs uit het eerste voortvloeien. Vervolgens wordt ‘dankbaarheid, onmiskenbare dankbaarheid’ (voor nog meer ellende) toegeschreven aan oorlogsslachtoffers, zonder énige navraag naar die interpretatie. Specifieker volgt moeiteloos een wankel bruggetje naar de zorg, waar Gornick mijn Amerikaanse collega’s bijna plezier toeschrijft in wat ‘alleen zij kunnen en dat de omgeving aan hen toevertrouwt’, alsook ‘toewijding en dankbaarheid’. Het eerste, plezier in je werk, weten wat je kunt en dat medemensen dat waarderen, gaat ook op voor vaklui als bijvoorbeeld de bakker; het tweede, toewijding en dankbaarheid zijn vooral christelijke deugden die prima pasten in de zorg waar tot in de jaren vijftig onbetaalde religieuzen de vaak op onbewezen aannames berustende dienst uitmaakten.
Nu is verplegen een vak waar goed opgeleide zusters (v/m) hun werk doen, helaas zonder het daarbij passende inkomen. Mede door Gornicks achterhaalde termen lijkt een applaus te volstaan om die lieve zusters zoet te houden. Voor de duidelijkheid: we zijn lief, noch dankbaar. Het klappen was vast welgemeend, maar verdient een zakelijk vervolg in de vorm van een fatsoenlijk salaris en betere arbeidsomstandigheden, anders zijn straks de zusters (v/m) op, letterlijk en figuurlijk!
MARISKA JANSEN, hbo-verpleegkundige 1970-2020, Harlingen
Een humaan perspectief
Ik vind de verhalen die ik lees over Moria ook heftig, zoals geschreven door Irene van der Linde in De Groene van 17 september. De discussie over een humaan vluchtelingenbeleid in Europa zou echter gevoerd moeten worden inclusief een intro over de oorzaak (de wortels?) en inclusief het perspectief dat wij mensen in Europa zouden willen bieden.
Want ik vind het ook naar als ik de aardige vluchteling ontmoet voor de supermarkt, die op zijn veertigste een krantje aan mij wil verkopen. Deze vluchteling staat er al drie jaar zonder verder perspectief! Willen we dat? Of had hij moeten gaan studeren, een vak leren en de Nederlandse taal?
Het zou helpen als de discussie over een humaan beleid tegelijkertijd gevoerd wordt met het debat over wat we willen bieden aan deze mensen op termijn. Bestaat er een zinvol humaan perspectief voor vluchtelingen in Europa? Kunnen we hen daadwerkelijk een perspectief bieden als Europeaan zoals wij dat ook hebben? Als dat een leven is zoals van jou en mij, dan is dat een sprookje, tenzij jij en ik ons sprookje ook opgeven, althans voor een deel!?
ARJEN CLEVEN, Oegstgeest
Amsterdam
Joost de Vries stelt (De Groene, 23 september) in de context van de bevolkingskrimp in Amsterdam dat ‘als geld wijkt iets anders de ruimte kan krijgen’. Kan. Maar dat de ‘economische infrastructuur’ van steden straks niet meer zal worden ‘gedicteerd’ door de meest vermogende partijen (zowel burgers als grote bedrijven) lijkt mij onwaarschijnlijk. ‘Zonder een zak geld was het moeilijk iets nieuws te beginnen, en (…) niet voor iedereen is die zak geld weggelegd’, schrijft De Vries. Ook al hebben we nu te maken met een pandemie en een uittocht van expats en internationale studenten: wie een huis wil kopen, studeren of een bedrijf beginnen, doet dat toch nog steeds met ‘een zak geld’? Waarom zouden dalende vierkantemeterprijzen voor luxeappartementen (in eerdere crises vertoond) de opmaat zijn naar ‘iets anders’?
J. LAROS