De jaren vijftig
Heel opmerkelijk dat Cyrille Offermans in zijn artikel ‘De wereld een speelterrein’ in De Groene Amsterdammer van 3 oktober, waarin hij een nieuw licht wil werpen op de gouden jaren vijftig, er niet bij stil staat dat dat alleen voor mannen gold. Onthullend is dat hij in zijn artikel bij de vele Nederlandse bijdragen van schrijvers, dichters, beeldend kunstenaars uit die tijd alleen namen van mannen noemt.
Ja, inderdaad, dat speelterrein was alleen voor jongens en mannen.
De gouden jaren vijftig waren voor vrouwen en meisjes gekleurd door achterstelling en schuld. Ik kan het weten, want ik was een van hen. Pas vanaf midden jaren zestig gingen wij deelnemen, richtten de actiegroepen mvm en Dolle Mina op.
Dat ik in de jaren vijftig lid was van de s.s. Olofspoort, een vermaarde non-conformistische studentenvereniging in Amsterdam, heeft zeker tot bewustwording bijgedragen.
JOSKE JANSZEN, Dichter bij de nieuwe wilden
Van wie is Mars?
In De Groene Amsterdammer van 3 oktober stond in de rubriek In de wereld het stukje ‘Mars lééft in India’. Ineens word ik wakker: waar halen wij als mens (een product van de evolutie op de planeet Aarde) het recht vandaan om ons te settelen op de planeet Mars? En om die eventueel ook economisch te gaan uitbuiten? De mens kan geen claim leggen op Mars en de andere planeten in ons zonnestelsel. Dat wij om onze wetenschappelijke nieuwsgierigheid te bevredigen, marswagentjes laten rijden of satellieten laten rondvliegen, is van een andere orde. Laten we ons bezinnen.
HANS VAN DER MAAS, Bussum
Dementie
Er wordt de laatste tijd een interessante discussie gevoerd over het wel of niet honoreren van een euthanasieverzoek voor mensen die zich op de drempel bevinden van dementie. De Groene Amsterdammer van 3 oktober echter bevatte twee artikelen die niet behoren tot het vrijzinnige gedachtegoed dat je in het weekblad zou verwachten. Het eerste beschrijft kritiekloos de stroming in de ouderenzorg die meent dat dementie helemaal niet zo erg is, mits de zorg maar wat beter op de oudere wordt toegesneden. Het tweede stelt dat dementie een onontkoombaar lot is, dat nu eenmaal bij de ouderdom hoort. De auteurs lijken niet te beseffen dat de kwaliteit van het leven een subjectieve zaak is. Traditionele, collectivistische gelovigen zien die al geheel anders dan individualistische ongelovigen en daarenboven bestaan er nog allerlei persoonlijke ideeën over de kwaliteit van het leven.
De mensen die Margreet Fogteloo in het eerste artikel aan het woord laat, dragen het volgende uit: ‘Dementie hoeft geen drama te zijn.’ Zo luidt ook de chapeau voor haar artikel. Haar informanten mogen dit soort ideeën uiteraard ventileren, maar wanneer ze die als exclusief presenteren, zou een journalist tegenwicht moeten geven. Exclusief betekent hier: er zijn eigentijdse zorgmethoden die dementie draaglijk maken. De doodswens is dus niet meer relevant. Mensen die nu nog daarom vragen, zijn dus onwetend of laten zich verblinden door irrationele angsten. Hetzelfde discours heerst over palliatieve pijnbestrijding. Die is volgens de voorstanders de laatste jaren zodanig geavanceerd dat euthanasie onnodig is. Vaak zijn de voorstanders van palliatieve zorg en dementendorpjes principiële en categorische tegenstanders van euthanasie. Onder hen bevinden zich niet alleen gelovigen, maar ook holisten en ietsisten. Ze gebruiken hierbij een eigentijdse tactiek: niet euthanasie verketteren als zonde of moord, maar het aanprijzen van de alternatieve palliatieve zorg. Mensen die dan nog in hun doodswens volharden, zijn in deze optiek behalve ignorant en bang bovendien ouderwets. Veel artsen zijn gaarne bereid deze ‘diagnose’ te bevestigen, geneigd als ze zijn om euthanasie te vermijden.
Marja Pruis kent behalve Hugo Claus geen voorbeeld van iemand die het daadwerkelijk lukte om euthanasie te laten verrichten voor de dementie werkelijk toesloeg. Ze meent dus dat dementie ieders lot is, dat vrijwel niemand daaraan kan ontkomen, mede omdat ‘het juiste moment’ moeilijk is te bepalen. Dat niemand ontkomt, is onjuist. Sommige huisartsen honoreren wel degelijk het euthanasieverzoek wanneer een cliënt de benodigde wilsverklaringen heeft getekend en tot het laatst toe heeft bevestigd dat hij geen bestaan als demente wil leiden, een wens ook die zijn intieme omgeving respecteert. Waar is wel dat de artsenvakbond knmg meent dat wanneer iemand niet meer zelf zijn doodswens kan aangeven, volgens haar strikte interpretatie van de wet deze wens niet mag worden gehonoreerd.
Hoewel de artsenvakbond en veel zorgfunctionarissen het anders voorstellen, gaat het in de praktijk meestal niet om onwetende en door angst gedreven mensen die er willen uitstappen voor ze in het domein van de dementie zijn beland. In mijn onderzoek naar weigerartsen kom ik juist veel mensen tegen die als zorgmedewerker, mantelzorger of familielid jarenlang van nabij met het dementeringsproces zijn geconfronteerd. Dat zij dit proces niet zelf mee willen maken wordt niet zozeer ingegeven door de sneue omstandigheden waarin dementerenden zijn gehuisvest, maar veel meer door het feit dat zij hun persoonlijkheid verliezen, in een omgeving van totale afhankelijkheid. Men hoeft het niet eens te zijn met dit verlangen, maar men zou het wel kunnen respecteren.
AUGUST HANS DEN BOEF