Koning Phumibol

Jos Campman schreef vorige week (in De Groene van 20 oktober) over de rouw in Thailand na de dood van koning Phumibol. Deze zou massaal zijn, echt en oprecht, ook onder goed opgeleide jongeren met buitenlandse connecties. De reacties zouden begrijpelijk zijn, omdat de overledene decennialang de Thaise ontwikkeling naar een opener maatschappij had gevolgd.

Massaal werd in het openbaar inderdaad rouw getoond, dat is niet te ontkennen. Maar de verslaggever ging in zijn interpretatie veel te ver. Hoe echt en oprecht deze uitingen waren, is in haar algemeenheid onkenbaar. Hij had ook een verband kunnen leggen met de decennialange royalistisch-nationalistische indoctrinatie van Thai in onderwijs en media, waarbij elke vorm van kritiek op de monarchie bedreigd wordt met de barbaarse lokale wetten op majesteitsschennis. Het ge- en misbruik ervan zijn in de internationale pers de laatste jaren uitgebreid belicht.

De overleden Thaise koning heeft de ontwikkeling naar grotere vrijheid en democratie nauwelijks bevorderd. Hij was, sinds dictator Sarit in de jaren vijftig, voor alles een handzaam instrument van de strijdkrachten. Hij heeft vanuit zijn positie van staatshoofd een tiental staatsgrepen gelegaliseerd, waaronder die tegen de laatste democratisch gekozen regering Shinawatra.

Koen Erkerman

Biografie Hitler

In de lezenswaardige recensie van Chris van der Heijden over Peter Longerichs biografie over Hitler mis ik in de opsomming van belangrijke biografieën die van Volker Ullrich, waarvan deel 1 in 2013 in Duitsland met de titel Die Jahre des Aufstiegs 1889-1939 is verschenen. Deel 2 moet nog verschijnen.

Ullrich zelf claimt trouwens geen biografie te hebben willen schrijven. Hij stelt slechts de persoonlijkheid van Hitler die in ‘Kershaw’s Darstellung bemerkenswert blass bleiben musste’ weer centraal, zonder daarbij de maatschappelijke omstandigheden uit het oog te verliezen die zijn ‘kometenhafte Karriere’ mogelijk maakten.

Het is een invalshoek die verrassend blijkt te werken en afrekent met een aantal van de gemakkelijke clichés over Hitler, iets wat, als ik de recensie lees, het besproken boek niet lijkt te doen.

Hidde van der , Zwolle

Conservatieve kliek

In het interview met Brendan O’Neill (in De Groene van 13 oktober) verwijt de geïnterviewde ‘links’ een conservatieve kliek geworden te zijn. Voor sommige voorbeelden die hij hierbij aanvoert, zoals de verontwaardigde ‘linkse’ reactie op de Brexit-stemmers of de onkritische houding tegenover de legitimatie van de macht van de gevestigde politieke orde in de casus over het homohuwelijk, valt inderdaad best wat te zeggen – hand in eigen boezem dus.

Toch is er iets in zijn argumentatie dat niet helemaal deugt (hoewel O’Neill dit wellicht zal willen betitelen als linkse wrevel). Hij beticht ‘links’ er immers van conservatief geworden te zijn, maar zelf bepleit hij een terugkeer naar progressief-zoals-het-toen-bedoeld-was – onder veelvuldige verwijzing naar denkers uit de late negentiende, vroege twintigste eeuw. Hij geeft aan vooruitstrevend te willen zijn – maar zet met één geste hedendaagse opvattingen over economische groei en milieubewustzijn bij het vuilnis. O’Neills truc is een mooi voorbeeld van de waarde van woorden, en niet hun (al dan niet ogenschijnlijke) betekenis: in tegenstelling tot ‘dat wat vooruitgang beoogt’, gebruikt hij ‘progressief’ als aanduiding voor ‘dat wat ik denk’ (en, per implicatie, ‘dat wat juist is’). En tegen alles wat daarmee niet overeenstemt: ‘U bent niet echt links!’

Hiermee probeert hij geen discussie aan te zwengelen, integendeel: zijn retoriek lijkt vooral bedoeld om tegenstand die al te dicht in de buurt zit – mensen die wel degelijk weten wat het ‘werkelijk’ is om ‘links’ te zijn – te bagatelliseren, zijn legitimiteit te ontnemen, monddood te maken.Categoriseer (liefst in binaire opposities) en deel je tegenstanders in bij de ketters: het lijkt een heel 21ste-eeuwse zet, maar niets is natuurlijk minder waar. Marx komt een aantal keren te voorschijn in het interview, zijn erfgoed blijft (behoudens één zin) buiten beeld. Maar in de Sovjet-Unie en maoïstisch China behoorde het afdoen van andersdenkenden als conservatief uiteraard ook tot de orde van de dag. Niet om wat ze dachten of zeiden, maar gewoon: omdat ze de mening van de Grote Leiders niet deelden. Welnu – laat mij in de ogen van Opperste Roerganger O’Neill dan maar liever reactionair zijn.

A.J.N. Van der Slam, Vlaardingen