Schuiven met verwarde mensen
Naar aanleiding van het artikel ‘Niet gek genoeg’ (De Groene, 15 oktober) een korte persoonlijke ervaring. In 1979 werd ik de eerste socioloog verbonden aan een politiekorps (in Leeuwarden). De reden voor deze functie was onder meer het te grote succes van de wijkagent. En zijn onvermogen de (eerstelijns) problematiek waarbij ‘rechtsordehandhaving’ én ‘hulpverlening’ tegelijk voorkwamen en tegelijk aangepakt dienden te worden om tot resultaat te kunnen komen.
Politiemensen zijn geen bevoegde hulpverleners. En hulpverleners geen bevoegde politiemensen. En dus moddert het probleem maar voort. We kregen inmiddels ‘bemoeizorg’. En per 1 januari 2020 hebben we nu de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd). Maar dat is eigenlijk een tweedelijns wet met een hoog bureaucratisch gehalte. Het probleem is zo nog steeds niet opgelost.
Ik heb de vorige nationale korpschef daarom geadviseerd ggz-verpleegkundigen met tbs-ervaring in dienst te nemen. En enkele cellen als korte-tijd opvangcellen in te richten. En laat politiemensen rollenspellen doen aan de hand van concrete situaties. Dat helpt beter dan theorie in de opleiding. Je lost het zo niet op. Maar je maakt het probleem zo wel voor iedereen beter hanteerbaar. Met name voor de mensen die het betreft.
HANS VAN DER SCHAAF
Stemmen op Trump
Casper Thomas schreef (De Groene, 30 september) een helder en goed artikel over de lessen die de Democraten geleerd hebben. Er is echter sprake van een grote blinde vlek: vijftig procent van de kiezers is vrouw.
Wij bezochten in september 2018 voor het eerst New York. Om ons heen ontluistering en verwaarlozing in straten, op trottoirs, in de metro, het riool. Op Manhattan bij Trump Tower rook het naar stront. Het riool is niet berekend op de megalomane gebouwen die er staan. Daarnaast overal zwervers en verwarde mensen. Er is zichtbaar te weinig zorg voor psychiatrische patiënten en verslaafden.
Voor ons huis was een bankje waar mannen hun sigaret kwamen roken in het donker. Een vast gezelschap. Op de dag van vertrek, toen ik het vuilnis wegbracht, sprak een zwarte man met wie we veertien dagen korte gesprekjes hadden mij aan. Of ik iets van politiek wist? Ja. Of ik kon raden op wie hij had gestemd? Nee. Ik vroeg hem op wie. Triomfantelijk antwoordde hij: op Trump. Verbaasd vroeg ik hem waarom. Omdat ik het verdom om op een vrouw te stemmen, antwoordde hij. Waarom dan? ‘We kunnen nauwelijks met jullie samenleven!’ was zijn antwoord. Dus de helft van de kiezers is vrouw, maar de andere helft voor een deel, verdraagt gelijkwaardigheid niet aan het einde van het patriarchaat.
VERONIQUE VAN EGMOND-HOETMER