Yaa Gyasi
In De Groene van 28 oktober bespreekt Philip Huff Verheven koninkrijk van Yaa Gyasi én mijn vertaling. Lof voor de manier waarop: hij citeert origineel en vertaling en stelt alternatieven voor die hij beter, minder stijf vindt. Zo kan iedereen zelf oordelen. Althans op zinsniveau; context, stijl en toon zijn lastiger.
Als ‘stijf’ voorbeeld noemt hij de volgende zin: ‘But my mother, in her bed, infinitely still, was wild inside.’ In vertaling: ‘Maar mijn moeder, oneindig roerloos, in haar bed, raasde vanbinnen.’ Bij ‘oneindig roerloos’ en ‘raasde vanbinnen’ stelt Huff doodstil en wild vanbinnen voor – want welke dertiger zou zeggen dat haar moeder ‘oneindig roerloos’ in bed ligt? Als vertaler heb ik echter te maken met de reflexieve hoofdpersoon die door mijn auteur wordt opgevoerd: een meisje dat opgroeit met het woord van God, dood en beklemmende stilte, dat veel nadenkt en schrijft over de grote vragen des levens en daarbij houvast zoekt in precisie, dat haar moeder ten prooi ziet vallen aan depressies en zich wanhopig afvraagt wanneer en of het ooit zal ophouden. Het beeld van oneindigheid wordt hier niet voor niets gebruikt. Toegegeven, ‘doodstil’ leest vlotter, maar doet de brontekst onvoldoende recht.
Wildvanbinnen wilde ik niet gebruiken omdat het Nederlandse wild vanbinnen net een ander beeld oproept – sensueler, losbandiger, agressiever – dan het Engelse wild inside, dat sterker de connotatie heeft van ‘buiten zinnen’, ‘gek’. Gek van verdriet – precies waar het hier om gaat. Vandaar ‘raasde’ – dat roept meer de beoogde associaties op en de klankherhaling houdt de tegenstelling binnenwereld-buitenwereld bijeen.
Huffs kritiek richt zich ook op de bijzin ‘a practiced stillness fills the air’, in mijn vertaling: ‘er hangt een geoefende stilte in de lucht’. Huff struikelt over de ‘lelijke er-constructie’ en oppert: ‘terwijl een geoefende stilte de lucht vult’. Dit klinkt mij in de oren als vertaald Engels. Een van de structurele verschillen tussen Engels en Nederlands is het gebruik van personificaties. In het Nederlands zal een stilte niet snel de lucht vullen, maar in het Engels is het een gangbare formulering. Neem je die één op één over, dan klinkt Nederlands al snel als vertaald Engels.
Dat raakt aan een bredere kwestie: de toenemende verengelsing van het Nederlands. Mij bekroop het gevoel dat mijn vertaling er deels op werd afgerekend geen (half) Engels te zijn. Ik weet het, taal leeft, is voortdurend aan verandering onderhevig. Maar wat betekent dat voor de rijkdom van het Nederlands?
NICOLETTE HOEKMEIJER
David Attenborough
Met enige verbazing las ik het portret van Sir David Attenborough (De Groene, 21 oktober). Hierin wordt hij neergezet als een geprivilegieerde Brit die gedurende zijn lange carrière een ideaalbeeld van de natuur (het ‘eigen woud’) heeft opgebouwd en pas onlangs, op zijn 94ste, eindelijk oog heeft gekregen voor de vernietigende invloed van de mens op die natuur. Dat hij zijn hoop heeft gevestigd op onder meer de krimp van de wereldbevolking wordt slechts terloops genoemd.
Daarmee wordt volledig voorbijgegaan aan de opvatting die Attenborough al jaren uitdraagt. Namelijk dat de enorme groei van de wereldbevolking in de afgelopen decennia, in combinatie met een steeds grotere ecologische voetafdruk van een deel van die bevolking, boven alles de oorzaak is van de verwoesting van de aarde. Hij draagt dat standpunt uit in interviews, in meerdere van zijn films en bovendien als beschermheer van Population Matters, de Britse organisatie die de aandacht richt op de desastreuze gevolgen van bevolkingsgroei voor milieu en klimaat.
Daarmee gaat hij in tegen de opvattingen van de in het stuk geciteerde invloedrijke eco-journalist George Monbiot, die activisten als Attenborough, Jane Goodall, Chris Packham en Paul Erhlich steevast wegzet als welgestelde malthusiaanse doemdenkers die de ondergang van de aarde ten onrechte wijten aan de voortplantingsdrift van de armen. In zijn optiek zijn milieu- en klimaatproblemen enkel het gevolg van de overconsumptie van het Westen. Díe discussie verwacht ik niet tot in details terug te lezen in een portret van Attenborough. Maar zijn aandeel in het debat over de rol van overbevolking in de milieu- en klimaatcrisis onbenoemd laten en hem afschilderen als een bijna naïeve dromer die zijn hele leven lang in een elitaire bubbel van ongerepte natuur heeft geleefd en nu pas wakker wordt, doet geen recht aan een groots en betrokken filmer als Sir David Attenborough.
WANDA NIKKELS