Franco

De Republiek van Weimar wordt wel een ‘republiek zonder republikeinen’ genoemd. Toen ik het intrigerende artikel van Sebastiaan Faber over de erfenis van Franco las (De Groene, 7 november), was de eerste gedachte die bij me opkwam dat het tegenwoordige Spanje nog het beste kan worden omschreven als een ‘democratie zonder democraten’. In 1918 vertrok de keizer en veranderde Duitsland in een democratie, zonder dat echter de oude machtsstructuren verdwenen. Integendeel zelfs. Die bleven volledig intact. Het land onderging slechts een cosmetische verandering. Eenzelfde situatie lijkt zich in Spanje voor te doen, waar na de dood van Franco in 1975 vrijwel exact hetzelfde gebeurde. Het land werd een democratie, maar de oude machthebbers bleven gewoon zitten.

We weten hoe het de Republiek van Weimar is vergaan. In 1933 ging ze ten onder aan de gevolgen van de economische crisis die de behoefte aan een sterke man groter maakte dan ooit, en die kwam er. Het is niet te hopen dat het in Spanje ook die kant uitgaat, maar gerust ben ik daar niet op. Spanje heeft namelijk alles in zich om binnen de kortst mogelijke keren uit te groeien tot een dictatoriaal bestuurd land. In tegenstelling tot de andere westerse landen ontbeert het een democratische traditie en gold het tot ver in de twintigste eeuw als een in vrijwel alle opzichten achtergebleven land, waar kerk, kazerne en kapitaal heer en meester waren. De Verlichting en de negentiende-eeuwse democratische revoluties zijn volledig aan het land voorbijgegaan. De nalatenschap van een nooit verwerkte bloedige burgeroorlog verdeelt Spanje nog steeds tot op het bot. Separatistische bewegingen zijn en blijven sterk. De politieke consensus is ver te zoeken, zoals blijkt uit de uitslag van de laatste verkiezingen. Dit alles doet het ergste voor de toekomst vrezen.

ALBERT KORT, ’s-Heer Hendrikskinderen