Het religieuze motief
Hans Achterhuis (De Groene van 19 november) vindt dat we het religieuze motief achter gewelddadigheid serieus moeten nemen. Hij is het gelukkig eens met Jan Assmann die zegt dat ‘ook expliciet atheïstische ideologieën als het communisme en het nationaal-socialisme [die] uitgaan van het absolute monotheïstische waarheidsbegrip’ tot geweld kunnen aanzetten. Afgezien van het vreemde gebruik van ‘monotheïstisch’ in deze zin lijkt mij dit een belangrijke constatering. De kans op gewelddadigheid is verbonden met een absoluut waarheidsbegrip, religieus of anderszins gemotiveerd. ‘Er bestaat één enkele waarheid, in naam waarvan men het meest extreme geweld tegen andersdenkenden mag, ja moet uitoefenen.’
Wat ik in dit betoog dan wel mis is een antwoord op de vraag hoe het komt dat door de eeuwen heen de meerderheid van gelovigen in een absolute waarheid toch in vrede met andersdenkenden heeft kunnen leven. Het was en is nog steeds een kleine, niet zelden elitaire groep van aanhangers van een of andere absolute waarheid die naar de wapens grijpt. Zijn zij soms als enige verblind door haatpredikers, terwijl de meerderheid van de gelovigen verstandig is? Of spelen hier toch ook nog andere motieven en factoren een rol?
JOS VAN DIJK, Utrecht
Prijsvechter
‘Iedere keer lukt het de luchtvaartlobby weer om belasting op kerosine tegen te houden’, citeert u (De Groene van 12 november). Ik vrees dat het eerder laffe politici zijn die uit angst om hun massatoeristende kiezers te verliezen, geen accijns of btw heffen op kerosine, zoals wel in ruime mate gebeurt op benzine. Zolang deze lacune blijft bestaan zal ik marginale maatregelen die zogenaamd het milieu dienen, zoals het scheiden van afval of snelheidsbeperkingen op ruime snelwegen, niet serieus nemen. Of misschien is het wel de milieulobby die ons voor de gek houdt en ons wijs wil maken dat de mens megalomaan de aarde kan beïnvloeden.
ROBERT ISRAEL, Kortenhoef
Meer dan ‘iets’
Met de briefwisseling van Yvonne Zonderop en Stephan Sanders (De Groene van 12 november) gaat de terugkeer van de religie een nieuwe fase in. De twee auteurs gaan verder dan vast te stellen dat er iets moet zijn waar wij geen greep op krijgen. Nee, zij zijn het zelf die zeggen te geloven of op z’n minst ernaar te verlangen te geloven. En zij doen in dat verband uitspraken die meer zeggen dan ‘iets’.
Zonderop heeft het over ‘het idee van een hogere macht, die een bedoeling heeft’, ‘een immense, autonome kracht buiten jezelf’ en over hoop zonder optimisme, hoop zonder rede – of het zou moeten zijn dat die hogere macht hoop wekt. Sanders heeft het over het gevoel ‘dat er iemand is die je hoort’, nota bene: ‘Geen iets maar een iemand.’ Dat is ‘zeer kort zijn geloofsbelijdenis’. Hoe komen zij daarop? Omdat er ‘iets’ is dat zich ertegen verzet dat alles voor niets zou zijn? Dat zou wijzen in de richting van een natuurlijke aanleg voor religie, een aangeboren neiging om een God te verzinnen die aan die religieuze behoefte tegemoetkomt.
Maar dan valt het woord ‘verhaal’. Voor Zonderop mag God dan ‘een stap te ver zijn’, ‘maar de verhalen leven’. Die verhalen, daarmee is toch wel niets anders bedoeld dan de bijbel, die verzameling boeken die het niet hebben over een god in het algemeen, niet over wat er allemaal onder geloof verstaan wordt, maar over de God die de schreeuw van de onderdrukten hoort en ze bevrijdt en die van de mensen niets anders verlangt dan te geloven dat de geschiedenis in het teken staat van die bevrijding – en daarnaar te handelen.
Wat mij betreft, ik weet niet of ik een natuurlijke aanleg voor religie heb, maar ik weet wel dat die verhalen mij op de been houden. In die verhalen en nergens anders kom ik God tegen. In die verhalen hoor ik ook mensen die lijden onder zijn afwezigheid, twijfelen of hij er wel is. Ook dat houdt mij op de been, want mijn twijfel wordt daar serieus genomen. Dat geloof en twijfel elkaar uitsluiten is een misverstand.
Of die verhalen het verhaal kunnen bieden dat het Westen mist (Boutellier in dezelfde Groene)? Zonderop heeft het over studenten die hun geloof kenmerken als een ‘tegenverhaal’. Dat ‘tegen’ moet dik worden onderstreept. De bijbel kan niet dienen als het religieuze doekje voor het bloeden van een zielloze cultuur, ‘haar morele sanctie, haar plechtige aanvulling, haar universele basis voor troost en rechtvaardiging’ (Marx). Het is niet zomaar voor iedereen geschreven, maar in de eerste plaats voor hen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid.
DICK BOER, theoloog
U kunt uw ingezonden brief van maximaal 400 woorden sturen naar groene@groene.nl