Biograaf als verrader
In zijn bespreking van het door Robbert Ammerlaan geschreven Mulisch-boek Zijn eigen land (in De Groene van 17 november) schrijft Christiaan Weijts dat het niet voor niets is dat de biografen van Hermans en Reve zich zoveel problemen en vetes op de hals hebben gehaald: ‘Heeft een objectief biograaf niet onvermijdelijk iets van een verrader?’ Naar mijn mening gooit Weijts hier zaken op één hoop die daar niet thuis horen.
De enige vete die Reve-biograaf Nop Maas moest ervaren was de tegenwerking rond de publicatie van het derde deel van Kroniek van een schuldig leven door Joop Schafthuizen, levenspartner van Reve gedurende de periode die in dat derde deel wordt beschreven.
De controverses die zijn gerezen rond de tweedelige biografie over Hermans door Willem Otterspeer hadden niet te maken met door hem gevonden minder flatteus materiaal, maar alles met de kwaliteit van zijn biografie. In verschillende artikelen is gewezen op de fouten die deze biografie ontsieren: talloze passages zijn onjuist, onvolledig, onevenwichtig, onbewezen, onzorgvuldig, onbegrijpelijk, onbescheiden en onnodig.
Een goede biograaf heeft, anders dan Weijts stelt, helemaal niet te kampen met een dilemma tussen de mythe in stand houden versus die doorprikken, hij heeft de taak om zonder terughoudendheid leven en werk te beschrijven en in de context van tijd en plaats te duiden. Hopelijk zal Ammerlaan deze taak in zijn komende biografie van Mulisch naar behoren vervullen.
Hans Koenen, Amsterdam
Klokje thuis
Volgens Gabriël van den Brink (De Groene van 24 november) zouden we ons bij integratieprocessen minder moeten laten leiden door identiteit dan door de common sense die hij vond in samenwerkingsvormen. Daarbinnen kunnen overeenstemmingen in waarden, deugden en idealen tot hun recht komen. En, gemeenschapsvorming op basis van identiteit ‘kan op een vorm van populisme uitlopen’. Hoe waar ook en hoe overduidelijk herkenbaar in de media, dat is toch te kort door de bocht. Graag wil ik een lans breken voor een positievere waardering voor identiteit aan de hand van het woord ‘thuis’. Behalve als plek om te wonen en als uitvalsbasis voor ons werk – zoals in de moderne, instrumentele common sense vaak het geval is – kan het woord daarnaast verwijzen naar weelderige waaiers aan betekenissen. Voor modern-westerse begrippen is het geen schande om zich ‘overal en nergens’ thuis te voelen. Bij gezegdes als ‘oost west, thuis best’ of ‘zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens’ walmt de spruitjeslucht je al van verre tegemoet. Toch zouden we, laten we zeggen premoderne begripsvorming meer ruimte moeten gunnen. Net als bij andere begrippen – zoals volkseigen, familie of gewoonte – kunnen thuis-betekenissen bruggen slaan tussen bevolkingsgroepen. Maar dat vereist een dynamischer begripsvorming dan gebruikelijk.
Volgens de onvolprezen ontwikkelingspsycholoog Heinz Werner volgen mentale ontwikkelingen een vast patroon van organische versmoltenheid (syncretisme) naar rationele onderscheidenheid (differentiatie). Daarbij staat als stelregel centraal dat ‘one has to regress in order to progress’. Een begripsontwikkeling moet – net als andere ontwikkelingsprocessen – terug kunnen koppelen naar eerdere fases om aan de dynamiek van het proces recht te doen. Met andere woorden, wie de terugweg naar eerdere stadia blokkeert, zoals in dit geval door ontwaarding van genoemde ‘waaiers aan betekenissen’, die werpt een blokkade op tegen de vooruitgang. Interacties raken verstoord, ontwikkeling raakt in een kramp, het gesprek is dood. Men reageert niet meer, men reaguurt. Devaluatie van complexe begrippen als thuis en identiteit verwijdert volgens deze gedachtegang geen scheidslijnen in de samenleving maar werpt die juist op. Zodra het voor common sense doorgaat dat identiteit an sich een gevaar is, gaat zij kuren vertonen die eerder symptomen zijn dan oorzaken. Wat de moderniteit als spruitjeslucht ervaart zou zij liever moeten leren hoog te achten dan te blijven protesteren tegen uitwassen die zij zelf veroorzaakt.
Guido Everts, Amstelveen