Een nieuwe George Orwell

Als De Groene op mijn deurmat valt, sla ik altijd als eerste de column van Henk Hofland op. Een erudieter en kritischer blik op het wereldnieuws is namelijk niet te vinden. Ook de afgelopen week (19 november) gidste hij ons weer op heldere wijze door het complexe doolhof van Syrië, IS, vluchtelingen en terreur. Daarom ben ik blij eens wat terug te kunnen doen. ‘We hebben behoefte aan een nieuwe George Orwell die het vervolg op zijn 1984 kan schrijven’, was de verzuchting waarmee hij zijn column eindigde.

Welnu, net teruggekeerd uit Parijs, waar rouw en protest op de Place de la République indrukwekkend waren, heb ik in mijn reistas het kersverse boek 2084: La fin du monde van de Algerijnse schrijver Boualem Sansal. De in 1949 geboren schrijver schetst het land Abistan, waar het maatschappelijk leven onderworpen is aan de ene God en zijn profeet Abi. Officieel is iedereen er gelukkig. Behalve die ene hoofdpersoon Ati, die op zoek gaat naar een ander soort bestaan. De parallel met Orwell is niet toevallig, Boualem Sansal verwijst in zijn voorwoord nadrukkelijk naar 1984. Dat voorwoord eindigt hij met de zin: ‘Slaap zacht, lieve mensen, alles is volstrekt denkbeeldig en de rest is ook onder controle.’ Gauw naar de boekwinkel, Henk Hofland!

FRANS VAN DER LOO, Leiden

Geloofsbeleving

‘De secularisering (…) vormt een conditie waaronder ieder zijn eigen god kan kiezen’, aldus Hans Boutellier (De Groene van 12 november). Dat geldt dan in elk geval voor Yvonne Zonderop en Stephan Sanders in hetzelfde nummer, alleen is ‘kiezen’ hier niet het juiste woord: zij verzinnen hun god (een god die je zelf kunt kiezen/verzinnen verdient geen hoofdletter). Geloven is voor Zonderop ‘het gevoel dat je in je streven [naar het goede] steun en inspiratie ontleent aan een immense autonome kracht buiten jezelf’. Zulk geloven lijkt een soort wishful thinking waarover men de controle verloren heeft. Sanders heeft voor zijn innerlijke monoloog een toehoorder nodig en voelt zich ‘gekend en begrepen door een bovenmenselijke kracht, die meer is dan de som van alle mensen maar daarvan ook het extract’.

Zonderop twijfelt of ze in god gelooft, maar acht zichzelf in elk geval christelijk. Ik gun eenieder zijn of haar religieuze overtuiging, maar christelijk is de modus waarin ik zelf ben grootgebracht: de christen gelooft in ‘God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde (…) t/m (…) de wederopstanding des vlezes en het eeuwig leven’ en twijfel daaraan komt van de duivel. Sanders gaat nog iets verder dan Zonderop en gooit en passant het gezond verstand overboord: ‘De mensen die God bedachten werden (…) zelf ook weer uitgevonden door die God. Verzinsels kunnen waar worden.’ En dat dan kennelijk met naar het verleden terugwerkende kracht.

En daar draait het dus op uit, een apart soort verstandelijke acrobatiek: in iets geloven waarvan je weet dat je het zelf verzonnen hebt, verzinsels kunnen waar worden. Het creationisme? Een waar geworden verzinsel. De evolutietheorie? Als verzinsels waar kunnen worden is alles waar en niets waar, is elk verzinsel in beginsel net zo geldig als elk ander. En de meeste stemmen geven dan de doorslag. En ook het antisemitisme wordt dan waar, mits er voldoende gelovigen voor zijn. En wee dan de joden.

KLAAS MAAS, Voorschoten

Post Mortem

Koen Kleijn recenseerde de tentoonstelling Post Mortem: Foto’s vol liefde en verdriet in Museum Tot Zover (De Groene van 19 november). Graag plaats ik hier een kanttekening bij. De recensent suggereert dat er weinig begeleidende informatie is en dat de tentoonstelling alleen de pretentie heeft om beeld te tonen, en dus ‘helaas geen andere waarde’ heeft. Daarmee ben ik het oneens. In de zaal met de historische foto’s zijn immers vijf groot gedrukte teksten te lezen en dat is bepaald veel. De teksten gaan in op techniek, functie en gebruik van post-mortemfoto’s in de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Bovendien is er nog de gratis audiotour te noemen, met aandachtige teksten van fotodetective Hans Aarsman en de experts Frits Gierstberg (Nederlands Fotomuseum) en Hripsimé Visser (Stedelijk Museum).

Naast de historische foto’s uit de verzameling van Paul Frecker worden ook recente post-mortemfoto’s getoond, compleet met interviews. De opmerkingen van nabestaanden over het gebruik en de rituele functie van deze foto’s van hun overleden dierbaren werpen een treffend licht op de moderne én de oude foto’s.

Het thema van de tentoonstelling is dat post-mortemfoto’s, alhoewel veel mensen ze liever niet zien, gemaakt zijn uit liefde en verdriet – toen en nu. Dit wordt ondersteund door gelaagde informatie. In mijn optiek heeft dit beslist meer waarde dan alleen het beeld.

GUUS SLUITER, directeur Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover