Sluisbuurt

De laatste jaren is er een run van hoogopgeleiden en vaak ook kapitaalkrachtigen op woningen in Amsterdam. De prijzen stijgen er explosief. Voor de financieel zwakkeren is er binnen de ring nu, en zeker straks, geen plek. Zij moeten uitwijken naar Lelystad of vergelijkbare oorden. Amsterdam heeft van de grotere steden zoals Parijs de laagste woningdichtheid door de relatief lage bouw van vanouds maximaal vier verdiepingen en het vele water zoals het IJ. Het lijkt mij daarom logisch dat de stad op plekken buiten het gezichtsveld van de monumentale binnenstad eindelijk eens begint met hoogbouw om de nieuwkomers op te vangen en mogelijk ook de financieel zwakkeren onderdak te bieden. Het plan voor de Sluisbuurt waarover in De Groene van 25 januari wordt geschreven, lijkt me daarom een prima plan. Echter de geïnterviewden in het artikel hebben veel vage en emotionele bezwaren. Volgens mij komt dat doordat ze het beeld van het dorp van hun voorouders nog koesteren. Hoge wolkenluchten boven een dijkdorp in de polder – ik noem dat het Volendam-complex. Dan kun je niet ‘de lucht in’ omdat je die lucht open wilt houden voor wind en wolken.

ROLF VAN HULTEN, Esch

Postmodernisme en redelijkheid

In het interessante betoog van Adriaan van Veldhuizen en Jan Overwijk ‘Het postmodernisme als zondebok’ (in De Groene van 25 januari) ontbreekt Stephen Toulmins bijdrage aan dit debat. Fysicus en wetenschapshistoricus Toulmin attendeert op de cruciale rol van Descartes’ strikte rationaliteitsbegrip, onder meer uiteengezet in Discours de la méthode (1637). Daartegenover plaatst Toulmin in Cosmopolis: The Hidden Agenda of Modernity (1990) en Return to Reason (2001), beide ook vertaald in het Nederlands, Montaigne’s idee van redelijkheid uit diens Essays (1572). Het pure rationaliteitsdenken van Descartes zou echter zegevieren en dominant worden in wetenschap en moraal van de Moderne Tijd. Juist Toulmins pleidooi om de theoretische en de praktische kant van wetenschap en moraal weer in evenwicht te brengen vormt zijn belangrijke aandeel aan de postmodernisme-polemiek.

MAARTEN MENTZEl, Leiden