Van Mierlo

Met veel plezier las ik het essay van Hubert Smeets over Hans van Mierlo (in De Groene van 28 januari). Dat spoort aan tot lezen van zijn biografie. Smeets schrijft over de belofte van het kabinet-Den Uyl: ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’. Hij benadrukt dat de volgorde hierin kenmerkend is voor progressief links.

In de Handelingen van 28 mei 1973 die de regeringsverklaring van Den Uyl bevat, spreekt deze hierin eerst over: ‘spreiding van inkomen, bezit, macht, kennis en zeggenschap’. Verderop in de verklaring spreekt Den Uyl over de ‘spreiding van inkomen, macht en kennis’. Is ook deze volgorde volgens Smeets kenmerkend voor progressief links? Het kabinet-Den Uyl wordt door velen herinnerd als het meest progressieve kabinet van Nederland ooit. Of de volgorde in bovenstaande belofte daarvoor doorslaggevend is geweest, vraag ik me af.

IREEN DUBEL

Klimaatdebat

Voor mij was eind december 1988 de kersttoespraak van koningin Beatrix een enorme opsteker. Ze noemde de stijging van de temperatuur met bedreigende gevolgen, zoals de stijging van de zeespiegel, woestijnvorming en het uitsterven van dier- en plantensoorten. Dat is dus nog vóór de door Jeroen Trommelen ter tafel gebrachte Volkskrant-brochure uit 1989.

Haar toespraak was een steun in de rug omdat het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waar ik toen werkte, niet uitblonk door een positieve houding ten aanzien van natuur en milieu. Bij de directie Natuur werkten wij aan de voorbereiding van het Natuurbeleidsplan en ik herinner mij nog goed dat mij werd gevraagd welke maatregelen in verband met klimaatverandering ten behoeve van dier- en plantensoorten zouden moeten worden genomen. Dat is dus ruim dertig jaar geleden!

Door de houding van negeren, bagatelliseren en traineren – een houding die ook in het artikel over ‘Twintig jaar klimaatdebat’ (in De Groene van 4 februari) aan de orde wordt gesteld – is het probleem van klimaat, natuur en milieu alleen maar groter en urgenter geworden. Ja, er is een hele generatie voorbijgegaan en nog worden de zaken naar de toekomst doorgeschoven. Terecht luidt de titel van het artikel dan ook: ‘We hadden dit eerder serieuzer moeten nemen’.

JUST WALTER

Eric van ’t Zelfde

In het eerlijke verhaal van Eric van ’t Zelfde wordt beschreven hoe hij het Hugo de Groot in Rotterdam van ‘afvoerputje’ tot een voorbeeldschool met slagingscijfers van honderd procent maakte. Ik ben het met Eric eens dat de focus in het onderwijs meer gelegd zou moeten worden op wat kinderen wél kunnen in plaats van wat ze niet kunnen, dat Bildung en persoonlijke ontwikkeling minstens zo belangrijk zijn als kwalificatie en dat we het onderwijs meer moeten afstemmen op het kind, in plaats van andersom. Daarnaast moet er volgens mij tevens een verschuiving plaatsvinden van het ‘cognitieve leren’, dat de boventoon voert in het onderwijs, naar meer ruimte voor ervaringsgericht leren, waarbij de leerling ruimte krijgt om zelf te zoeken en te ontdekken.

Wat mij tegenstond in dit artikel over Van ’t Zelfde is dat hij geprezen wordt voor de ontwikkeling van zijn Superschool en dat hij hard zijn best deed (en doet) om kinderen uit de problemen te helpen. ‘Iedereen trekt de handen ervan af als het ingewikkeld wordt, maar wij gingen dan tot het gaatje’, zei hij. Maar hoe zit het dan met die 109 kinderen die het Hugo de Groot hebben moeten verlaten in zijn eerste jaar op de school? Met die kinderen erbij had de school ongetwijfeld geen slagingscijfers van honderd procent gehaald. Wat is dan belangrijker, de kinderen, of dat slagingspercentage? Begrijp me niet verkeerd: ik bewonder Van ’t Zelfde en zijn missie enorm. Maar onderwijs is niet veilig, voorspelbaar of risicovrij en dat gaat het ook nooit worden. ‘Voorbeeldscholen’ met perfecte scores kunnen volgens mij dus niet bestaan zonder haken en ogen, zonder dat de ‘probleemkinderen’ tactisch uit die scores worden gehouden door ze van school te verwijderen.

Maaike Stalman