Y.B. Mangunwijaya belicht de decadente misstanden van de heersende klasse © Gerry van Klinken

Voor de liefhebber van postkoloniale literatuur is de naam Y.B. Mangunwijaya synoniem aan zijn roman Burung-Burung Manyar (1981), naar het Nederlands vertaald door de uitmuntende verhalenschrijver F. van den Bosch in Het boek van de wevervogel (1987). De rode draad in dat boek is de onmogelijke liefde van een Knil-soldaat aan de Nederlands-Indische kant voor een Javaanse aanhangster van de Indonesische Republiek, waarin goed en kwaad aldoor worden bevraagd. Het verhaal speelt tussen 1934 en 1978 met verwijzingen naar de wajangvertellingen.

Uit 1991 stamt Mangunwijaya’s achtste en laatste roman, Durga Umaji, door Cara Ella Bouwman vertaald in Het mysterie van Mrs Indonesia en onlangs uitgebracht door een jonge ‘boetiek uitgeverij’: Meridiaan. In dit boek trekt de schrijver de worsteling van Indonesië vanaf de Japanse bezetting door tot aan de zelfstandige staat van vroeg in de jaren negentig, zelfs voorbij het overlijdensjaar van Mangunwijaya zelf, die ook architect was voor arme mensen, katholiek priester, hoogleraar en criticaster van de macht in zijn land. Hij versluierde zijn kritiek met een humanistisch mensbeeld achter een waaier van vertelkunst en wijsheid.

Het grootste verschil tussen Het boek van de wevervogel en Het mysterie van Mrs Indonesia ligt in verteltrant, toon en perspectief. In het eerste boek worden verschillende personen gevolgd, in Het mysterie van Mrs Indonesia één vrouw. Het type dat nu ‘sterke vrouw’ of ‘powervrouw’ genoemd zou worden, geheel anders dan die slome tweelingbroer van haar. Maar je kunt nog zo sterk zijn in het belang van nation-building en woman-building, er is altijd iemand machtiger dan jij. En anders is dat het leven wel, dat speelt met de mens.

De oorspronkelijke titel Durga Umaji verwijst naar een prozagedicht ontleend aan een hindoemythe waarin de beeldschone godin Umaji tijdens een vrijage met de god van het Hemelrijk Batara Guru ruzie begint te maken vanwege zijn manier van doen, hem vervloekt en vervolgens zelf terug wordt vervloekt en er een tweede, monsterlijke gedaante, genaamd Durga bij krijgt. De nieuwe dubbele identiteit van de godin, tegelijk mooi en monsterlijk, toonbeeld van deugd en icoon van vrouwelijk gevaar (of macht), beide op de een of andere manier aanwezig in een enkel maar gespleten wezen, krijgt steeds een andere naam in de vele omstandigheden waarin het leven haar plaatst. Noem het karma.

‘Ze heet Njonja Nusamusbida’: zo luidt de eerste zin van het boek na de voorzang van het wajangverhaal. Als bescheiden volksmeisje afkomstig uit het dal van de rivieren de Progo en de Elo, wie weet een symbolische verwijzing naar de Eufraat en de Tigris, wacht onze heldin een zeer bewogen leven dat de tumultueuze en snoeiharde geschiedenis van Indonesië van voor en na de revolutie weerspiegelt. Ook de onteigening van boerenlanderijen is een zeer belangrijk slotmotief in de roman (laat dat juist nu ook hier in Nederland thans een heel gevoelig onderwerp zijn). Feitelijke gebeurtenissen, historische figuren en specifieke politieke organisaties passeren de revue. Mrs Indonesia wordt deelgenoot van macht, corruptie en intriges. Ze heet ook weleens Iin Sulinda Pertiwi Nusamusbida en het is niet moeilijk om hierin de koloniale naam Insulinde te lezen, ooit nog door Multatuli (die en passant letterlijk wordt geciteerd) verzonnen. Ze noemt zichzelf verder Lin of Linda en later Nus of Bi, en neemt nog meer namen aan met die plastisch-chirurgische gedaanteveranderingen die ze ondergaat, niet uit ijdelheid zoals in de huidige tijd, maar uit overlevingsdrang.

We leren Mrs Indonesia kennen als vrijheidsstrijder, als kok voor onregelmatige paramilitaire eenheden, als soldaat in het legerdetachement van haar vader, als dienstmeisje van Sukarno, als ‘facelifted callgirl’ voor de elite, als spionne en double agent voor lieden van de economische wereldorde, als miljonair, als gevangen communist, als tweelingzus, als ‘superindo’, ‘ideaal indo’, ‘indo tot in de zeventiende macht’ en zo meer. Ze spreekt ‘Algemeen Beschaafd Nederlands van een echte “boter-en-kaaskwaliteit’’’ plus perfect Frans en Engels, ze raakt betrokken bij corruptie en duistere zakelijke transacties tijdens de vroege periode van de liberale democratie, ze woont eventjes samen met een ‘transseksueel zo lelijk als de nacht’, ze werkt voor de aan de communisten gelieerde organisaties Lekra en Gerwani in het tijdperk van de geleide democratie van 1959-1965, ze ondergaat een cruciale facelift in Singapore op 11 maart 1966, de datum van de machtsoverdracht van Soekarno naar Soeharto, en ze consolideert een multinationaal conglomeraat dat in staat is om in het New Order-tijdperk enorme prestigieuze ontwikkelingsprojecten uit te voeren in Indonesië.

Alsjeblieft!

Tijdens het lezen van het boek ga je steeds meer van de heldin houden, je hebt geen keus

Eenmaal in de gevangenis beland, leest ze elke dag zeventien bladzijden uit de koran, uit een uitgave van de katholieke bijbel en uit de Bhagavad Gita. Na vrijlating op bepaalde voorwaarden wordt ze uiterlijk weer zichzelf na een tweede ronde van plastische chirurgie met haar herstelde ‘inheemse’ gezicht ter gelegenheid van een viering van de Dag van Nationale Heropleving. En dan komt ze voor haar zoveelste en lastigste dilemma te staan. Net als ‘de natie’ moet ze haar toekomst kiezen: gaat ze terug de gevangenis in als ex-communist, of stemt ze in met de voortzetting van grootschalige ontwikkelingsplannen van de regering, zodat ze haar persoonlijke vrijheid veilig kan stellen maar helaas zo tegelijk haar slome tweelingbroer, van wie ze is vervreemd en naar wie ze terugverlangt, verdoemt tot slachtoffer van ontheemding door gedwongen transmigratie. Tot zover de ruwe verhaallijn.

Mangunwijaya belicht ideologisch-politieke zaken tot aan decadente misstanden van de heersende klasse. De roman is een literair hoogstandje, waaraan weinig internationale schrijvers kunnen tippen, en is toch opvallend compact voor de gecompliceerde geschiedenis van Indonesië gedurende vijf decennia. Mangunwijaya speelt met taal en dialect dat het een lust is en de vertaalster moet er een zware dobber aan hebben gehad om er zo’n mooi lopende tekst van te hebben gemaakt. De schrijver neemt als het ware de rol van de dalang ( poppenspeler van de wajang via het Javaanse schimmenspel) aan en is soms de hilarische verteller, dan weer kruipt hij diep in de huid van Mrs Indonesia (eenmaal als ‘Moedertje Indonesia’ in het boek genoemd), altijd blijft hij haar beschermengel. De verteller spreekt soms tegen haar of richt zich half tot de lezer en zweeft als een sussende halfgod boven alles wat hij beschrijft, maar ook weer niet zoals de alwetende verteller in de klassieke westerse literatuur. Het is alsof hij van een afstandje beziet wat hij vertelt, soms veranderend van toon, al is het maar om president Soeharto niet voor het hoofd te stoten en om niet zoals Pramoedya Ananta Toer naar een eiland verbannen te hoeven worden.

‘Niets aan te doen!’ Die zin komt een paar keer terug, een typische Indonesische uitdrukking die inhoudt dat een mens soms de dingen maar moet nemen zoals ze zijn of waren. Als nationaal verhaal is Het mysterie van Mrs Indonesia een kritiek op de vooruitgang van de Indonesische natie, van haar idealisme en zorg voor het gewone volk tijdens de revolutionaire periode tot het opportunisme en de corruptie van de jaren vijftig en zestig, en de pragmatische, door het Westen gedreven zakelijke boom van de late jaren tachtig. Knap is hoe Mangunwijaya van zijn heldin een personage maakt met wie je werkelijk meeleeft, al doet ze soms afschuwelijke dingen, zoals het onthoofden van een Gurkha-officier, een handeling die ze pleegt ‘als een soort vergelding voor de vele miljoenen identieke daden door de beulen van de Nefis (Nederlandse inlichtingendiensten). Later betreurt ze haar daad, omdat ze haar slachtoffer zo’n knappe man vond. Bovendien hadden die Gurkha’s helemaal niet zo’n zin om tegen de Indonesische revolutionairen te vechten, wat wel klopt want mijn eigen vader klaagde erover dat Gurkha’s wapens leverden aan de Indonesiërs in ruil voor het fysiek genot van de vrouwen van de ‘vijand’.

In Het mysterie van Mrs Indonesia zet de schrijver hoog in op de literaire vertelkunst. Het boek laat zich dan ook minder eenvoudig lezen dan Het boek van de wevervogel. Wil je het in zijn volle glorie begrijpen, dan heb je nodig een redelijke basiskennis van de Indonesische geschiedenis, de plaats van de Indo daarin, en moet je enigszins bekend zijn met de wajangvertellingen. Een bescheiden belezenheid van de postkoloniale literatuur is ook wel handig, plus gevoel voor satire. Mangunwijaya schept veel aanstekelijk plezier in het etaleren van en spelen met zijn kennis van wereldgeschiedenis, literatuur, culinaire specialiteiten, voetbal, tennis, kleding, de Chinese Triaden en Japanse Yakuza, de cia, machtige, onzichtbare spelers in de wereldpolitiek, cocaïnehandel op het hoogste niveau, Sigmund Freud, het bijbelse scheppingsverhaal, bankierspolitiek, woordgrapjes, verwijzingen naar koloniale Hollandse figuren, de betekenis van het getal 17 enzovoort, enzovoort.

En toch: de nieuwsgierige lezer met weinig tot geen kennis van het genoemde, maar met liefde voor taalkunst raakt vast wel in de ban van dit soort Aziatische literatuur van wereldniveau.

Tijdens het lezen van het boek ga je steeds meer van de heldin houden, je hebt geen keus, wat ze ook doet. Haar een powervrouw noemen zou ik niet doen, eerder een edel mens. De enige die haar kan troosten en leiden is een geheimzinnige microfoon die nu en dan opduikt in deze hogeschoolvertelkunst van een schrijver die zijn eruditie inzet voor zijn spotternijen die je soms doen gieren van de lach.

Een onhandige keuze van de uitgever is de lezer een QR-code te bieden voor de zeer noodzakelijke uitleg van vreemde woorden en begrippen. Surfen naar de website om in het menu te zoeken naar een slordig ingelaste webpagina kan ook, maar daar moet je zelf op komen. Welke boekenlezer wil nou steeds schakelen tussen papier en smartphone? Bovendien zijn inleiding en woordenlijst te karig. De lianen van zinnen in het oerwoud aan gebeurtenissen vereisen een vlot leestempo. Dat hanteer je niet zonder verklaringen onder aan de bladzijden. Ja, er zijn schrijvers, lezers en zelfs vertalers die een hekel hebben aan verklarende voetnoten of sterretjes. Maar wat wil je? De lezer een handje helpen of het moeras ingooien? Ik hoop op een herziene uitgave, waarin de laatste vier blanco (!) pagina’s worden opgevuld met een bijgewerkte begrippenlijst. Dit magistrale boek verdient het; Y.B. Mangunwijaya is een geweldenaar die al veel te lang in de schaduw van P.A. Toer staat.