De werkende vrouw die tegen masculiene muren en sociale muurtjes oploopt, is al tientallen jaren een geliefd thema in literatuur en media. Oeverloos is er geschreven over het geschipper met schemas en het dubbele schuldgevoel ten aanzien van de kinderen en de collegas. En niet te vergeten: ten aanzien van de eigen man die in het privé-leven tekortschiet.
Hij vergeet de melkbeker in de schooltas, ziet nooit eens de remsporen in de wc-pot en vraagt om aandacht als zij na haar lange werkdag met vermoeide benen op tafel zinloos wil zappen. Soms lijkt de seksestrijd te zijn vervallen in huishoudelijke banaliteiten en begint dit type vrouw, een heldin die van alles regelt en voor elkaar bokst (hoe doet ze dat toch allemaal?) zelf vermoeiend te worden. Een karikatuur die smeekt om een ferme reactie van de man.
De afgelopen weken heeft Nederland het geweten: werkende vaders schrijven van zich af. Een stroom boeken is verschenen waarin vanuit het perspectief van de man wordt beschreven wat het betekent om vader te zijn in het postfeministische tijdperk. Het meest expliciet in dit genre is de deze week verschenen roman (eigenlijk romannetje) Man van beroep van Hans Nijenhuis (40), in het dagelijkse leven chef redactie buitenland van NRC-Handelsblad, getrouwd met een juriste en vader van twee dochters.
Het relaas van het echtpaar en hun twee kinderen is een egodocument analoog aan de eerste feministische boeken waarin het persoonlijke politiek was. In dat licht moet dit boek vooral worden gezien. Het gaat over dagelijkse dingen het kind op de zwemles, een dineetje met vrienden dat pijnlijk wordt door een discussie over wie wat doet in het huishouden en de opvoeding waarvan de betekenis vooral wordt ontleend aan de bredere maatschappelijke context waarbinnen deze worden geplaatst, mede door de mediahype die er omheen wordt gecreëerd.
Zeker, het is een toegankelijk en vlot geschreven boekje en niet zonder (bittere) humor. Maar de auteur zal niet beledigd zijn als wordt geconstateerd dat zijn roman noch van hoogstaand literair noch van buiten gewoon filosofisch niveau is. Voor zijn geplaagde soortgenoten zal het geen eye-opener zijn. Het is een weerslag van herkenbare realiteit. Niet meer en niet minder. Wel ligt hierin een functie: herkenning betekent erkenning.
Nijenhuis heeft in zijn vele interviews aangegeven te verwachten dat het boek vooral door vrouwen zal worden gelezen omdat zij zich wellicht aangesproken voelen door de spiegel die hun wordt voorgehouden. Zij geven de goedwillende echtgenoot het gevoel uiteindelijk aan de zijlijn te staan en zijn debet aan de treurigmakende seksuele crisis waarin ouders op den duur terechtkomen. Baren en banen doen kennelijk iets desastreus met het vrouwelijk libido, althans ten aanzien van de vader van haar nakomelingen. Alsof de man na zijn genetische bijdrage aan de voortplanting seksueel niet meer nodig is.
De NRC-chef (Nijenhuis is dicht bij zijn eigen situatie gebleven) in het boek geeft zich over dit onderwerp wel heel eerlijk bloot. Hij kan zijn ogen niet afhouden van een jonge stagiaire en fantaseert bij de zoveelste kille afwijzing thuis over zinnelijke vervoeringen met haar (hoe dat afloopt mag de lezer ontdekken). Zijn vrouw, die het woord superbitch lijkt te hebben uitgevonden, wordt neergezet als die leuke meid waar hij ooit op viel, maar die nu zodra ze thuis is haar mantelpakje verruilt voor een uitgezakte joggingbroek en in bed hem de rug toekeert en soms, heel soms, alsof het gaat om een grote gunst, aan zijn lust toegeeft met de woorden «ach, nou ja, doe het dan maar».
De openheid waarmee dit allemaal wordt beschreven heeft iets irritants. Het lijkt wel alsof kinderen vooral niet leuk zijn en het huwelijk een gruwelijke valkuil is. En al die hooggespannen verwachtingen. De vader verzucht op een gegeven moment dat «hij en Sophie ooit hadden afgesproken dat de kinderen leuk zouden spelen met verantwoord blankhouten blokken», maar in plaats daarvan schreeuwen ze de boel bij elkaar.
Toch heeft dit boek onmiskenbaar bestaansrecht, gelet op de discussie die is losgebarsten. Jonge vrijgezellen of stellen zonder kinderen ergeren zich (totdat ze zelf kinderen hebben) groen en geel aan de dictatuur van de kinderen aan de borreltafel of aan hun mannelijke collegas die voortijdig een vergadering verlaten om een kind ergens op te halen. Vrouwen met kinderen reageren met hoongelach. Als mannen taken op zich nemen die voor vrouwen al eeuwenlang doodnormaal zijn, dan heten zij opeens machovaders, zorgvaders of nieuwe helden.
Allemaal waar, maar het is ook een beetje flauw. Mannen hebben net zo goed als vrouwen rolmodellen nodig. Nijenhuis is niet een ei in een lila tuinbroek dat thuis met een speen en een theedoek onder handbereik loopt te moederen. Een mappie, zoals het aandoenlijke product van de dolle minas in de jaren zestig heette. Ook is hij niet een voetbalvader die graag bij voorkeur in het openbaar leuke dingen met «de kleine» doet, maar de beslommeringen aan «moeder de vrouw» overlaat. Hij schippert net als de werkende vrouw met tijd en ambities. En mag hij dat alsjeblieft op zijn eigen manier doen? Hij behoort tot de generatie van de powerpappies.