Waarover Donald Judd zich nogal druk kon maken was hoe scherp hij de hoeken en kanten kon krijgen in zijn kunstwerken. Ooit heb ik een houtsnede bij hem gezien met een motief van brede, strakke horizontale lijnen, diepzwart op wit Japans papier. Het was een proefdruk die was afgekeurd: rejected stond erop geschreven. De reden daarvoor was dat er in de kantlijn van het zwart een kleine, bijna onzichtbare onregelmatigheid zat – zoiets als een stukje splinter dat toch ergens was blijven zitten in het zorgvuldig gesneden en geschaafde houten blok dat voor de druk gemaakt was. Toen hij begin jaren zestig met die strakke formuleringen begon, heeft eerst zijn vader nog die blokken gemaakt. Later waren het andere houtbewerkers. Bij het ontwerpen van zijn werken had Judd een precisie voor ogen die hij zelf niet kon realiseren – ook al omdat hij (die alles in zijn kop had) voor het maken niet het geduld had.

Maar specialisten kunnen ook niet alles. Een keer heb ik hem gevraagd of hij nooit overwogen had dingen in keramiek te maken omdat de helderheid van kleur in keramiek hem, bij het soort vormgeving in zijn werk, zou kunnen interesseren. Dat beaamde hij, maar hij had nooit een werkplaats kunnen vinden waar ze de vlijmscherpe kanten konden produceren die zijn rechthoekige werken nodig hadden. Keramiek wordt gemaakt van een pasta – de vormen die daaruit ontstaan zijn van nature zacht en soepel. Die obsessie met precisie is zeker geen pietluttigheid. In de formulering van Judds werken is scherpe kantigheid de essentie. Een beetje kantig (en verder niet zeuren) bestaat niet. Van Judd werd gezegd dat hij een moeilijk karakter had. Hij was dwars en koppig – maar dat moeten kunstenaars zijn. Dat is hun betekenis. Voor het meebuigen met omstandigheden, wat soms ook moet, hebben we politici.

Vrij uniek is dat Vermeer ons zo frontaal laat zien wat hij waarneemt

Naar aanleiding van Judd kom ik nu bij Het straatje van Vermeer. Ik ken uit de geschiedenis eigenlijk geen ander schilderij dat ook zo merkwaardig precies is – in waarneming en beheersing van uitvoeren. Natuurlijk: er is het precieuze handschrift van Jan van Eyck, ook zijn er de kerkinterieurs van Saenredam maar die zijn ook atmosferisch van opzet. Vrij uniek is in zijn kleine schilderij dat Vermeer ons zo frontaal laat zien wat hij waarneemt – en hij laat ons dat in stukken zien. Eerst volgen we, van links naar rechts, de vlakke gevels. Je moet ergens beginnen – waarom niet bij die partij wolken en wat blauwe lucht in de driehoekige ruimte voorbij het profiel van de gevels? Ja, daarom niet. De gevel links, die gedeeltelijk achter wingerd schuilgaat (alsof dat wolken zijn van blauwgroen) is van een laag huis met kleine vensters. Dan een donkere deur in een gebogen opening. Verder rechts een open poortje, rechthoekig nu, naar een binnenplaats toe. Van het hoge huis rechts wordt de gevel boven afgesloten met een rank, hoekig profiel. Van dat rechterhuis is maar iets meer dan de helft te zien: net voorbij de smalle, donkere deuropening houdt het op. We zien dus stukken van gevels en een doorkijk naar nog meer fragmenten. Maar over de volle breedte zien we onderin ook een hoekige beweging van staande en liggende passages hygiënische witkalk op de muur.

Ik denk dat we niet kunnen weten wat Vermeer bezielde toen hij dit schilderij in elkaar zette. Maar in de methode van het schilderen vermoed ik eenzelfde obsessie met precieze, kantige formulering als bij Donald Judd. Als Vermeer schilderde, wilde hij zo schilderen. Dat blijkt uit bijna al zijn werk: de intieme schoonheid. Waar in Delft dit straatje ook was, toen hij ernaar ging kijken zag hij een verleidelijk ensemble van hoekigheden en strakke kantlijnen en silhouetten – bijvoorbeeld in de rechtergevel die slank rechthoekige vensters en de melodie van luiken nu eens dicht, dan weer open. Als je dat mooi en beheerst kunt formuleren maakt het ook niet uit dat niet één van de huizen, noch voor noch achter, er volledig op staat. Desondanks is het schilderij ongelooflijk compleet – zoals een stilleven waar ook alleen maar aanzichten en stukken van vruchten op te zien zijn, om nog maar te zwijgen van de krullige verwarring van een boeket bloemen.

PS: De Amsterdams kunsthistoricus Frans Grijzenhout is erachter gekomen waar in Delft de plek was die Vermeer geschilderd heeft. Zijn knappe bevindingen zijn door het Rijksmuseum gepubliceerd: Het straatje van Vermeer: Gezicht op de Penspoort in Delft, 2015. We weten nu veel meer over het schilderij. Dat is goed maar de kunstenaar blijft een raadsel.


Beeld: (1) Donald Judd, Untitled, 1992. Houtsnede op Japans papier, 66,7 x 99,1 cm (COLLECTIE STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM); (2) Johannes Vermeer, Het straatje, ca. 1660-1665. Olieverf op doek, 54,3 x 44 cm (RIJKSMUSEUM AMSTERDAM)