Ik was een beetje van slag, ben het eigenlijk nog. Een van mijn lievelingsrubrieken in de krant blijkt geschreven onder pseudoniem. Je zou kunnen denken: wat maakt het uit, de tekst blijft hetzelfde. Maar toch.

Ik had een beeld bij de auteur, een onaangepaste vrouw met een doorleefde blik, het type dat toch al moeilijk te vinden is, en nu blijkt ze fictie. Stel je voor dat de column van Opheffer geschreven zou blijken te worden door een team, of door een echtpaar, vanuit hun tweede huis in Frankrijk.

Inderdaad.

Een vriend staat naast me in de boekhandel te bladeren in een fotoboek van Erwin Olaf. Hij vindt zijn werk prachtig, alleen iedere keer die enorme erecties, why? ‘Uiteindelijk komt moderne kunst er toch vaak op neer dat je wordt geconfronteerd met de persoonlijke hang-ups van de kunstenaar’, zegt hij.

Ik snap wel wat hij bedoelt, maar vraag me af of bijvoorbeeld Rembrandt dan ook niet zijn hang-ups had. Dat hij daarom schilderde zoals hij schilderde. Alleen komt dat nu betrekkelijk neutraal op ons over, als dat niet een gekke term is om in verband met kunst te gebruiken. De ‘mens’ Rembrandt is achter zijn schilderij verdwenen, inclusief erecties, terwijl sommige kunstenaars nogal nadrukkelijk naast of zelfs voor hun werk blijven staan.

In literatuur is dat niet anders. Sommige boeken hebben hun schrijver nodig, andere zijn beter af zonder. Hoe ouder een boek, hoe minder je last hebt van de schrijver. Of heeft de geschiedenis alle aanstellers eruit gezeefd, en is alle goeie literatuur uiteindelijk neutrale literatuur?

Zou ik nog van mijn eigen kop houden als ik niet wist dat die bij mij hoorde?

Zelf vraag ik me af of ik mijn eigen schrijven nog acceptabel zou vinden als ik niet wist dat ik het zelf had geschreven. Ik probeer wel eens iets terug te lezen met koude ogen, wat best lastig is. Toen mijn debuut niet zo lang uit was, honderd jaar geleden, en we met vrienden bij elkaar waren vroeg een van ons opeens of de anderen mijn boek ook goed zouden hebben gevonden als het niet door mij was geschreven. Ze keek erbij alsof ze iets heel wezenlijks aan de orde stelde, en misschien was dat ook wel zo, ik heb het immers al die jaren onthouden. Ik lachte zo’n beetje bête, maar was inwendig woedend. Wat bedoelde ze in godsnaam? Dat er maar één verzachtende omstandigheid aan mijn schrijven was, namelijk dat ik de auteur was?

Zou ik nog van mijn eigen kop houden als ik niet wist dat die bij mij hoorde? Ook een vraag die geregeld door m’n hoofd speelt, vooral als ik ’s ochtends het perron op loop en net de trein weg zie rijden. Er zit altijd wel een vrouw op een van de bankjes op het perron, te wachten op de volgende trein, een beetje in haar tas te rommelen, op haar telefoon te kijken, van haar koffie te drinken, precies zoals ik daar straks zal zitten. Tót het moment dat ik denk dat ik het wel eens zou kunnen zijn die daar zit, ziet ze er best normaal uit. Gewoon, wel oké zelfs. Leuke stippelrok, glanzend haar. Maar zo gauw ik denk dat ik het echt ben, wordt haar gezicht boklelijk, haar gestalte afstotelijk. In het diepst van mijn gedachten heb ik geen contouren.

In de Vanity Fair van deze maand zegt Arianna Huffington iedere dag te beginnen met een blik in de spiegel. Ze heeft daar een hele filosofie bij. Een spiegel geeft wat je erin stopt. Iedere ochtend zegt ze tegen zichzelf: I love you. De spiegel geeft antwoord, want de spiegel gaat twee kanten op aldus Huffington. En dus zegt hij het terug: I love you. Helaas werkt deze truc niet voor iedereen. Als ‘jij’ in de spiegel kijkt, zie je jezelf, en niet haar.

‘That is your tragedy’, zegt ze. Learn to live with it.’

Ik zie mijn vader in de spiegel kijken en zijn eigen gezicht bekloppen. ‘Ik krijg nu toch wel een ouwe kop’, zei hij. Maar toen was hij al een half jaar ziek.

Ik had altijd wel een zwak voor Arianna Huffington, omdat ze eigenlijk Grieks is. Deze weken staat ze in de boeken-top-tien met zo’n succesbijbel, Thrive, die ze geschreven heeft na een val waarbij ze lelijk gewond raakte. Oververmoeid. En dus propageert ze nu een pas op de plaats, gaap. Haal ’s avonds alles uit het stopcontact. Verwijder suiker uit je huis. Slaap iedere nacht een uur langer. Stop met klagen. Wie leest dat soort boeken?

In de Vanity Fair wordt haar pad naar succes tot zes stappen teruggebracht, om te beginnen dus die blik in de spiegel. Naarmate ik verder lees, begint het me te dagen. ‘Diary’ staat erboven. Het is fake, bedoeld om de spot met haar te drijven. Dat is denk ik wel een beetje mijn probleem, dat ik altijd denk dat alles echt is. Zo graag wil ik dat kennelijk. Terwijl het idee dat ik echt besta me nog steeds met schrik kan overvallen.