De meeste redacteuren van het enfant terrible onder de ‘literaire’ tijdschriften kunnen meer dan aardig schrijven - zie bijvoorbeeld De tol van de roem van Adriaan Jaeggi. Als journaliste werkte Overmars bij HP/De Tijd, de Volkskrant en Elle. Wat ze ook deed, nooit verdween haar PC-stijl.
Nu is dan haar literaire debuut verschenen: Vermoorde onschuld. De roman vertelt het verhaal van het meisje Eva, een stevig gestoord probleemgeval, een case waarop roedels socio-, psycho-, peda- en andere gogen zich jarenlang een ongeluk kunnen studeren. Eva is wat je noemt niet makkelijk. Ze is volop puber, en leeft daar omstandig naar. Samen met haar zus Nina is ze in handen gevallen van een kudde hulpverleners, die proberen te redden wat er nog te redden valt van de meisjeslevens. Nina is net zeventien geworden en staat onder toezicht van het Bureau Kamerbegeleiding, dat haar aan woonruimte helpt in een studentenhuis. Na het vertrek van haar zus moet Eva het met haar moeder zien uit te houden in één huis. Dat valt niet mee.
Eva’s moeder leeft op drank en vitaminepillen. ‘Mijn moeder ligt in bed en kijkt televisie. Ze draagt een kimono van roze satijn. Als ze haar armen beweegt, lijkt het alsof ze reusachtige roze vleugels heeft. Alsof ze zo kan wegzeilen, het raam uit, de wijde wereld in. Ze drinkt Martini Rosso. De halflege fles staat op het nachtkastje. Er staat ook een schaaltje kersebonbons, dat ze mij zwijgend aanbiedt. (…) Mijn moeder tuurt uitdrukkingsloos in haar glas, steekt er een pink in, likt die af. Daarna zucht ze getergd, alsof ze zojuist een zware krachtsinspanning heeft geleverd, en zegt: “Perry is spoorloos.”’
Perry is het zoveelste vriendje van moeder, ook al een probleemgeval. Sinds de scheiding van hun ouders hebben Nina en Eva in veel verschillende huizen gewoond, niet bepaald tot hun genoegen: ‘Ik haat verhuisdozen. Als ik de afgelopen jaren ergens mee ben doodgegooid, zijn het wel verhuisdozen en verhuiswagens en aanhangkarretjes en noem maar op. Ik heb me wel eens afgevraagd waarom we geen zigeuners worden, met zo'n caravan die je aan een haak achter je auto hangt als je weer eens moet verhuizen. Dat zou ons een hoop ellende besparen.’
Ellende te over in Vermoorde onschuld. Eva wordt aan haar lot overgelaten door haar vader en moeder, die ieder hun zelfzuchtige weg gaan. Alle maatschappelijk werkers begrijpen niets van haar, en Nina is weg. Ze moet zich maar zien te redden, en ze slaagt daar wonderwel in.
Hoe ellendiger, hoe leuker. Doordat Overmars is gezegend met een soepele stijl en een scherp gevoel voor humor, leest het allemaal buitengewoon prettig. Vermoorde onschuld is een geestige roman die niet, zoals de uitgever wil doen geloven, een ‘portret van een generatie die op te jonge leeftijd in aanraking komt met geld, seks, drugs en dure psychologen’ is, maar gewoon een grappig verhaal over een grappig meisje en haar moeilijke leven.
Jammer genoeg blijft het allemaal nogal oppervlakkig. Het is wel leuk opgeschreven, maar al met al is Vermoorde onschuld nogal pretentieloos. Het wekt de indruk gepubliceerd te zijn om de auteur haar debuteerangst te laten overwinnen en daarmee de weg vrij te maken voor het volgende, hopelijk iets ambitieuzere boek.