WIE WIL ER ONDER DE huidige crisisomstandigheden in vredesnaam politicus worden? Domme vraag. Iedereen met ambitie natuurlijk. Nicolas Sarkozy kickt op zijn presidentschap. Wouter Bos geniet van zijn ministerschap. Bill Clinton baalt ervan dat hij nooit écht werd getest. Een beetje politicus is dol op crisis. Het geeft ongekende mogelijkheden die er anders niet zijn. Je kunt de wereld op z’n kop zetten, soms moet dat zelfs.
Ook voor Barack Obama is de crisis een godsgeschenk. We verlangen van hem een actief optreden, moedige en misschien zelfs stoutmoedige stappen. Ad-hocbeleid en crisismanagement. Maar Obama zou teleurstellen als het daarbij blijft. Want al is het Reagan-tijdperk van marktadoratie en minachting voor de overheid voorbij, de nieuwe Amerikaanse president zal de overheid moeten heruitvinden en hij zal moeten bewijzen dat de overheid ertoe doet. Hij moet laten zien dat die rode en blauwe staten inderdaad een groter goed gemeenschappelijk hebben. Obama krijgt de kans de Democraten een visie op de samenleving te geven, iets waar het de afgelopen decennia aan ontbrak. Crisis is heerlijk.
Eerst Amerika’s drievoudige binnenlandse calamiteit: een financiële, een hypothecaire en een economische crisis. Voeg daaraan toe de dagelijks dooretterende crisis in de publieke voorzieningen. Alles heeft met alles te maken. Aan Obama-adviseur in spe Lawrence Summers de taak om hier orde in aan te brengen. De briljante Harvard-econoom moet Obama’s knoop-alles-aan-elkaar-strategie uitwerken: beleid verzinnen dat op meerdere terreinen effect heeft. Beleid met een multiplier. Een kolfje naar Summers’ hand, zelfs met zijn erkende handicap dat hij weinig geduld heeft met mensen die minder slim zijn dan hij, en dat is de rest van de wereld. Dat schrikt Obama niet af. Hij is zelf immers niet dom en hij wil gewoon de beste adviseur.
Summers zit als adviseur beter op zijn plek dan op het hem eerder toebedachte ministerie van Financiën. Dat gaat naar Timothy Geithner, baas van de New Yorkse Federal Reserve. Dat betekent weliswaar dat Geithner erbij stond toen het mis ging, maar als ervaren bankier zonder Wall Street-connecties weet hij haarfijn hoe het zit. Door het hap-snap-beleid van de regering-Bush zijn de risico’s voor de overheid met triljoenen dollars opgelopen. Geithners opdracht is onder meer om deze programma’s zo snel mogelijk te ontmantelen, de verliezen te beperken en de bankwereld niet te laten wennen aan eenmaal verkregen garanties. Hij moet een plan klaar hebben voor een nieuwe calamiteit. De zes resterende financiële instellingen beheren samen veertien triljard dollar en zijn, zo erkent Federal Reserve-voorzitter Ben Bernanke, te groot om te laten vallen. Er moet worden gedacht over een nieuw wereldwijd financieel regime, restauratie is geen optie meer.
Het acute probleem is nu de recessie. De stille partner in de regering-Obama is John Maynard Keynes, terug van weggeweest. Met onthutsend gemak kan Obama een keynesiaans stimuleringsprogramma uitvoeren dat de begrotingstekorten vrijwel negeert. Alleen de Republikeinen monkelen, zij het niet erg luid. Daarom strikte Obama de meest vertrouwde econoom van Amerika, ex-Fed-baas Paul Volcker, als voorzitter van de nieuwe Economy Recovery Advisory Board, een soort crisiscommissie. Sluw, die benoeming. Met Volcker als vijgenblad kunnen de Republikeinen moeilijk dwarsliggen.
Tijdens de campagne beloofde Obama vijftig miljard dollar voor hoognodig werk aan de infrastructuur: wegen en bruggen, scholen en overheidsgebouwen, openbaar vervoer en groene energie. Inmiddels gaat het over zo’n achthonderd miljard in strooigoed en een begrotingstekort van meer dan een biljard. Obama’s vriend Keynes zei het al: in een tijd van werkloosheid is het nuttig om gaten in de grond te graven. Al dienen ze nergens toe, ze creëren vraag naar overalls en schoppen en voorzien gravers van inkomsten. Het stimuleringsprogramma is daar een variant op, maar als je het goed aanpakt kunnen publieke werken niet alleen de economie stimuleren maar ook voorwaarden scheppen voor langetermijngroei. Obama deed er verstandig aan het plan te vergelijken met de Highway Bill waarmee onder Dwight Eisenhower het systeem van snelwegen werd aangelegd. Er ligt zo al 150 miljard aan programma’s die staten en steden hebben moeten stopzetten, maar die dus shovel ready zijn. Summers en zijn team moeten het kaf van het koren scheiden en er nuttige projecten aan toevoegen, zoals het energie-efficiënt maken van het elektriciteitsnet, het doen van onderwijsinvesteringen en het overal aanleggen van breedbandnetwerken.
Sowieso gaat een groot deel van het geld naar de staten. Die mogen geen begrotingstekorten hebben en moeten nu allerlei nuttige programma’s stopzetten. Ze hebben miljoenen extra nodig voor gestegen uitgaven in de medische zorg en aan werkloosheidsvoorzieningen. Obama zou de belastingen al verlagen, maar de driehonderd miljard die nu in het pakket zitten zijn bedoeld om tegenstribbelende Republikeinen af te kopen, zodat beide partijen het stimuleringsbeleid steunen. Belangrijker is het om werkloosheidsuitkeringen te verlengen en ook te laten gelden voor parttime werk. Om de spiraal van dalende huizenprijzen en hypotheekproblemen te breken, had Obama al maatregelen beloofd: faillissementsrechters die contracten mogen aanpassen, assistentie bij aflossingen en rentebetalingen. Hoe je het ook wendt of keert, dit is een programma waar geen progressief van had durven dromen. Het zal Amerika veranderen.

Het neerzetten van een economisch team had prioriteit en stond voorop, maar dat kwam goed uit. Zo kon Obama wat langer onderhandelen met zijn gewenste minister van Buitenlandse Zaken. De crisis op dit terrein is de erfenis van de regering-Bush: twee oorlogen en een geërodeerd Amerikaans leiderschap. Voorzover deze reputatieschade is gekoppeld aan George W. Bush helpt diens vertrek. Een deel is echter structureel, voortvloeiend uit Amerika’s veranderde positie in de wereld. Ook hier moet Barack Obama gaan heruitvinden: Amerika staat straks in een wereld met verscheidene machtscentra. Dat vergt creativiteit en intelligentie. En geluk. De enorme goodwill waarmee Obama start, biedt een mooi uitgangspunt. Maar goodwill is bederfelijk. Een acute crisis kan meteen problemen opleveren, zoals de situatie in Israël bewijst.
Twee uitgangspunten zijn veranderd. Ten eerste: diplomatie staat weer voorop; ‘multilateraal’ is geen scheldwoord meer. Amerika zal de rol willen versterken van internationale organisaties die door de regering-Bush werden genegeerd of ondermijnd. Anders dan de unilaterale neoconservatieven meenden, heeft het internationale systeem Amerika altijd goed gediend. Hun moment is voorbij. Ook de banden met bondgenoten in Europa zullen worden aangehaald. Wie leiding wil geven, moet weten dat hij dat niet alleen kan.
Het tweede nieuwe uitgangspunt is de erkenning dat verschillende landen verschillende belangen hebben. Wie niet in staat is om de wereld te bezien vanuit de positie van zijn tegenstander is niet in staat om deals te maken. Dat lijkt een no-brainer, maar het probleem van de regering-Bush was dat ze alleen maar door Amerikaanse ogen naar de wereld keek.
Hillary Clinton op Buitenlandse Zaken is een interessante verrassing: de twee meest talentvolle Democratische politici samen in de regering. Obama heeft er vertrouwen in dat het werkt. Mogelijke problemen zullen eerder bureaucratisch zijn dan inhoudelijk – de eerste berichten over de moeizame invulling van de opdracht van speciale afgezanten doen al de ronde. Een revolutie wordt het niet. De Amerikaanse buitenlandse politiek is stabieler dan mensen vaak denken, simpelweg omdat de Amerikaanse belangen en de situatie in de wereld niet van de ene op de andere dag veranderen. Het aanblijven van de Republikein Robert Gates op Defensie onderstreept de continuïteit. Gates kan Irak afwikkelen en is ingewerkt in Afghanistan. Met veiligheidsadviseur generaal James Jones krijgt Obama een onafhankelijke en ervaren man naast zich, een adviseur in de stijl van Brent Scowcroft: een procesmanager, iemand die kan adviseren zonder partij te kiezen en het gezag heeft om beleidskeuzes af te dwingen. De manier waarop Leon Panetta werd benoemd tot hoofd van de CIA was een van de weinige missers van Obama’s transition team, maar het is een sluwe keuze. Panetta is geen expert, maar wel een manager die de weg weet in Washington.
Obama’s kansen op succes stijgen enorm als hij Amerika’s oorlogen kan beëindigen. Hij heeft in elk geval een team dat hem rugdekking biedt om geloofwaardig harde besluiten te nemen. Dat is verstandig, want met een club duiven zou hij meteen kwetsbaar zijn. De kwestie-Irak lijkt eenvoudig. Iedereen is het erover eens dat Amerika uit Irak weg moet. De door Bush gemaakte afspraken liggen er: eerste terugtrekkingen tegen de zomer van 2009, versnelling tot eind 2010. De binnenlandse politiek van Irak kan dat nog lelijk in de war sturen, maar de vraag is overzichtelijk: hoe komen we er zonder kleerscheuren vanaf?
Veel gevaarlijker is Afghanistan. Obama stelt dat daar de echte strijd tegen het terrorisme plaatsvindt, maar hij voegt eraan toe dat het Amerikaanse belang beperkt is tot het buiten de deur houden van potentiële terroristen. Volgens militaire deskundigen kan dat ook op afstand. De vraag is of Obama de situatie in Afghanistan wil laten escaleren; er is nauwelijks vertrouwen in een goede afloop en Amerika is niet geïnteresseerd in scholen en ziekenhuizen. Praten met de Taliban of met een of andere autoritaire machthebber is strategisch gezien een veel betere optie. Hier is de vraag: hoe voorkomen we een miskleun?
Obama houdt ervan om op verschillende borden tegelijk te schaken. Geen wonder dat de potentiële grand bargains over elkaar heen duikelen. Schakel Rusland in bij het beperken van de nucleaire ambities van Iran. Bevorder een deal tussen Syrië en Israël. Ruil het pesterige rakettenschild in Europa in voor een deal inzake Russische kernwapens. Het risico van dit soort think tank-projecten is dat je de kleinere maar meer praktische mogelijkheden over het hoofd ziet. Maar Democraten zijn hard toe aan vernieuwend strategisch denken. Het is veelzeggend dat de afgelopen jaren de meest interessante kritiek kwam van Republikeinen als Brent Scowcroft en senator Chuck Hagel, en van een Democratische realist als Zbigniew Brzezinski.
Wel revolutionair lijkt Obama’s energie- en milieubeleid. Nobelprijswinnaar Steven Chu is een geïnspireerde keuze als minister van Energie. Hij streeft naar vervanging van het Kyoto-verdrag en wil de bescherming die Bush gaf aan kolencentrales beëindigen, ten gunste van kerncentrales en duurzame energiebronnen. Een van Chu’s stokpaardjes is meer aandacht voor niet op graan gebaseerde biobrandstoffen – dat zou ook de landbouwlobby van aan ethanol verslaafde maïsboeren kunnen breken.
Als academicus is Chu een politiek risico en daarom heeft hij een stevige naam naast zich gekregen. Voormalig hoofd van milieubureau EPA Carol Browner gaat het energiebeleid coördineren en het bureau zelf krijgt weer iemand die de regels gaat handhaven in plaats van negeren. Al Gore is cheerleader op de achtergrond. Een grotere breuk met de oliedoordrenkte vriendenkring van Cheney is moeilijk te bedenken. Het past allemaal naadloos in Obama’s metabeleid om de olieafhankelijkheid van Amerika te verminderen. Misschien durft hij zelfs een carbon tax in te voeren.
De gezondheidszorg kan Barack Obama met een gerust hart overlaten aan Tom Daschle, zijn minister van Health and Human Services. Daschle kent de Senaat als zijn broekzak en hij weet wat hij wil. Hij en Obama zijn het eens over de noodzaak om het aantal onverzekerden te verminderen en de kosten van de gezondheidszorg te beperken. Daschle kan zijn gang gaan, Obama heeft er weinig omkijken naar. Dat geldt ook voor het ministerie van Justitie waar zijn oude vriend Eric Holder de schade van acht jaar Bush mag gaan repareren. Janet Napolitano, tot nu toe gouverneur van Arizona, mag van het gargantueske Department of Homeland Security iets proberen te maken. Ze zal ook moeten proberen om een zinnig immigratie- en illegalenbeleid op te zetten – in een onvriendelijk economisch klimaat.

Pretty good so far. Het maakt uit wie er president is. Het is waar dat een flink aantal leden van de regering van Barack Obama ook in een regering-Clinton zou zijn opgedoken, maar niemand twijfelt eraan wie hier de baas is. Obama domineert als weinigen voor hem. Tot nu toe maakt hij zijn belofte waar. Niet door beleid, want hij kon nog niets doen, maar door mensen het vertrouwen te geven dat hij bij uitstek geschikt is voor de baan die hij op 20 januari aanvaardt. Dat legt een buitengewone druk op hem, maar de 44ste president van de Verenigde Staten is dan ook een buitengewoon persoon. Het is Amerika’s geluk dat het land juist op het moment dat de crises over elkaar heen buitelen iemand als Obama beschikbaar heeft. Stelt u zich voor dat die oude Republikein daar op het bordes staat. Of alweer een Clinton.
Teleurstelling is onvermijdelijk. De onttovering van Obama, de klacht dat hij gewoon een politicus is als alle anderen, zal niet lang op zich laten wachten. Obama is geen overtuigingspoliticus à la Thatcher en Reagan en geen improvisator à la Churchill en Roosevelt. Obama is een hybride soort: een improviserende planner, niet gespeend van opportunisme. Durft hij het aan om harde, impopulaire besluiten te nemen? Zal hij ze kunnen uitleggen? Conflicten zijn onvermijdelijk, maar Obama is van nature geneigd om conflicten te mijden. Kan hij koppen tegen elkaar knallen? Kan hij, als hij besluiten neemt waar niet alle knappe koppen aan tafel het mee eens zijn, zijn beleid toch uitgevoerd krijgen? Zoals Obama het zelf zei: tot nu toe kon iedereen zijn eigen Obama invullen. Die tijd is voorbij. Nu is Obama degene die Obama invult. Of hij daarin net zo’n meesterlijke politicus is als tijdens de campagne zal de tijd moeten leren.
Het grootste risico voor president Obama is overmoed, hubris zoals Amerikanen het noemen, naar datgene wat in klassieke Griekse drama’s mensen ten gronde richt. Overmoed, intellectuele zelfvoldaanheid of over-intellectualisering kan de beste mensen op het hellepad zetten. De Britse dokter-politicus David Owen noemt dat het ‘hubris-syndroom’, een pathologische aandoening veroorzaakt door het hebben van macht. Leiders hebben de neiging zichzelf te overschatten. Ze denken dat er grote historische daden van hen worden verwacht. Ze overschatten de noodzaak daarvan alsmede hun eigen capaciteiten.
Zelden waren de verwachtingen hoger gespannen. Met dank aan die heerlijke crisis. Geen president sinds Franklin Roosevelt kreeg ooit een betere kans om te laten zien waar we een overheid voor hebben. Waarom burgers belastingen betalen en wat ze ervoor terugkrijgen. Wat de betekenis van samenleven is. De betekenis van de overheid. Het huidige model is versleten, afgelebberd en miskend.
Obama is geen ideoloog. Hij weet nog niet hoe het nieuwe model eruit moet zien. Vooralsnog moet hij gewoon energiek, enthousiast en vooral stoutmoedig te werk gaan. Dat was het motto van de grote presidenten: probeer van alles en behoud wat werkt. En verkoop dat als gezond verstand. Succes komt vanzelf. Laat anderen het later maar geniaal noemen.