In 1978 kondigde de Leidse hoogleraar criminologie Wouter Buikhuizen aan dat hij wilde onderzoeken of criminaliteit niet veroorzaakt werd door aangeboren of erfelijke afwijkingen. In zijn ‘Piet Grijs’-column in Vrij Nederland ontketende Hugo Brandt Corstius onmiddellijk een hetze tegen Buikhuizen, waarbij werd gesuggereerd dat diens plannen leken op die van nationaal-socialistische eugenetici uit de jaren dertig en veertig. Buikhuizen voelde zich zo gestigmatiseerd dat hij antiquair werd. Criminaliteit was niet het gevolg van een afwijking, maar kwam voort uit onrechtvaardige maatschappelijke verhoudingen. De dader was primair een slachtoffer van ‘het systeem’ en gevangenisstraf maakte dit alleen maar erger. Bovendien moest de overheid angstvallig in de gaten worden gehouden, aangezien deze de neiging had ‘criminaliteitsbestrijding’ te gebruiken als excuus om de controle op de gehele samenleving te vergroten.
In een tijd dat ‘progressief’ werd gezien als synoniem voor ‘weldenkend’ werden denkbeelden als deze breed gedragen. Hierbij werd grote invloed uitgeoefend door de in 1971 opgerichte Coornhert-Liga, waarin tal van strafrechtgeleerden, advocaten, criminologen en rechtenstudenten actief waren. Deze organisatie kwam met scherpe maar goed onderbouwde kritiek op de strafrechtpleging en het gevangeniswezen. Op basis van wetenschappelijk onderzoek werd duidelijk gemaakt dat het strafrechtsysteem zijn doel grotendeels voorbijschoot.
De Liga was een actieve, deskundige club, die regelmatig met alternatieve justitiebegrotingen kwam, die door vakgenoten en op het departement van Justitie met rode oortjes werden gelezen. Het waren niet alleen ultraradicale types, zoals de raf-advocaat Bakker Schut of de naar afschaffing van het strafrecht strevende hoogleraar Louk Hulsman, die lid waren van de Liga. Bij de oprichting was ook de Nijmeegse jurist A.A.M. van Agt aanwezig, die een half jaar later minister van Justitie zou worden. Naast de anarchist Boudewijn Chorus, die het linkse terrorisme vergoelijkte, zat ook Gerard Spong enkele jaren in het bestuur.
Sinds de jaren negentig ligt de Liga in coma en ontbreekt blijkbaar zelfs de energie om de club op te heffen. De oorzaak van de ondergang moet niet alleen worden gezocht in de kenterende tijdgeest, maar ook in een daling van het niveau en het radicalisme van een actieve minderheid. Toch zijn velen ervan overtuigd dat een dergelijke organisatie tegenwoordig hard nodig is. Zo eindigt het boek van Smits met een uitspraak van Van Agt: ‘Het roepen en blaten om meer strafbaarstellingen, langduriger en hardvochtiger straffen en meer dienaren van de zwaardmacht om ons heen, is een akelige kakofonie geworden.’