‘Wij denken altijd dat je naar de dood toeleeft. Zo vertelde mij laatst een bestuurder dat hij het leven ziet als een trechter. Ik ben nu dertig, straks veertig, en ik word tachtig, negentig of misschien wel honderd, en dan ga ik dood. De weg in de bijbel gaat echter van dood naar leven. Een paasweg.’

Het is woensdagavond, de stille week voor Pasen. In de Thomaskerk kun je een speld horen vallen als predikant Ruben van Zwieten vertelt over het metaforisch feest van bevrijding. Ruim zeshonderd mensen zijn samengekomen in het sobere bakstenen godshuis dat in 1966 op de valreep van de ontkerkelijking werd gebouwd aan de rand van Amsterdam-Zuid. Waar de stad toen overging in weilanden rijst nu de Nederlandse ‘City’ op. Veel mensen die hier overdag werken zitten nederig op klapstoelen te luisteren.

In zijn kerk wordt niet gemoraliseerd, er worden geen psalmen gezongen. Van Zwieten spreekt zowel in de taal van nu, gelardeerd met jargon uit het bedrijfsleven, als in de poëtische taal van de bijbel. Zijn preken gaan vaak over de valkuilen van hebzucht en de hoogmoed die voor de val komt. Maar de boodschap is dat als iemand vastloopt er altijd een nieuwe weg is. Zoals vanavond, in het verhaal over Mark die Gideon ontmoet op het moment dat hij in zak en as zit. Van Zwieten, een vrolijke blonde reus, laat zijn publiek lachen, het lijkt soms op een cabaretconference. Mensen knikken instemmend of schuifelen ongemakkelijk op hun stoel. Uit herkenning.

De hoofdfiguur van het verhaal Mark is een protagonist van de wereld van het grote geld, dikke bonussen en verslaving aan de macht. Zijn netwerk staat in de Quote 500. Hij waande zich ontastbaar, totdat hij met zijn integriteitschendingen, zoals knoeien met bonnetjes, handelen met voorkennis, steekpenningen aannemen, tegen de lamp liep. Als een paria zit hij weggedoken in zijn grote huis te wachten op de Fiod en de schuldeisers. Dan gaat de deurbel, op de stoep staat een student theologie die zegt: ‘Gideon is mijn naam, meneer. Het betekent volgens mijn ouders zoiets als hij die de machten afbreekt.’ Er ontspint zich een gesprek. Gideon vraagt: hoe ben je geworden tot wie je nu bent? Wat was jouw weg? Kun je voor mij het vroegst denkbare moment van ontsporing voor de geest halen? Het begon heel onschuldig, met een beleggingsvoordeel en al snel was the sky the limit, vertelt Mark. ‘Precies’, zegt Gideon, ‘wat ik tot dusver geleerd heb, is dat ieder mens een goede en een slechte kamer in zijn hart heeft. De vraag is echter telkens opnieuw: op welke kamer doen wij een beroep? Geen mens is inherent goed of fout.’

En dan volgt het verhaal over de paasweg. ‘Maar niet dan nadat we hebben stilgestaan bij de dood. Bij onze angst, ons verdriet, ons mislukken. Maar het is wel troostrijk, verzachtend, bemoedigend, inspirerend en uiteindelijk realistisch.’ En daar is de bijbelse figuur Gideon, de richter die mensen een kritische spiegel voorhoudt. ‘Hij neemt onze verblinding weg. Niet kritisch om het kritisch zijn, daar zijn er velen van. Nee, kritisch om jou niet door te laten lopen op jouw doodlopende weg. Hij wil jou juist laten omkeren. Van dood naar leven, zoals de paasweg. Keer op keer. De profeet laat zien dat wij mensen zelf er allerlei goden op na houden. De één is verslaafd aan zijn wagen, de ander aan voetbal, weer een ander aan zijn hypotheek of gezwoeg voor bonus of pensioen, of aan de ranglijstjes waar hij in probeert voor te komen. Ja, ieder heeft wel zo zijn eigen godje. En die goden zijn het niet per se die jou op een levensspoor zetten. Eerder een doodlopend spoor. Je moet er soms van bevrijd worden.’

Aan het eind zingt iedereen uit volle borst U zijt de glorie van Händel. ‘We halen de torens van Babel neer en sluipen De Nieuwe Poort binnen’, zegt Van Zwieten afsluitend als hij het publiek uitnodigt om een borrel te drinken in het ‘andere’ gemeenschapshuis. Via het tunneltje onder de A10 sta je opeens op de Zuidas waar in een van de kantoorruimtes tussen de glimmende torens De Nieuwe Poort is gevestigd.

Een dag later zit Ruben van Zwieten in de bibliotheek van De Nieuwe Poort. In het café-restaurant zitten gasten driftig te ratelen op laptops. Boven is het kantoor van de staf, samen verantwoordelijk voor het zingevend kunst- en cultuurprogramma. Er is de Bijbeltafel waar een groep een passage uit de bijbel grondig leest en analyseert. Bij de Literatuurtafel wordt een klassieker uit de wereldliteratuur besproken, zoals 1984 van George Orwell. Voor ‘groei en inspiratie’ wordt geput uit oude en nieuwe bronnen. In de wekelijkse Meesterpreek vertelt een gastspreker, meestal uit de top van de financiële wereld, het bedrijfsleven of de advocatuur, over diens eigen zingeving in het werk. De groep ‘young professionals in de financiële sector’ discussieert over nieuwe kernwaarden op de werkvloer en doet ook aan vrijwilligerswerk voor bewoners uit de buurt.

Bedrijven kunnen hier een ‘fitness voor de geest-abonnement’ afsluiten, wat al is gedaan door onder meer De Nederlandsche Bank, Boekel De Nerée en de Royal Bank of Scotland. Maar De Nieuwe Poort is niet alleen vóór en dóór de elite. Op de agenda staat bijvoorbeeld De omdenkers, een toneelstuk gespeeld door thuislozen. Bij de juridische en de financiële helpdesk kunnen mensen met een kleine beurs terecht voor advies. Het restaurant biedt een opleiding tot kok voor werklozen en vluchtelingen.

‘Op de Zuidas werken mensen voor de zeilboot, voor een tweede huis, maar stilstaan bij het leven is op de achtergrond geraakt’

Van dit bedrijf vormt Van Zwieten de middelpuntvliedende kracht. Hij verenigt zelf de twee klassiek Hollandse beroepen – de koopman en de dominee – in zich. Het ambt van predikant draagt hij voor de gemeente van de Thomaskerk. Als dominee ‘met een bijzondere opdracht’ namens de protestantse kerk Amsterdam is hij voor De Nieuwe Poort ondernemer. Dat is begonnen met Zingeving Zuidas, naar het voorbeeld van de Trinity Church op Wall Street. Het was 2008, in het uitdijende kantorengebied sloeg de financiële crisis toe. Juist deze plek, waar cijfers en zakelijkheid domineren, had een soort inloophuis voor reflectie en verdieping nodig, vond Van Zwieten.

De Zuidas staat voor hem voor de torens van Babel. ‘Hier hebben mensen bedrijfskunde, financiën, banking of rechten gestudeerd. Ze zijn intelligent en ambitieus, hun werk is topsport, maar het ontbreekt hun aan een roeping. Ze werken voor de zeilboot, voor een tweede, derde huis, maar stilstaan bij het leven is op de achtergrond geraakt. De behoefte eraan niet. Ze hebben ook niet door voor wie ze werken als ze enkel en alleen onzichtbare machten achter constructies dienen. Tijdens de existentielunch werd bijvoorbeeld de hamvraag gesteld: “Waar is het in onze sector ooit om begonnen?” Steeds meer mensen wipten binnen.’

Zingeving Zuidas groeide met behulp van gulle mecenassen – hun namen geeft hij niet prijs – in 2013 uit tot een professioneel bedrijf, De Nieuwe Poort. ‘Het is géén kerk. Ik zie het als een instelling van algemeen nut. Langs de begrippen dienen, leren, en vieren organiseren we hier van alles. In eerste instantie gebeurt dit vanuit de eeuwenoude joods-christelijke traditie. We willen werken aan een noodzakelijke verandering in de bancaire sector. Hetzelfde probeer ik met de gezondheidszorg te doen. Met een aantal grote landelijke zorginstanties voeren we levensbeschouwelijke gesprekken over de dilemma’s in de zorg en de stijgende kosten.’

Ruben van Zwieten (1983) groeide op in Ermelo. Zijn ouders bezochten de gereformeerde kerk, maar zonder de zwaarte van de Biblebelt. In tegenstelling tot zijn oudere broer en zus ging hij niet naar catechisatie, wel ervoer hij op zondag de kerk als ‘het bezielende verband’. Al jong wilde hij dominee worden. Dat kwam onder meer door een uitzending op tv over de val van Srebrenica. Hij zag een wereld waar echte pijn en echt verdriet was en hoe mensen worstelden met beslissingen. Dat fascineerde hem: wat ging er mis? ‘Waarom’, zegt hij in één adem door, ‘loopt het leven van iemand als Karst Tates of Andreas Lubitz gruwelijk spaak, welke afslag hebben zij genomen? Waarom raken sommige bestuurders zo losgezongen van de werkelijkheid?’

Hij denkt dat veel is terug te voeren op het vooruitgangsdenken waarin alles altijd tot méér moet leiden. Dan imiteert hij met bekakte stem een man die op het huwelijk van zijn dochter tijdens de tafelspeech zegt dat het ‘vanaf nu alleen maar nog béter zal worden’. Waar het volgens hem om gaat is dat er twee ‘talen’ zijn die met elkaar botsen. ‘De ene is het lineaire denken: het leven verloopt als een stappenplan recht vooruit naar een stip op de horizon. Daar hoort die taal bij. Ook in de zorg hoor je nu de zakelijke taal van bankiers.’ Of zoals een bestuurder ooit het levenspad omschreef. ‘Voor hem is het leven learing, earning, returning, burning. Het leven is chronologisch gecompartimenteerd in hokken.’

Hij roept uit: ‘Maar dat klopt niet. Het leven is lukken en mislukken, vallen en opstaan, zoals Pasen niet gevierd kan worden zonder Goede Vrijdag. Ik zet er een andere taal tegenover, een poëtische taal van denken en voelen. Die taal die refereert aan de vraag: “Wat is uw kern?” En niet: “Wat is uw doel?” De bijbel daagt je daartoe uit. Job die alles kwijt raakt, c’est la fucking vie. De bijbel is weerbarstig als het leven. Zie de mens, de mens is een relationeel wezen dat snakt naar een ontmoeting. Dat gebeurt hier ook. De combinatie van die twee werelden, het taalgebruik dat daar bij hoort, wil ik bij elkaar brengen.’

Na het gymnasium ging hij theologie studeren – ‘niet erg cool natuurlijk’ – in Leiden waar hij lid werd van het studentencorps Minerva. Als president van de sociëteit ontdekte hij de kracht van het gesproken woord. Maar na nachten van barbarij zat hij ’s ochtends vroeg te zwoegen om Hebreeuws onder de knie te krijgen. Toch werd hij niet meteen geroepen door het predikantenambt. Aan het eind van zijn studie ging hij, geheel in de lijn van zijn sociale omgeving, als zelfstandig ondernemer talenten werven voor het opleidingsklasje van Rabo. Hij richtte vervolgens zijn eigen headhuntersbedrijf op en hup, het liep als een trein. ‘Ik werd een man van de wereld’, zegt hij met zelfspot. ‘Ik liep op sneakers en in een spijkerbroek, verdiende bakken met geld. Maar ik wilde back to basics.’

Gelijktijdig volgde hij de driejarige predikantenopleiding aan de Protestantse Theologische Universiteit. Met zijn medestudenten begon hij de bijbel minutieus te lezen en werd ‘narratief meegesleurd’. Op aanraden van zijn vader ging hij naar de Thomaskerk, een open, oecumenisch gezinde gemeente in de geest van de Amsterdamse School. Een groep progressieve theologen als Karel Deurloo, Nico Bakker en Ben Hemelsoet las in de jaren zeventig de bijbel anders: niet integraal maar op taalniveau via kernbegrippen er dwars doorheen. Ze zagen de bijbel als een literair boek, een boek van bevrijding en niet als een boek van hel en verdoemenis. In Ad van Nieuwpoort, de predikant van de Thomaskerk, vond hij zijn inspiratie. Van Zwieten sloeg een nieuwe weg in.

‘Collega’s komen uit het hele land kijken waarom bij mij de kerk stampvol zit terwijl overal de kerken zijn leeggelopen’

‘Ik herinner me het nog goed, ik stapte de Thomaskerk binnen op de dag dat Lehman Brothers viel, september 2008. Heel symbolisch, het viel samen met mijn eigen ommekeer. Voor het eerst ging ik vers voor vers de bijbel lezen. Ik leerde de figuren zien als een literair motief. Mozes, hij die uit het water komt en mensen door het water brengt. Je moet hem niet als een historisch figuur opvatten maar als het zinnebeeld van de bevrijder. Ik houd van de archaïsche vertaling van de bijbel, van de oude metaforische tale Kanaäns, en niet van de uitleg in moderne spreektaal.’

Het gesprek wordt onderbroken door de komst van een rijzige man. Het is Cor van Zadelhoff. Hij schudt hartelijk de hand van Van Zwieten en zegt brallerig: ‘Dit is de beste dominee van Nederland.’ Van Zwieten werd inderdaad in 2013 uitgeroepen tot theoloog van het jaar en vorig jaar door de Volkskrant gerekend tot de top-vijf meest invloedrijke mensen van de toekomst. ‘Ach ja, lijstjes’, zegt Van Zwieten en hij duwt de koning van het Nederlands vastgoed met een charmante lach naar de uitgang.

Hij studeerde af met de scriptie De onzichtbare hand van de koopman en de dominee. Nu werkt hij aan zijn proefschrift over de interactie van de taal van de bijbel en de taal van de zakenwereld. In zijn borst kloppen die twee harten. Van Zwieten krijgt wel eens de kritiek dat hij te intellectueel is, te elitair, te veel voor eigen parochie preekt, dat hij eigenlijk vooral een ondernemer is. Die kritiek getuigt van een zwart-witbeeld: mensen die rijk en invloedrijk zijn, zouden slecht zijn, en omgekeerd. Van Zwieten ergert zich daar zichtbaar aan, dat indelen in groepen. Hij denkt hier even over na en zegt: ‘Voor sommigen ben ik vlek op vlek, dominee en oud-corpslid. Binnen de protestantse kerk ben ik juist een kleine rebel. Maar collega’s komen uit het hele land kijken waarom bij mij de kerk stampvol zit terwijl overal de kerken zijn leeggelopen.’

‘Kijk’, zegt hij, ‘ik heb een bijbels mensbeeld, een mens heeft twee kamers. Er zit in ieder een Judas opgesloten. Door vorming houd je die tegen, daarin wil ik graag een dominee zijn voor alle mensen. Ik houd precies hetzelfde verhaal in de provincie voor boeren in Dinteloord. Ze begrijpen het meteen. Mensen in Dinteloord lijken op mensen op de Zuidas. Ze zitten in dezelfde sleur en zeggen: “Zo gaat het hier al jaren op de boerderij.” Wat ik wil is mensen verbinden. Er zitten hier veel decision makers, mensen die op de top van hun carrière in hun earning periode zitten. Slechts twintig procent is geworteld in de kerk. De ceo’s, zij vinden de weg naar de kerk en ze zitten aan onze leestafels naast een tandeloze dakloze, een verpleegster uit een verzorgingstehuis en bewoners uit de buurt.’

Het is méér, zijn missie – al zou hij dat woord zelf nooit gebruiken. Hij wil iets met dit land, met Nederland. ‘We zitten in een economische crisis en een mentale crisis. De kloof tussen arm en rijk groeit. Om me heen hoor ik een gebrek aan sociale verbinding, jonge mensen die sturing en roeping in hun werk missen. Mensen van mijn generatie krijgen een burnout – het percentage is hoog op de Zuidas. Door het hervertellen van de bijbelse verhalen probeer ik hun een spiegel voor te houden, uit hun comfortzone te halen. De woorden zijn zo nauwkeurig geschreven dat ze stimuleren tot een zoektocht naar het Beloofde Land.’

Spreekt hier Gideon? Wil Van Zwieten met zijn gideonsbende de machten van de goden op de Zuidas neerhalen en alles wat de bevrijding van de mens in de weg zit afbreken? Of parallel aan het paasverhaal: is ons neoliberale marktdenken op een dood spoor gekomen en lonkt er een poort naar een nieuwe weg? Met Mark komt het goed. Hij treft een regeling voor zijn schulden en gaat buurtbewoners helpen.

Van Zwieten verklaart: ‘Ik wil werken met mensen die met hun geld en macht invloed hebben op het systeem. Zo denk ik meer te bereiken dan vanaf de zijlijn bankiers afserveren als graaiers. Dat is categoriseren, en je weet uit de geschiedenis wat daarvan komt. Ik zeg: de mens is een verhaal, hij leeft niet voortdurend keurig langs de tien geboden. Wie zonder zonde is werpe de eerste steen. Ik vraag: wat is je weg? Waar heb je een afslag genomen? Net als Gideon zeg ik dan: “Ik zal met je zijn.” Je moet iemand blijven vasthouden. Hier kunnen mensen vrijuit praten over hun onzekerheden, ze worden niet onderuit gehaald. Dat is die huiskamer hier: een plek waar mensen elkaar profetisch bevechten. Iedere week vertel ik het weer, de dood komt tot leven, het leven als een omgekeerde trechter.’

Hij wil een cultuuromslag in de samenleving veroorzaken. Met behulp van mensen met macht. Kleine stappen, niet revolutionair, maar vanuit bijbelse hoop. Of hij zijn targets haalt? Geen idee, zegt hij lachend. ‘Als ik bereik dat iemand zegt: “Ik ben nu op mijn werk een stoorfactor geworden”, of: “Nu ga ik profetisch tegenhangen”, ben ik tevreden. Natuurlijk is mijn effectiviteit niet meetbaar.’


Beeld: Ruben van Zwieten – ‘Mensen van mijn generatie krijgen een burnout. Ik probeer hun een spiegel voor te houden’