Koningin Victoria werd op haar sterfbed in het buitenverblijf Osborne op het eiland Wight omringd door haar kinderen en kleinkinderen. Ze zonk langzaam weg, zonder pijn, zonder een gedenkwaardig laatste woord. Wilhelm II, haar kleinzoon, ondersteunde met zijn rechterarm het kussen waarop haar hoofd rustte. Tweeëneenhalf uur lang. Hij kon zijn kramp niet verlichten door bijvoorbeeld van plaats te wisselen; zijn linkerarm was misvormd. Toen het einde naderde werden de familieleden eindelijk stil. Om half zeven ’s avonds stierf Victoria, Regina et Imperatrix. Het was 22 januari 1901.
De sterfdatum van de kleine weduwe was majesteitelijk. De nieuwe eeuw was net drie weken oud. De Boxeropstand en de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlogen lagen nog vers in het geheugen. De macht van Brittannië werd bedreigd door de Duitsers, die als bezetenen oorlogsschepen bouwden, en door de Amerikanen, die de twintigste eeuw tot de hunne zouden maken, zoals de negentiende een British century was geweest. De Britten realiseerden zich dat de dood van Victoria het einde van een tijdperk was. Weliswaar had ze zelf geen diepgaande filosofische en politieke bijdrage aan Albions bloeitijd geleverd, maar haar verscheiden maakte een grote ongerustheid los. «Wat een ramp», schreef een van haar nichtjes, «wat een vreselijke angst over wat Engeland nu moet doormaken. God zij ons genadig!»
Victoria’s lange leven viel grotendeels samen met de opmars van de moderne industriële samenleving en de parlementaire democratie. De Industriële Revolutie was in de eerste plaats een Britse prestatie, gevolg van diverse uitvindingen, waarvan Watts verbeterde stoommachine (1782) de meest doorslaggevende was. Brittannië buitte zijn voorsprong economisch en militair meedogenloos uit en het land werd erom gehaat en bewonderd. History of England van de historicus Macaulays weerspiegelde het optimisme van die tijd: «De geschiedenis van ons land gedurende de laatste 160 jaar», schrijft hij, verwijzend naar de Glorious Revolution van 1688, «is overduidelijk de geschiedenis van een fysieke, morele en intellectuele verbetering.» De Victoriaanse Britten waren meestal zeer religieus, maar dat verhinderde hen niet om meedogenloze kapitalisten te zijn. Het seksuele moest worden ontkend en het romantische en avontuurlijke werd afgewezen. Het gezinsleven stond centraal; het moest voor alles morally uplifting zijn. «Man to command and woman to obey;/ All else confusion», meende hofdichter Tennyson.
Gesteund door hun zeemacht bouwden de Britten aan een imposant koloniaal rijk, dat tegen de eeuwwisseling een kwart van de wereldbevolking omvatte en ongeveer twintig procent van de beschikbare landmassa. Zonder veel hinderlijke introspectie verspreidden Victoria’s onderdanen hun beschaving onder de lesser breeds. Ze legden spoorlijnen aan, bouwden ziekenhuizen en sloegen in de resterende tijd opstanden neer. De Pax Brittannica, hooguit onderbroken door de Krimoorlog en 229 andere gewapende conflicten, werd beschouwd als de grootste zegening sinds de Romeinse beschaving. De vrijhandel won het in de loop van de eeuw van het protectionisme — de beruchte Corn Laws, die de graanprijs kunstmatig hoog hielden, werden in 1846 ingetrokken — zodat The Empire de noodzakelijke economische en politieke speelruimte verkreeg. De stemming van de Victoriaanse eeuw was, als we het mens onterende geploeter van kinderen en arbeiders in de mijnen en de fabrieken voor het gemak even vergeten, optimistisch. Victoria geloofde dat de mannen minder waren gaan drinken en dat de honden zich beter gedroegen ten opzichte van het meubilair.
Brittannië had Victoria niet nodig; het land floreerde onder vorsten die zich niet te veel met staatszaken bemoeiden. Victoria stribbelde tegen, maar ze moest zich schikken in de positie van constitutioneel monarch, die «geraadpleegd» kon worden en die ook weleens mocht «waarschuwen». Dat leverde meestal geen problemen op, zolang ze tenminste met haar premier overweg kon. Haar «onderontwikkelde talent om in termen van grote samenhangen te denken», aldus de milde bewoordingen van biograaf Jürgen Lotz, «probeerde ze te compenseren door zich voortdurend intensief met detailvragen bezig te houden». Ze kende geen natuurlijke intellectuele nieuwsgierigheid; haar relaties met regeringsleiders werden bepaald door primaire sympathieën en antipathieën. Lord Melbourne, de erudiete aristocraat die haar eerste drie jaren als vorstin begeleidde, verafgoodde ze, de rokkenjager en succesvolle «gun boat»-diplomaat Palmerston kreeg na enige tijd het nadeel van de twijfel, de principiële en diepreligieuze Gladstone, die hoogstpersoonlijk door de rosse buurten trok om meisjes te redden, haatte ze en ze was verzot op de zwierige vleier Disraeli. Ze bracht de vereiste neutraliteit van de Kroon voortdurend in gevaar. Aan het begin van haar carrière heulde ze met de Whigs (liberalen) en later met de Tories (conservatieven). Haar eis om in de benoeming van een minister het laatste woord te hebben, werd door premier Russell beleefd van de hand gewezen. Maar terwijl Victoria’s macht afnam, groeide het prestige van het koningshuis gestaag.


Victoria Alexandrina was al bij haar geboorte op 24 mei 1819 «plomp als een patrijs», in de woorden van haar vader Edward, de hertog van Kent en de echtgenoot van Victoria Maria Louisa van Saxen-Coburg. Na de dood in het kraambed van prinses Charlotte, dochter van de prins-regent die de gek geworden George III verving, was er in de jongste lijn niet één serieuze kandidaat overgebleven. Het parlement eiste van de hertog en zijn broers dat ze zouden trouwen en voor legaal nageslacht zouden zorgen. Edward rook mogelijkheden en stuurde zijn Franse maîtresse terug naar het continent. Het was zijn dochter die uiteindelijk de race om het hermelijn zou winnen.
Victoria, een levendig en temperamentvol kind, was zich aanvankelijk niet bewust van haar toekomstige functie. Ze begreep niet waarom mensen in het park hun hoed voor haar afnamen, totdat de met haar opvoeding belaste barones Lehzen haar een stamboom liet zien. «Ik ben dichter bij de troon dan ik dacht», riep Victoria uit, waarna ze, in het volle besef van het gewicht van de naderende taak, in tranen uitbarstte. Daarna droogde ze haar tranen en deelde plechtig mee: «I will be good.»
Ze verloor haar vader al na acht maanden. Ze werd door haar bezorgde en wantrouwige moeder zeer beschermd opgevoed; haar bed stond bij haar moeder in de kamer en ze mocht zelfs niet zonder begeleiding een trap aflopen. Het leven in Kensington Palace werd bepaald door de volwassenen; ze kreeg weinig kans om te spelen met leeftijdgenoten. Er woedde een permanente koude oorlog tussen de koning in Windsor en het hof van Victoria’s moeder, de hertogin van Kent. Het hof werd geteisterd door intriges, waarin de beruchte majordomus Sir John Conroy een hoofdrol speelde. Victoria haatte hem en vervreemdde van haar moeder. Toen ze in 1837 eindelijk koningin werd, verplaatste ze meteen haar bed naar een vrije kamer; wanneer de hertogin in het vervolg om een afspraak vroeg, kreeg ze van Victoria meestal een briefje terug: «Busy.»
Het krediet dat beginnende vorsten krijgen, verspeelde Victoria al snel met twee schandalen. Toen de buik van hofdame Flora Hastings opzwol, vermoedde Victoria dat ze door de gehate Conroy was bezwangerd. Op last van haar koningin werd Hastings onderzocht, maar ze verkreeg tot ieders verrassing het maagdelijkheidsbrevet. Haar geliefde Melbourne, een Whig, moest het ontslag van zijn regering aanbieden, maar Victoria weigerde om, in overeenstemming met de traditie, een deel van haar hofdames door Tory-hofdames te vervangen. De beoogde premier Sir Robert Peel trad daarop terug zodat Melbourne nog even kon aanblijven. Het was de laatste keer dat het Victoria lukte om de benoeming van een premier te dwarsbomen en het was bovendien een Pyrrusoverwinning, want Peel zou in 1841 alsnog premier worden. Enkele weken na de hofdamecrisis bleek dat Hastings’ dikke buik door kanker werd veroorzaakt. Victoria werd overmand door spijt, maar het schandaal was de doofpot al ontgroeid.
Een beroerde start, maar ze herstelde zich. In 1840 trouwde ze met haar grote liefde, de Duitse prins Albert van Saxen-Coburg. Albert bedwong de financiële en organisatorische chaos van het Buckingham-huishouden. Op den duur won deze aan werken verslaafde «buitenlander» het vertrouwen en kon hij zich ook zonder duidelijk omschreven functie tot de «heimelijke koning» ontwikkelen. Hij was de drijvende kracht achter de spectaculaire Great Exhibition van 1858, met Paxtons Crystal Palace als het transparante symbool van een veelbelovend tijdperk. Albert leerde Victoria dat ze neutraal moest blijven, dat het haar «grote taak» was om haar emoties onder controle te brengen. Victoria had er een voorkeur voor om los te barsten na een verkeerd woord van Albert, gevolgd door een stevige huilbui en kusjes om het goed te maken, maar Albert, volgens de overlevering een «rationele Thüringer», wist met deze methode niet goed raad, en bleef, in de woorden van Longford, als een Hamlet zoeken naar het juiste moment om iets aan de orde te stellen. Victoria’s gebrek aan zelfbeheersing zou nooit meer «genezen», voor zover haar erupties tenminste niet de gezondste manier waren om met haar emoties om te gaan. Ze ergerde zich aan haar eigen impulsiviteit en ze bad tot God dat hij haar zou helpen zich te verbeteren; Victoria’s verdere leven doet echter vermoeden dat Hij zich niet meer met de kwestie heeft bemoeid.


Victoria was geen schoonheid. Ze was maar één meter vijftig lang en aan de mollige kant, een omstandigheid waarin negen geboortes niet direct verbetering brachten. Ze ergerde zich aan haar lengte: «Iedereen groeit, behalve ik.» Ze had een «zilveren» stemgeluid en prachtige kleine handen. Alles wat al te lichamelijk was verafschuwde ze: geboortes, tijdens welke «our poor nature becomes so very animal & unecstatic» en de fysieke nabijheid van onderdanen, waarvan ze bevrijd werd toen ze in 1842 het reizen per trein ontdekte (koetsen waren gevaarlijk; alleen al in de jaren veertig werden er vijf voor het merendeel uiterst knullige aanslagen op haar gepleegd). Of ze haar kinderen weleens stevig knuffelde, vernemen we niet uit het biografisch materiaal.
Na zes geboortes was Victoria het zat. Tijdens de komst van de zevende, Leopold, werd de regerend vorstin met chloroform verdoofd, een novum dat de anesthesie een stoot in de goede richting gaf. Toevallig was het ook deze kleine Leopold wiens chromosomen een nare verrassing herbergden: het hemofilie-gen, veroorzaker van de gevreesde bloederziekte. Dankzij Victoria’s dynastieke netwerk werd het rampspoedige gen effectief over de Europese vorstenhuizen verspreid, zoals de tsarevitsj later mocht ervaren.
Het karakter van Victoria werd gekenmerkt door contrasten. Ze was volgens Longford «tactvol en grof, sympathiek en hard, geduldig en nerveus, direct en ontwijkend», en verder «hysterisch en beheerst, roekeloos en discreet, overweldigend koninklijk en naïef bescheiden». Ze kon eindeloos klagen over alles; ze ging tekeer tegen haar intimi en kreeg er vervolgens spijt van. Ze was vrijwel altijd eerlijk, wat ook nadelen had: bij de dood van Gladstone kon ze zich er niet toe zetten een spijtbetuiging uit te spreken. Ze was in staat om iemand te vernietigen met een enkele blik, zelfs zonder het vertrouwde «we are not amused».
Het laatste wat je Victoria zou mogen verwijten is een gebrek aan zelfkritiek. «Had ik maar meer gedaan», verzuchtte ze vaak. Maar haar zelfkritiek dreef haar via een omweg ook tot harde kritiek op de genotzuchtige kroonprins Edward, de latere Edward VII van de veelgeprezen edwardiaanse zomers, in wie ze haar eigen onzekerheden herkende. «It quite irritates me to see him in the room», sprak ze eens ontwapenend.
De meningen over Victoria’s sociale bewustzijn lopen uiteen. Omdat ze niet zo veel van het dagelijks leven in haar land te zien kreeg, was ze afhankelijk van adviseurs en ministers die zo hun eigen agenda hadden. Tijdens de Krimoorlog bezocht ze wel ziekenhuizen, waarbij ze veel compassie toonde met de gewonde veteranen, maar haar reactie op de Ten Hour Bill van Lord Ashley, die de werkuren van vrouwen en kinderen in fabrieken en molens beperkte, was afwijzend, omdat deze wet de Britse concurrentiepositie zou verzwakken. Ierland is ze altijd als een kolonie blijven beschouwen.
Afkerig van veranderingen als ze was, zocht ze haar leven lang steun bij mannen — ter compensatie, zo is geopperd, van een vaderloze jeugd. Na Lord Melbourne en prins Albert trad een merkwaardige bediende naar voren, de Schot John Brown, met wie ze overigens geen seksuele relatie schijnt te hebben gehad. Ze zocht geen lichamelijk contact, ze zocht de veiligheid en zekerheid die ze bij vrouwen kennelijk nooit kon vinden.
Prins Albert overleed in 1861 aan tyfus. Victoria treurde langdurig en men dacht dat ze gek zou worden, net als haar grootvader George III. Jarenlang verscheen ze nauwelijks in het openbaar. Volgens sommige getuigenissen nam Victoria deel aan séances om in contact te komen met Albert, maar die geruchten worden door Longford gewogen en te licht bevonden. Het duurde vijf jaar voor John Brown haar uit het diepste dal had gehaald. Het volk en de regering klaagden en morden over haar teruggetrokkenheid; ze verscheen hooguit als er weer eens een standbeeld voor Albert onthuld moest worden. Er werd openlijk over haar aftreden gespeculeerd. Het was Disraeli die haar ertoe wist te verleiden langzaam in het openbare leven terug te keren.
Victoria werd pas werkelijk zichtbaar vanaf het gouden jubileum van 1887, als symbool voor alles wat groots en Brits was. In 1896 verbrak ze het regeerrecord, dat uiteindelijk op 63 jaar zou worden gesteld. Het diamanten jubileum van het jaar daarop werd een glorieus multicultureel Commonwealth-feest zonder gekroonde hoofden, een public relations-triomf van de eerste orde. Maar het leven van Victoria naderde nu zijn einde. Gekweld door reuma, slapeloos, overgevoelig voor geluiden en steeds slechtziender haalde de oude vorstin nog net de nieuwe eeuw. Op 13 januari dicteerde ze haar laatste dagboeknotities. Sinds de dood van Albert altijd in het zwart gekleed, wilde ze in het wit begraven worden, en zo gebeurde het ook.