Soms is er ineens een uitspraak die je van je stoel doet vallen. Van verbazing en het lachen tegelijk. Wat? Zegt híj dat?

Gerrit Zalm, oud-minister van Financiën, kreeg het vorige week voor elkaar, tijdens het verhoor door de parlementaire enquêtecommissie-Fyra. Zalm noemde zichzelf een man van de realisatiecijfers, meer dan van de prognoses. Pardon? Iemand die ruim vier jaar directeur was van het Centraal Planbureau (cpb) noemt zichzelf géén man van de prognoses?

De enquêtecommissie haakte er niet op in. Het zou de verhoorlijn ongetwijfeld flink in de war hebben geschopt. Maar na zo’n antwoord vraag je je toch af wat Zalm daar in die jaren bij het cpb heeft gedaan. Dat is immers het prognosebureau bij uitstek. Al het kabinetsbeleid, alle verkiezingsprogramma’s en plannen van politieke partijen gaan langs de burelen van het cpb, om een prognose te laten opstellen over wat dat beleid, die voorstellen en plannen betekenen voor de schatkist, het financieringstekort, de werkgelegenheid, de inkomensverdeling, noem maar op. Ziet Zalm daar nu – ook – de betrekkelijkheid van in?

Begin jaren zestig omschreef de journalist Jan Vrijman de filosofie van de nozems met de woorden ‘Weg met de waarde van gisteren’. Weliswaar heeft Zalm geen vetkuif en verplaatst hij zich niet op een buikschuiver, maar de nozemfilosofie lijkt hij wel te delen. Voor hem de eretitel prog-nozem: weg ermee, met die prognoses.

Luisterend naar de verhoren over het debacle met de hogesnelheidstrein, de Fyra, krijg je sowieso het gevoel dat in de jaren van de aanleg van de hogesnelheidslijn en daarna die van het beslissen welk bedrijf de treinen over die spoorlijn mocht laten rijden de dominante houding die van de nozem was.

De NS zijn weliswaar nooit een volledig staatsbedrijf geweest, maar de aandelen zijn ook nu nog in handen van de staat. De NS waren gewend geweest aan onbeperkte subsidies en grote inmenging van de overheid op het te voeren beleid. Vier handen op een buik was het. Maar toen was het: weg ermee, gedraag je als een gewoon bedrijf, NS. De waarde van gisteren moest worden ingeruild voor die van de nieuwe dag: marktwerking, openbare aanbesteding, concurrentie. Ook als dit een waarde is die je wilt uitdragen, dan nóg had er meer oog moeten zijn voor twee zaken: past die nieuwe waarde ook op zoiets als het spoor en zo ja, hoe ga je om met een organisatie en haar mensen die doordrenkt zijn van de ‘oude’ waarde. Oftewel, hoe staat het met de uitvoerbaarheid.

Steeds opnieuw blijkt de uitvoering van beleid de achilleshiel in Den Haag

‘De politieke agenda blijkt keer op keer niet voldoende rekening te houden met een realistische uitvoeringsagenda (…) Op nogal wat plekken constateren wij fricties tussen politieke ambities en de beschikbare tijd, mensen en middelen.’ Saskia Stuiveling, die deze week afscheid neemt als directeur van de Algemene Rekenkamer, nam deze woorden bij haar laatste optreden in de Tweede Kamer weliswaar niet in de mond in relatie tot NS en Fyra, maar het paste wonderwel. Of eigenlijk moet dat zijn: het paste ook op NS en Fyra en verwonderlijk is dat niet.

Steeds opnieuw blijkt de uitvoering van beleid de achilleshiel te zijn in Den Haag. De geschiedenis leert dat ‘weg ermee, het moet anders’ keer op keer in de praktijk veel ingewikkelder is dan gedacht.

Staatssecretaris van Volksgezondheid Martin van Rijn (pvda) kan daarover meepraten. Het persoonsgebonden budget (pgb) dreigt zijn ondergang te worden. Puur omdat bij alle veranderingen de uitvoering daarvan belabberd was. Ambitie genoeg, hup, daar was weer een nieuwe waarde: de gemeenten kunnen beter de langdurige zorg voor mensen gaan regelen, zij kennen hun persoonlijke omstandigheden het best. Het klinkt mooi, misschien gaat het ook wel werken. Maar als gevolg van de nieuwe ambitie moest ook de bureaucratie rond het pgb op de schop.

Je kunt nu al bijna uittekenen hoe dat bij een toekomstige parlementaire enquête over de decentralisatie van de zorg richting de gemeenten zal gaan. Van Rijn schetst dan vanaf de verhoorstoel zijn idealen nog maar weer een keer. De nu verguisde Sociale Verzekeringsbank wijt de problemen bij de betalingen vervolgens aan de tijdsdruk en de gebrekkige gemeentelijke administraties waar de svb van afhankelijk is. De gemeenten beklagen zich op hun beurt bij de enquêtecommissie eveneens over tijdsdruk, en daarnaast over onvoldoende budget en gekwalificeerd personeel. En ook de huidige Kamerleden zullen dezelfde rollen spelen die ze nu ook al hebben.

De woorden van Stuiveling van de Algemene Rekenkamer lijken er nog op te wijzen dat als de politiek maar meer tijd, mensen en middelen zou inzetten politieke ambities haalbaar zijn. Bij het pgb lijkt dat het geval. Maar soms moet de uitkomst van parlementaire enquêtes juist zijn dat bepaalde ambities vanwege de praktische uitvoerbaarheid tijdig in de prullenmand hadden moeten belanden. De conclusie van de Fyra-enquête zou dan ook moeten luiden dat marktwerking op het spoor op dat moment onder de toenmalige omstandigheden geen goed idee was. Hier was meer aan de hand dan alleen een haperend betalingssysteem.

Politiek gevoelig zou dat zijn. Want dan kan niet zomaar worden overgegaan tot de orde van de dag. Dan is de direct daarop volgende vraag of marktwerking op het spoor sowieso wel een goed en haalbaar idee is. Daar zal de enquêtecommissie geen antwoord op formuleren. Het zou het weggooien van een waarde – marktwerking – zijn. Een politiek divers samengestelde commissie vertoont dat soort nozemgedrag niet.