Afgelopen weekend kwam in Koblenz de rechtspopulistische internationale bijeen. Geïnspireerd door Trump werd victorie gekraaid over een toekomstig Europa met dichte grenzen. Met drie verkiezingen voor de deur zou de xenofobe utopie eindelijk gerealiseerd kunnen worden: minder, minder, minder migranten. Op mijn timeline waren de Godwins niet van de lucht. Unaniem wentelde men zich in zijn afschuw van Le Pen, Wilders en Petry. Geen fijnere afkeer immers dan gedeelde afkeer.

Het is van een onthutsende bijziendheid. Het gedachtegoed van de rechtspopulisten is de afgelopen twintig jaar namelijk gemeengoed geworden. Kijk naar Nederland. VVD, CDA en PvdA onderschrijven nu al jaren de analyse dat de oorzaak van onze problemen ligt bij ‘ongebreidelde’ migratie. De florissante peilingen van de PVV zijn de enige echte motivatie voor de onverhuld ethno-nationalistische brief die Mark Rutte deze week aan alle lelieblanke Nederlanders stuurde. Terwijl nog niet zo lang geleden ook het ‘beschaafde’ cda er geen been in zag aan te schuiven in een coalitie die door Wilders in het zadel werd gehouden. Ook Sybrand Buma niet, die zeven jaar later de fatsoensridder uithangt en Rutte kapittelt over diens vrijage met het rechtspopulisme.

Maar het zijn vooral de sociaal-democraten die sinds 2002 de Fortuyn-agenda hebben gekaapt en hebben geprobeerd zich een nette vorm van ethno-nationalisme eigen te maken. Momenteel maakt de PvdA onder leiding van Lodewijk Asscher haar zoveelste gedaanteverwisseling door. Van neoliberale marktpartij onder Kok naar verbindingspartij onder Bos en Cohen naar ordoliberale partij onder Samsom naar Asschers linksig klinkende, maar rechtsig riekende ‘progressief patriottisme’.

Asscher publiceerde afgelopen zondag op de site van The Guardian een opiniestuk waarin hij de linkse internationale (of wat daar van over is) opriep de handen ineen te slaan en met een ‘krachtig, sociaal en keurig (sic!)’ alternatief de rechtspopulistische polarisering en ongelijkheid te bestrijden. Wat er in het stuk wel werd genoemd is net zo veelzeggend als wat er niet werd genoemd. De kern was dat Europese burgers de controle over hun bestaan zijn kwijtgeraakt door ongecontroleerde migratie. Daardoor zijn hun salarissen gedaald, hun banen verdwenen en hun buurten onherkenbaar veranderd. Vooral de Europese detacheringsrichtlijn moest het ontgelden. Asscher: ‘De Europese belofte was om sociale vooruitgang voor iedereen mogelijk te maken (…). Voor te velen is het vrij verkeer van arbeid echter verworden tot unfaire concurrentie op de arbeidsmarkt. Dat moet stoppen.’

Het is van een onthutsende bijziendheid

Stoere taal. Maar het is bizar dat de progressieve analyse van evidente wantoestanden – oplopende ongelijkheden, afnemende sociale mobiliteit, stijgende kosten voor levensonderhoud, dalende kwaliteit van zorg en onderwijs, om maar te zwijgen van klimaatverandering en afnemende soortenrijkdom – steevast de oorzaak zoekt in arbeidsmigratie. En dat de oplossing dus ook elke keer die van Wilders is: minder migratie, dichtere grenzen, hardere integratie.

Empirisch klopt er namelijk geen hout van. Geen honkvastere burgers dan Europese. De gemiddelde Europeaan wordt geboren, gaat naar school, huwt, werkt, sport en sterft binnen een straal van dertig kilometer. De jaarlijkse migratie in de EU is pakweg twee procent. Oftewel, je zou net zo goed kunnen poneren dat het probleem niet te veel migratie is maar juist te weinig, niet te veel vrij verkeer van arbeid maar juist te weinig. Dreigen met vertrek is namelijk van oudsher een belangrijk wapen in de strijd om rechtvaardigheid.

Zeker als je het legt naast de ongekende mobiliteit van de factor kapitaal. Dankzij digitalisering, deregulering en een bloeiende handel in lege bv’tjes door keurige fiscalisten en advocaten zijn de mogelijkheden voor kapitaal om regels te ontduiken, lasten te ontwijken en arbeid verder uit te knijpen onbeperkt. Dat verklaart de groeiende polarisatie en ongelijkheid. Niet migratie. En daar volgt een totaal andere politieke agenda uit. Een linkspopulistische, bestaande uit kapitaalcontroles, transactiebelastingen, radicale bankhervormingen (opbreken!) en de renationalisatie van het kapitaalverkeer.

Asscher roept in het stuk zijn progressieve collega’s weliswaar ook op om nu eindelijk eens wat te doen aan belastingontwijking door multinationals. Maar hij presenteert het als een bijkomstige mentale oprisping, het staat in de laatste alinea. Terwijl het de kern van zijn ‘progressief nationalisme’ had moeten zijn. En hoe geloofwaardig is het als je directe collega vier jaar lang het Nederlandse belastingparadijs heeft beschermd? En daarvoor wordt beloond met plaats drie op de kieslijst?