
Het Joods Historisch Museum toont in het beknopte overzicht The Power of Pictures nog maar eens hoe buitengewoon dynamisch die veranderingen waren in de Russische fotografie, het grafisch ontwerp en de film.
Dat verhaal is vaker verteld. U herinnert zich misschien de Rodchenko-tentoonstelling in Foam, Amsterdam, in 2010, samengesteld door het Moskouse Huis der Fotografie. Ook daar was te zien wat voor een delirium van artistieke vrijheid die revolutie betekende. Alles mocht, alles kon, zeker in media als de fotografie en de film die nog nauwelijks tradities kenden. In het Joods Historisch Museum is bijvoorbeeld te zien hoe fotografen nieuwe genres als de fotografie van sport en industrie ontwikkelden, hoe El Lissitzky zich ontplooide als vormgever van tentoonstellingen, tijdschriften en brochures, hoe Vertov, Poedovkin en Eisenstein experimenteerden met montage, enzovoort. Er is een uitgebreid filmprogramma waar krakers als Poedovkins De moeder, Vertovs De man met de camera en Eisensteins Potemkin aan bod komen, maar ook geweldige rariteiten als Aelita: Koningin van Mars van Jakov Protazanov, uit 1924.
De tentoonstelling legt er de nadruk op dat veel van die kunstenaars joods waren: Rodchenko, Vertov, Eisenstein, Lissitzky, Poedovkin, maar ook minder bekenden als Arkadi Schaichet, Olga Ignatovitsj, Moisej Nappelbaum en Georgi Petroesov. Dat zij joods waren was significant; door de Februarirevolutie hadden joodse Russen voor het eerst volledig burgerrecht verkregen, iets wat de Bolsjewieken vervolgens handhaafden. Dat verklaart hun opvallende zichtbaarheid in de kunstproductie, het verklaart ook hun enthousiasme voor de goede zaak.
Het is echter opnieuw verschrikkelijk te zien hoe die tomeloze vernieuwing vanaf ongeveer 1932 wordt gesmoord. Het is af te lezen aan de omslagen van het tijdschrift De USSR in opbouw, dat vooral bedoeld was voor het buitenland. In 1928 zijn de omslagen van Lissitsky nog briljante schots-en-scheef-collages; in 1932 zijn het al drakerige plaatjes van rode vaandels en sterren. De vernieuwingen bleven nog lange tijd zichtbaar, maar veel kunstenaars kozen om den brode voor opdrachten die geheel en al propaganda waren, en zij moesten toestaan dat er in hun werk werd geretoucheerd, overgeschilderd, weggepoetst. Anderen kozen noodgedwongen voor nederiger baantjes in de marge, sommigen verdwenen.
De tentoonstelling gaat dus niet over Stalin cs., maar over die kunstenaars, hun vernieuwend werk, hun aanvankelijke begeestering en hun faustiaans lot, en dat laatste wordt bepaald niet weggepoetst, in tegenstelling tot wat Hella Rottenberg daarover onlangs in de Volkskrant beweerde. Zij sprak over ‘wegmoffelen van de politiek-historische context van sovjetkunst’, maar zij was bij haar bezoek kennelijk haar bril vergeten: die context is juist overal expliciet. Bij Rodchenko’s foto’s van de glorieuze voltooiing van het Witte Zee-kanaal wordt duidelijk vermeld dat dat werd gegraven door politieke gevangenen, waarvan er ‘twaalf- tot vijfentwintigduizend’ stierven; de inleidende tekst van de tentoonstelling windt er geen doekjes om dat de zuiveringen in de jaren dertig miljoenen levens kostten – waaronder die van veel van de tentoongestelde kunstenaars. De tentoonstelling heeft daardoor, vind ik, juist een diep tragische toon: al die briljante enthousiaste energie, die prachtige radicale ideeën, alles vermorzeld.
The Power of Pictures: Fotografie en film uit de vroege Sovjet-Unie, Joods Historisch Museum, Amsterdam, t/m 27 november. jhm.nl
Beeld: The Power of Pictures, Joods Historisch Museum. Jakow Chalip, Op wacht, 1938 (MUSEUM OF FINE ARTS, HOUSTON. AANKOOP MET STEUN VAN HET CAROLINE WIESS LAW ACCESSIONS ENDOWMENT FUND, THE MANFRED HEITING COLLECTION)