Georges Vermeersch, arbeider in ‘de’ Honeywell-fabriek (voor verwarmingsketels), komt terug van drie jaar cel vanwege incest met zijn dochter. Zijn vrouw Jeanne, die in de gevangenis nooit op bezoek mocht komen, is een verhouding begonnen met de buurman en voormalig kaart-maat van Georges, Erik. Daar is een baby van gekomen, een dochtertje. Hun ondertussen meerderjarige dochter Christiane is het huis uit, ze leidt een wild leven. Jeanne merkt nuchter op dat alleen de bus nog niet over haar heen is gegaan. Het stuk heeft vijf scènes: de thuiskomst; twee confrontaties, met de vrouw en met de minnaar; een ‘imaginaire’ scène waarin de incest wordt herbeleefd; en een slotscène, bedoeld als verzoening.

De voorstelling is met grote liefde gemaakt, op de hulpeloze wijze van ongewilde puinruimers. Er is door de incest immers iets onherstelbaars gebeurd. Als je verder wilt, moet je repareren. Ariane Schluter fladdert als Jeanne om haar teruggekeerde man heen als een meeuw om een frietenkot, nerveuzig blij maar kansloos. Stefan de Walle’s Vermeersch weet zich geen raad met de herwonnen vrijheid, hij zuipt zich klem en kijkt verbaasd naar wat hij vervolgens aanricht. Erik krijgt van Vincent van der Valk een stoerige onhandigheid die de figuur zo goed als zeker niet uit deze brand gaat helpen. En wij voyeurs denken: waar is de uitgang? Precies dát is het liefdevolle uitgangspunt van deze voorstelling: mensen die wanhopig ergens willen beginnen met het opruimen van de bomkraters. Het decor (Pascal Leboucq) is een ogenschijnlijk zooitje. Af en toe wordt er iets herschikt. Om een ordelijke afdruk van de realiteit te suggereren. Of die juist woest weer weg te vegen.

In de vierde scène, de enige opkomst van partner in crime Christiane (mooie rol van Sallie Harmsen, raadselachtig, droevig) kijken we naar wat er mógelijkerwijs drie jaar geleden aan de hand kán zijn geweest. Let op de voorbehouden. Dit mooie, kleine stukje dialoog van nog geen veertien scriptvelletjes biedt niet de ultieme sleutel tot het stuk. Maar één helderheid schept die scène wel: ze moeten op een hopeloze manier aan elkaar verslingerd zijn geweest, de vader en zijn wilde dochter, die het gras al op zijn buik zag groeien. En dat in een verslingering aan elkaar gekleefd zitten, dat is precies de druk waaronder alle personages leven. Erik en Jeanne vielen voor elkaar in de damp van verse shampoo en je weer even jong voelen. Op een onbewaakt moment zien we ergens een glimp van de radeloze mannenvriendschap tussen Erik en Georges. En aan alles is merkbaar hoe Jeanne en Georges worden verbonden door een huwelijkse ‘weemoedigheid die niemand kan verklaren/ en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat’, om de beroemde dichtregels van Elsschot te citeren. Alleen Christiane is bijtijds uit de hel ontsnapt.

Vlak voor het eind van de tweede scène geeft Georges aan Jeanne haar favoriete parfum. Hij heeft er in ’t gevang voor gespaard. ‘Voor onder je oksels. Je kunt hém eraan laten ruiken.’ Ariane Schluter verstilt in een pose. Zomaar staat daar een klassiek Grieks beeld in een C En dan zegt Jeanne: ‘Jij ook, Georges, jij ook.’

Het is een moment van groot toneelgeluk.


Vrijdag is t/m 17 januari te zien in Rotterdam, Amsterdam, Groningen, Utrecht, Heerlen, Den Haag en Haarlem, nationaletoneel.nl/vrijdag


Beeld: Vrijdag, Ariane Schluter, Vincent van der Valk en Stefan de Walle , het Nationale Toneel (Kurt van der Elst).