De piano’s uit de showroom gingen voor een habbekrats de deur uit. De in hoogte verstelbare Beethoven-stoelen deden vijf euro per stuk en een kartonnen doos met knuffelbeertjes bracht nog negen euro op. Op de website proveiling.nl baadt in wit flitslicht de complete inventaris van de firma Piano Gallery in Alkmaar, als online herinnering aan het faillissement in juli 2015. Waar het misging met de pianozaak? De vroegere eigenaar – ‘ik zie mijn naam liever niet genoemd’ – heeft eigenlijk geen zin om erover te praten. ‘Dan word ik alleen maar verschrikkelijk boos. Boos op die rotbanken. Dat wil ik niet. Ik wil vooruit kijken.’

In het faillissementsverslag staat dat de pianohandelaar ‘in verband met de geadviseerde financiering met een renteswap de financiële problemen niet meer het hoofd kon bieden’. Over die renteswap wil hij toch nog wel wat kwijt. ‘Ik ben ondernemer. Ik heb verstand van piano’s, niet van geldzaken. En ik wilde een showroom. Dus belde ik de bank voor financiering. De volgende dag stonden ze met twee man op de stoep. Een renteswap was absoluut het beste product voor mij. Het zou flexibel zijn en ik kon de rente op mijn lening ermee vastzetten. Ik heb er geen verstand van, wie ben ik om tegen dat advies in te gaan? Met open ogen ben ik erin getuind.’

Hij is niet de enige. Tot 2005 konden bedrijven en instellingen die financiering nodig hadden kiezen voor een lening met een vaste of met een variabele rente. Na 2005 kwam daar de renteswap bij. Een ingewikkeld beleggingsproduct waar bijna niemand de precieze werking van doorgrondde, maar dat desondanks massaal werd afgesloten. Het zou precies werken als een lening met een vaste rente, maar dan met de flexibiliteit van de variabele lening, beloofden de banken.

Het pakte anders uit. Renteswaps garandeerden helemaal geen vastigheid, bleek toen de crisis uitbrak en de rente daalde. Wat banken er niet bij vertelden, was dat bij een dalende rente de swaps een negatieve waarde krijgen. Ze vormen dan een extra schuld op de balans van de ondernemer. Een bedrijf met meer schulden ziet de bank als een risico. Dat risico berekent de bank door in renteopslagen, wat leidt tot hogere kosten voor het bedrijf (zie kader: Welkom in derivatenland).

Wilde je bij die dalende rente van de swap af, dan bleek de beloofde flexibiliteit ver te zoeken. Een derivaat afkopen kan, mits je in één keer de negatieve marktwaarde aftikt. Door de sterk dalende rente en lange looptijd van veel swaps was dat veelal onbetaalbaar. Zo werkten swaps bij bedrijven in crisis als een anker aan een schip. Bij een rustige zee houdt dat het schip mooi op zijn plaats. Maar als het water stijgt, trekt zo’n anker het schip steeds verder onder water. Hoe meer water je maakt, hoe sneller je naar de bodem zinkt.

Zo verging het ook Piano Gallery uit Alkmaar. Door de crisis verkocht de winkelier minder piano’s. Hij had zijn oude bedrijfspand kunnen verkopen om met de opbrengst zijn zaak draaiende te houden. Maar door de renteswap had dat weinig zin. Hij zou moeten blijven betalen voor het derivaat waarmee de lening was afgedekt. De negatieve waarde afkopen was veel te duur. Uiteindelijk zag hij geen andere oplossing dan zijn eigen faillissement aan te vragen. ‘En de bank heeft niets voor me gedaan om me te helpen. Niets!’

Samenleving en financiële sector in evenwicht heet het rapport waar de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) in oktober mee naar buiten kwam. Daarin waarschuwen economen dat banken hun maatschappelijke rol te grabbel gooien. De financiële sector zou de economie moeten dienen en laten groeien, maar dat gaat mis als banken zich bezighouden met wat economen rent seeking noemen: ze verkopen dan vooral producten waar ze zelf goed aan verdienen, maar waar hun klanten – en de economie als geheel – weinig mee opschieten.

De manier waarop renteswaps werden afgesloten is daarvan een goed voorbeeld. Ondernemers waren voor een lening afhankelijk van hun bank, en hadden geen idee waar ze voor tekenden. Uiteindelijk bleek het product ze vooral geld te kosten, terwijl de banken er winst op maakten.

Wat de banken, de politiek en de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (afm) betreft is het derivatenprobleem bijna uit de wereld. Sinds 19 december is er een herstelkader, waarmee gedupeerde ondernemers een deel van hun derivatenschade vergoed krijgen.

Uit ons onderzoek (zie kader: Het onderzoek) blijkt echter dat miljarden aan swapschade vooralsnog niet worden vergoed. De grotere verpleeghuizen, woningbouwverenigingen en ziekenhuizen die schade leden, vallen buiten de herstelregeling. Wie naar de rechter wil, krijgt te maken met chantagepraktijken van banken.

In 2012 al was duidelijk dat veel mkb’ers met hun swap een kat in de zak hadden gekocht. Pas nu is er een herstelkader en veel ondernemers krijgen pas in 2018 te horen of en zo ja hoeveel ze krijgen uitbetaald. In de tussentijd gingen bedrijven met swaps kopje onder, zoals de firma Piano Gallery.

Het herstelkader gaat uit van negentienduizend mkb-klanten. Die bezitten samen voor ongeveer 26 miljard euro aan rentederivaten. Maar een grote groep valt erbuiten omdat veel semi-publieke instellingen, decentrale overheden en particulieren als professionele beleggers worden gezien. De omvang van deze groep is alleen bij de banken bekend, maar uit ons onderzoek komt naar voren dat het hierbij zeker om nog eens dertig miljard euro gaat.

Waar komen die aan leningen vastgeklonken rentederivaten vandaan? Begin deze eeuw zitten de banken met een probleem. De rente daalt en daardoor worden hun marges op leningen steeds kleiner. Dus verzinnen de banken een list. In het jaarverslag van de Rabobank over 2006 staat het expliciet: ‘De lage rentemarge noopt ons om meerdere producten uit ons assortiment tegelijkertijd aan onze klanten te verkopen.’ Dat is precies wat met de renteswaps gebeurt. Bij een lening met een variabele of vaste rente koop je één product. Bij een lening met een renteswap koop je er twee: de lening met een variabele rente, plus de renteswap.

Vanaf 2005 draait de verkoopmachine op volle toeren. ‘Er werd een scan gedaan op klanten met een variabele lening, en dan gingen ze erheen om er een swap bij te verkopen’, zegt derivatenexpert Patrick van Gerwen, die vanuit zijn kantoor in de Haarlemse binnenstad klanten met rentederivaten adviseert. Hij berekende dat bij bijna een kwart van de bedrijfsleningen een renteswap werd verkocht. ‘Het is als een soort one size fits all uitgerold. Van bankiers en treasury-adviseurs hoor ik dat er scorelijstjes op de verkoopafdeling hingen. Ze telden de bonussen die verdiend werden met rentederivaten. Ze plakten op iedere ondernemer een swap, en hup, door naar de volgende.’

Om klanten over de streep te trekken werd angst aangepraat, zegt Van Gerwen. ‘Zo van: “Meneer u heeft een lening met een variabele rente? Nou, China draait op volle toeren en de rente gaat stijgen, want er is schaarste aan kapitaal. Dus je moet het snel afdekken, want het kan hard gaan.” En dan werd er maar één product naar voren geschoven, en dat was de renteswap.’

Zo kregen ondernemers die eigenlijk een flexibele variabele rente wilden (want zo’n lening kun je doorgaans zonder boeterente aflossen) een constructie in de maag gesplitst waarbij ze alsnog met hoge afloskosten te maken kregen.

En ondernemers die juist wél een vaste rente wilden, konden zij niet gewoon een lening met vaste rente krijgen? ‘Dat werd niet als serieuze optie aangeboden. Een swap werd gepresenteerd als net zoiets als een vaste lening, maar dan goedkoper. Dat is makkelijk kiezen.’ Maar was een lening met een vaste rente echt duurder? Nee, legt Van Gerwen uit. ‘De offerte voor zo’n vastrentende lening werd kunstmatig te duur geprijsd. Dus een swap ís niet goedkoper, hij líjkt goedkoper omdat het alternatief verkeerd geprijsd was. Zo stuurden banken hun klanten richting renteswaps. Dat is pure misleiding.’

‘Ik heb er geen verstand van, wie ben ik om tegen dat advies in te gaan? Met open ogen ben ik erin getuind’

We hebben de vier grote banken die in Nederland derivaten verkochten – ABN Amro, ing, Deutsche Bank en Rabobank – om een reactie gevraagd. Alleen de Rabobank wilde reageren, maar die gaat niet in op de vermeende misleiding van klanten. Wel bestrijdt Rabo het beeld dat er alleen nog maar leningen met renteswaps werden verkocht. De minderheid van de financieringen werd met een renteswap afgesloten. ‘In een aantal gevallen was het beter geweest een gewone vaste rente te verkopen’, erkent Rabo.

Erg moeilijk was het niet om ondernemers voor een renteswap te laten tekenen, want ze hadden doorgaans totaal geen verstand van de complexe financiële producten. Frank Wijn, een oud-bankier die nu ondernemers bijstaat, noemt het voorbeeld van een melkveehouder. ‘Die boer zit op de trekker en wordt naar binnen gefloten. Aan de keukentafel zitten zijn accountmanager van de Rabobank en zijn adviseur van ondernemersvereniging zlto. Ze zijn er onderling al uit. Er is geld nodig voor de bouw van een nieuwe stal. Dat lukt, zegt de man van de bank. Er komt een cap with knock in floor (een complex rentederivaat dat op zowel stijgende als dalende rente anticipeert – red.). Die boer denkt oprecht dat hij een nieuwe vloer in zijn stal gaat krijgen. Hij tekent en gaat terug naar zijn trekker.’

Maar als in 2008 de crisis uitbreekt en de rente daalt, ervaren veel ondernemers dat hun renteswap prima beschermt tegen een stijgende rente, maar bij een dalende rente alleen maar problemen geeft. Ook bij de banken gaan de alarmbellen af. Waren klanten eigenlijk wel goed voorgelicht over die risico’s? Voorzover dossiers niet op orde zijn, worden ze in de eerste crisisjaren snel gerepareerd door klanten alsnog een berg informatie te geven over de risico’s van renteswaps. Daarmee is het probleem wat de banken betreft opgelost. Wie toch klaagt, wordt hard aangepakt.

Ingesloten tussen de Westlandse kassen ligt het dorp Kwintsheul. Aan een doorgaande straat met loodsen en bedrijfsgebouwen zit transportbedrijf Van Velthoven, dat sinds 1929 groenten, fruit, bloemen en planten vervoert. Ron van Velthoven, derde generatie, zet plastic bekertjes koffie op tafel in de directiekamer. Er staan vitrines vol schaalmodellen van trucks, aan de muur hangen wat vaantjes van voetbalclubs.

‘Zonder die renteswap zou ik nu nog haar hebben’, zegt Van Velthoven grappend terwijl hij over zijn kalende schedel wrijft. Met licht Haagse tongval vertelt hij hoe de problemen begonnen in 2009. ‘De transportsector ging slecht, onze renteswap was negatief geworden en de bank ging de renteopslagen verhogen. We hebben bij elkaar 75.000 euro aan opslagen betaald.’

Ook hoefde hij niet meer aan te kloppen voor tijdelijk krediet. De negatieve waarde van zijn derivaat maakte dat voor de bank te risicovol. ‘Moest ik een keer een gigantisch bedrag aan btw betalen, stond er zesduizend euro te weinig op de rekening. Ik belde naar de bank: kun je ’m er toch effe doorheen douwen. Deden ze niet. Kreeg ik een boete van vijfduizend euro van de belastingdienst omdat ik een dag te laat de btw betaalde. Waar ben je dan mee bezig? Niks was nog goed, alleen maar gezeik. Als je de correspondentie van de bank doorleest denk je: zo ga je niet met klanten om. Echt arrogant.’

Op een zaterdagavond in 2015 – ‘mijn vrouw zat een tv-serie te kijken’ – dook Van Velthoven op kantoor eens in de ordner met het derivatendossier. En wat bleek? Er zat helemaal geen ondertekend renteswapcontract in. Van Velthoven stuurde een klacht in. ‘Tussen Kerst en Oud en Nieuw kwamen er twee van die arrogante banktypes hier binnen. Toen kwam het hoge woord eruit: de bank had ook geen afschrift van mijn renteswap. Maar als ik daar een probleem van maakte, dan moest ik maar naar de rechter stappen. Ik zei: koffie opdrinken en wegwezen.’

Hoe hard het spel gespeeld wordt, blijkt uit de ervaring van een investeerder die in renteswaps verstrikt raakte. Hij vindt het te riskant om bij naam genoemd te worden: hij is voor financiering afhankelijk van de bank. ‘Ik kocht de renteswaps met als enige doel een renteplafond aan te brengen. Maar na 2008 gingen ineens de renteopslagen omhoog. Toen werd het onplezierig. Ik meldde het bij de bank. Maar op de simpele vraag waarom ze me een swap hadden verkocht terwijl dat product niet deed wat ik wilde – een plafond op de rente – kwam geen antwoord.’

De gesprekken verliepen altijd vriendelijk, totdat de bank een advocaat meenam. ‘In dat gesprek werd veel gepraat, maar per saldo niets gezegd. Daarna kreeg ik deze brief.’ Hij opent de klapper en haalt er een document uit. Er letterlijk uit citeren vindt de investeerder te riskant. Maar de gearceerde tekst komt neer op: als u naar de rechter stapt, schrappen we u als klant. ‘Het geeft heel duidelijk weer hoe de bank erin staat. Alles wordt genegeerd, totaal niet oplossingsgericht. Het is gewoon chantage. Voor iedereen die een lening heeft geldt: als de bank dreigt je financiering op te zeggen, dan heb je een probleem.’

Financieel adviseur Patrick van Gerwen hoort het vaker van klanten. ‘Dat banken zeggen: ga je daar nou over klagen? Je hebt toch in de gaten dat je financiering bij ons loopt? Kortom: als je klaagt, trekken we het infuus eruit.’ Banken zijn in de positie dat ze daarmee weg kunnen komen. ‘Mkb’ers zijn voor het overgrote deel afhankelijk van bankfinanciering. En er zijn maar een paar banken.’

Het ontstane derivatenprobleem had drie belangrijke onderliggende oorzaken. Ten eerste de complexiteit: bijna niemand snapte precies waarvoor hij tekende. Ten tweede de deregulering van de sector, die het banken mogelijk maakte dit soort ingewikkelde derivatenconstructies op te tuigen voor eenvoudige ondernemers. En ten derde het gebrek aan concurrentie. Ondernemers zijn erg afhankelijk van banken, en veel keus is er niet. De drie grote banken ABN Amro, ing en Rabo verkochten allemaal op ongeveer dezelfde manier renteswaps.

Werk aan de winkel dus voor de afm, de waakhond van de financiële sector. Maar die blaft noch bijt. ‘Je kunt een archiefkast vullen met alle praktijkcases die we hebben aangedragen bij de afm’, zegt Van Gerwen. ‘We kregen een reactie van “dankjewel, we gaan ernaar kijken”. Maar ze kwamen nooit terug met vragen.’

Dat is niet zo gek, want de afm is onderbemand. In 2012 gaat de toezichthouder onderzoeken of bedrijven en instellingen wel waren geïnformeerd over de risico’s. Tijdens het onderzoek klinken al waarschuwingen dat er te weinig mankracht is voor de complexe derivatenproblematiek.

Terwijl steeds meer ondernemers in de problemen komen en zich in groten getale aansluiten bij claimstichtingen komt de toezichthouder in de zomer van 2014 slechts met een algemene analyse van het probleem. Voor de oplossing ervan ziet de afm een taak voor de banken zelf. Zij krijgen de opdracht om de verkoop van de rentederivaten aan het midden- en kleinbedrijf opnieuw te beoordelen. De slager mag zijn eigen vlees keuren. Die rol grijpen de banken dankbaar aan om het probleem te downsizen, ze lappen de eisen die de afm had gesteld aan hun laars en zetten niet het klantbelang, maar vooral hun eigen belang centraal.

Vanaf 2012 stappen steeds meer ondernemers naar de rechter, waar hun klachten wél serieus worden genomen. Een belangrijke uitspraak komt in september 2015, als het gerechtshof in Amsterdam een streep haalt door de renteswap die spijkerbroekentycoon Jan Peters, eigenaar van winkelketen Chasin’, afsloot bij ing.

Het is een overwinning voor Hester Bais, een van de weinige juristen die ook de financiële finesses van rentederivaten in de vingers heeft. Toen ze de zaak tegen ing won, wist Bais dat ze beet had. ‘Mensen hebben echt gedwaald’, zegt de advocate. ‘Als je de precieze voorwaarden had gekend, had niemand ooit een renteswap gesloten.’

Banken verhulden een wezenlijk kenmerk van de renteswap: de margin-verplichting, legt Bais uit. Die houdt in dat bezitters van een renteswap onderpand moeten geven als de swap onder water komt te staan. Stel, een ondernemer leent een miljoen voor een bedrijfsgebouw. Het gebouw dient dan als onderpand voor de lening. Als de lening is vastgezet met een swap en de rente daalt, is een extra, tweede onderpand nodig om de negatieve waarde van de renteswap af te dekken.

Dat klinkt nodeloos ingewikkeld voor een ondernemer die gewoon een vaste rente wil, en dat is het ook. Daarom wilden banken hun klanten er niet mee lastigvallen. Dus wat deden ze? Bij ing kregen ondernemers er, zonder het te weten, een ‘gratis’ lening bij. ‘De bank noemde die heel sneaky een “allowance”’, zegt Bais, ‘omdat de gemiddelde mkb’er bij de term “kredietovereenkomst” waarschijnlijk wel wakker was geworden.’

‘Een swap ís niet goedkoper, hij líjkt goedkoper omdat het alternatief verkeerd geprijsd was’

Met dat krediet kon de ondernemer dan op papier voldoen aan de onderpandverplichting voor de renteswap. ‘Dus als je een miljoen leent, dan staat bij ing in de boeken dat je 1,4 miljoen hebt geleend’, verduidelijkt Bais. ‘Als de rente daalde en de swap verder onder water kwam, ging je extra, geheime krediet verder omhoog. Zonder dat de klant het door had.’

Maar door die tweede, verborgen lening kreeg de ondernemer een slechter risicoprofiel en dus ging de opslag op zijn variabele rente omhoog. ‘Had hij het geweten, dan had hij de renteswap nooit afgesloten. Want dan waren de risico’s – dat je bij een dalende rente dieper in de schulden komt door de negatieve waarde van de swap – in één klap zichtbaar geworden’, zegt Bais. De rechter zag het ook zo, en oordeelde in de zaak tegen ing dat er sprake was van dwaling. Hoeveel geld ing moet terugbetalen, is nog onderwerp van een procedure.

Na het harde oordeel van de rechter in september 2015 blijkt al snel dat de fluwelen aanpak van de afm niet werkt. De herbeoordelingen die banken aanleveren rammelen aan alle kanten, concludeert de afm zelf. De oplossing: een onafhankelijke derivatencommissie die ervoor moet zorgen dat ondernemers met een renteswap schadevergoeding krijgen.

Een extern onderzoeksbureau wordt ingehuurd om uit te zoeken hoe de afm zo de mist in kon gaan, en concludeert in de zomer van 2016 dat er te weinig en te onervaren mensen op het dossier zaten. Maar juist daarvoor was door medewerkers toch al in een vroeg stadium gewaarschuwd? Die signalen waren niet goed genoeg opgepakt, doet het bureau de kwestie af. De leidinggevenden blijven in het rapport grotendeels buiten schot.

‘Het wordt van boven naar beneden gedrukt’, zegt Patrick van Gerwen. ‘Iedereen is fout geweest behalve de top, daar komt het kort samengevat op neer. De juniors hebben niet hard genoeg aan de bel getrokken. Dat is natuurlijk een schandalige conclusie. Dat kun je die mensen niet verwijten. Er zitten lagen tussen, die hebben onvoldoende geluisterd.’

Met het harde externe rapport over de derivatenkwestie is voor de afm de gifbeker nog niet leeg. Na het succes in de zaak tegen ing richt advocaat Hester Bais haar pijlen nu op de afm. Volgens Bais heeft de afm opzichtig geblunderd met de margin-verplichting, het essentiële punt waarop ze de zaak van jeans-ondernemer Jan Peters tegen ing won.

Banken zijn wettelijk verplicht te controleren of klanten met een swap wel genoeg onderpand hebben om de negatieve waarde af te dekken. Maar de afm verkondigde doodleuk in een rapport dat de margin-verplichting niet geldt bij rentederivaten van niet-professionele klanten als mkb’ers. Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën nam dat over. Die fout gaf banken alle ruimte om tegen klanten en in rechtszaken vol te houden dat er helemaal geen margin-verplichting bestond: kijk maar, de minister en de toezichthouder zeggen het zelf.

Bais is er woest over en heeft de afm gesommeerd haar standpunt te herzien en op te treden tegen de banken. ‘Die margin-verplichting staat gewoon in de wet. Het is onzin dat de minister en de afm verkondigen dat die niet van toepassing is. Die margin-verplichting is er om klanten te waarschuwen voor het risico dat ze lopen. Als mensen dat hadden geweten, hadden ze nooit een renteswap gesloten, en geen schade geleden.’ De afm heeft Bais’ verzoek afgewezen.

Voor Bais is het duidelijk. De gewonnen rechtszaak tegen ing staat niet op zichzelf, daarom moet er een algemene oplossing komen. ‘Nu krijgen alleen klanten die klagen en een goede advocaat kunnen betalen hun schade gecompenseerd. De rest heeft pech’, schrijft ze in een mail die ze begin 2015 naar de afm en de politiek stuurt.

Het onderzoek

Dit is het derde deel van een serie over financiële schandalen. Het eerste deel, over de aandelenlease-affaire, verscheen in De Groene Amsterdammer van 30 september 2015. Deel twee, over de woekerpolis, verscheen in De Groene van 29 juni 2016. De artikelen werden mede mogelijk gemaakt door crowdfunding via Yournalism.

Voor dit artikel over rentederivaten interviewden we een kleine twintig betrokkenen: gedupeerden, financieel experts, juristen, (oud-)bankiers en anderen. We bestudeerden jaarverslagen van tientallen semi-publieke instellingen als ziekenhuizen, woningcorporaties en waterleidingbedrijven.

De namen van de ondernemers die anoniem wilden blijven zijn bij de redactie van De Groene bekend.

Verkochte derivaten (in euro’s)

Mkb (niet professioneel) 26 miljard
Grote zorginstellingen 6 miljard
Woningcorporaties 13,7 miljard
Waterleidingbedrijven 0,6 miljard
Mbo 0,4 miljard
Universiteiten en hbo 0,8 miljard
Lagere overheden 2,45 miljard
Particuliere vastgoedinvesteerders 6 miljard

In januari 2016 gaat de derivatencommissie aan de slag om een oplossing te creëren voor mkb’ers. Na maanden van onderhandelen, waarbij Rabobank dreigt zich terug te trekken, is er sinds 19 december een herstelkader. Mooi voor ondernemers, maar toch slagen de banken er bij de onderhandelingen in om het probleem weer wat te verkleinen. Zo wordt een deel van de vergoeding die ondernemers krijgen een ‘coulancevergoeding’ genoemd. Daarmee zeggen de banken in feite: wij hebben niets fout gedaan, maar we zijn zo goed om uw problemen wat te verzachten.

Op het laatste moment is in de onderhandelingen een plafond in de coulancevergoeding aangebracht van honderdduizend euro. Volgens derivatenexpert Van Gerwen, die het herstelkader voor zijn klanten doorrekende, zit je daar al snel aan. ‘Met een swap van twee miljoen kom je er al bovenuit, dat is een serieuze beperking op de schadecompensatie.’ Ook zijn er twijfels over het toezicht op de compensatievoorstellen die banken gaan doen aan klanten. Die taak is neergelegd bij externe beoordelaars, in de praktijk voor veel geld ingehuurde krachten van grote accountantskantoren. Maar de vraag is of zij genoeg kennis hebben van de complexe materie. ‘Dat is een van mijn grote zorgen’, zegt Van Gerwen. ‘Mijn stelling is: er zijn simpelweg niet genoeg experts een jaar lang beschikbaar, het is echt een gigantisch puzzelwerk. De oplossing is haast complexer geworden dan het probleem.’

Wie tekent voor het voorstel van de bank mag daarna niet meer naar de rechter stappen. Volgens deskundigen is het ruim honderd pagina’s dikke herstelkader voor ondernemers veel te ingewikkeld om goed te kunnen begrijpen waar ze aan toe zijn.

De banken houden vol dat het herstelkader voor mkb’ers een uitstekende regeling is. Maar klopt dat? In Engeland is eenzelfde soort herstelkader gemaakt, omdat daar exact dezelfde problematiek speelde. Die regeling is een factor 2,5 ruimer dan het Nederlandse herstelkader, becijferde Van Gerwen. In Nederland hebben banken ongeveer anderhalf miljard euro gereserveerd voor schadevergoedingen. In Engeland zou dat bij evenveel verkochte derivaten rond de vier miljard zijn.

Daarnaast is het herstelkader op veel partijen niet van toepassing, omdat ze als professioneel worden aangemerkt, of in elk geval deskundig genoeg zijn om de risico’s van renteswaps te snappen. ‘Die groepen worden doodleuk uitgezwaaid’, zegt oud-bankier Frank Wijn. ‘We hebben het over particuliere beleggers, over de grotere mkb’ers, semi-publieke instellingen, overheden, onderwijsinstellingen, woningcorporaties, ziekenhuizen, sportclubs, noem maar op. Neem de Universiteit van Amsterdam, goed voor 213 miljoen euro aan renteswaps. Daar kunnen ze goed lesgeven, maar een derivatencontract lezen is toch wat anders. Veel bankspecialisten die ik spreek snappen al niets van de problemen met renteswaps. En iemand die heel goed is in lesgeven of het bouwen van huurwoningen, die zou het dan wel moeten begrijpen?’

‘Nu krijgen alleen klanten die klagen en een goede advocaat kunnen betalen hun schade gecompenseerd. De rest heeft pech’

Al vier jaar gaapt er een gat in het historisch centrum van Voorburg. In 2013 werd het idyllisch aan de Vliet gelegen bejaardenhuis Rustoord gesloopt. Er zou een compleet nieuw ouderenzorgcentrum voor in de plaats komen. Dat omwonenden nu al jaren tegen een braakliggend stuk grond aan kijken, heeft alles te maken met renteswaps.

Eigenaar van het vastgoed waar de dementerende ouderen woonden, is de Haagse woningcorporatie Wooninvest. De huisvester ging grandioos de mist in met een portefeuille rentederivaten. Er werden zelfs swaps gekocht van een Japanse bank die, zo bleek later, de Siciliaanse overheid had opgelicht met derivaten. Wooninvest verloor tientallen miljoenen. Nieuwe investeringen werden stopgezet. Met alle gevolgen van dien voor de bewoners van Rustoord. Zij werden ondergebracht in een tijdelijk onderkomen in een Vinexwijk, in afwachting van de nieuwbouw van Rustoord. De meesten zullen dat niet meer meemaken.

Ook de herbouw van een complex met 115 zorgplaatsen in Zuiderpark Den Haag ging niet door. Daarnaast kromp het personeelsbestand van Wooninvest met tien procent, gingen de huren maximaal omhoog en werden, om de ergste financiële nood te lenigen, 64 woningen voor een habbekrats aan een Canadese belegger verkocht.

Tal van woningcorporaties en zorginstellingen zijn door de swaps in de problemen gekomen. Zo financierde de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (sor) vastgoed met zogeheten extendible leningen, die op termijn eigenlijk alleen gunstig zijn voor banken. Derivatenexpert Patrick van Gerwen noemt ze plofderivaten. ‘Zulke producten zijn aantoonbaar nooit verkocht in het belang van de klant.’

De problemen kwamen aan het licht toen sor te maken kreeg met veranderend overheidsbeleid. Ouderen blijven langer thuis wonen en gebouwen komen leeg te staan. Door de inflexibele financiering kan sor de panden moeilijk verkopen of ombouwen. De corporatie staat daardoor nu onder toezicht van de Autoriteit Wonen en moet stevig bezuinigen. Gevolg: ontslagen en huurverhogingen.

In Limburg fuseerden in 2015 twee zorginstellingen tot ziekenhuis Zuyderland. Er stonden voor tientallen miljoenen aan renteswaps op de balansen van de fusiepartners. Uit de jaarverslagen blijkt dat de banken alleen aan de fusie wilden meewerken als een deel van die swaps werd afgelost. Dankzij een kapitaalinjectie van drie regionale overheden was dat mogelijk. Volgens onze berekeningen was daarbij een negatieve marktwaarde op de renteswaps van ruim acht miljoen gemoeid. Voor de banken draaide de herfinanciering uit op lagere risico’s, voor het ziekenhuis op hogere rentelasten. Deze lasten drukken zwaar op de begroting. Vorig jaar leed het ziekenhuis een verlies van ruim een miljoen.

Ziekenhuis Isala in Zwolle leed 25 miljoen euro schade doordat het vastzat aan de renteswap, gekoppeld aan een lening die niet nodig was. Hetzelfde overkwam Groningen Seaports. Het havenbedrijf in Delfzijl had al swaps afgesloten op toekomstige leningen om de haven uit te breiden, maar toen de crisis toesloeg waren de plannen achterhaald. En zo zijn er ook roc’s, hogescholen, universiteiten, waterschappen, gemeenten en andere instellingen in de problemen geraakt. Zij vallen niet onder het herstelkader, omdat ze geacht worden professioneel of deskundig te zijn.

Toch hoeven dit soort semi-publieke instanties met derivaten niet lijdzaam hun wonden te gaan zitten likken. ‘Volgens Europese regelgeving worden particulieren en semi-publieke instellingen ongeacht hun omvang aangemerkt als niet-professionele beleggers en krijgen zij in principe dezelfde bescherming als kleine mkb’ers’, zegt hoogleraar financieel recht Danny Busch. In de rechtszaal zouden ze een goede kans maken op een schadevergoeding.

Desondanks beginnen niet veel instellingen aan zo’n juridisch traject. Financieel adviseur Folkert Fennema sprak bestuurders van semi-publieke instellingen. Waarom claimen ze niet? ‘Het is niet hun eigen portemonnee’, zegt Fennema droogjes. ‘Dat doet niet zeer. Ik ben bij een paar waterschappen geweest en een paar ziekenhuizen die echt grote derivatenposities hebben. Maar ze wilden geen advies. Die bestuurders hebben zelf die derivatencontracten afgesloten. Dus die denken: als hier gedonder van komt, ben ik mijn baan kwijt.’

Wij benaderden meerdere semi-publieke instellingen die volgens hun jaarverslagen forse derivatenposities hebben. Niet één wilde iets kwijt over eventuele juridische stappen tegen de bank. Wel blijken instellingen in overleg te zijn met hun bank over een oplossing voor probleemderivaten. Maar daar wordt vaak wat geheimzinnig over gedaan. Wooninvest mailde: ‘We zijn met betrekking tot derivaten nog in overleg met de banken en hebben alle vertrouwen in een goede afloop. Het geven van een interview kan het goede overleg met de banken mogelijk schade doen.’

In een reactie geeft Rabobank aan dat partijen die buiten het herstelkader vallen en schade hebben geleden ook gecompenseerd zullen worden. De vraag is welke definitie van schade de banken daarbij hanteren. ‘We weten hoe in 2015 de herbeoordeling van derivaten in het midden- en kleinbedrijf uitpakte, die rammelde aan alle kanten’, zegt Patrick van Gerwen.

Hoewel het haar broodwinning is, betwijfelt advocaat Bais of juridische claims wel de oplossing zijn voor semi-publieke instellingen met renteswaps: ‘Dat is voor de meeste niet te betalen. Het is zulke ingewikkelde materie dat je er heel veel tijd en dus advocatenkosten aan kwijt bent. Bij semi-publieke instellingen betekent het dat de belastingbetaler voor de kosten opdraait.’ Er zou daarom ook voor deze groep een algemene oplossing moeten komen. Maar daarvoor is de politiek aan zet.

Krijgen alle gedupeerden binnen afzienbare tijd een vergoeding? Het lijkt er niet op. Deskundigen zien het herstelkader als een goede regeling voor de k van het mkb. Alleen voor de kleintjes dus. Maar met de uitvoering schiet het niet op. ‘Het lukt banken onverminderd om dit derivatendossier te traineren en de uitkomsten te blijven beïnvloeden in hun eigen voordeel’, constateert Frank Wijn, die een boze brief aan de Tweede Kamer schreef.

Voor semi-publieke instellingen is het afwachten wat de gesprekken met de bank opleveren. Vooralsnog wordt hun derivatenschade afgewenteld op de maatschappij: de huren gaan maximaal omhoog, de zorg, het onderwijs en het drinkwater worden duurder.

Welkom in derivatenland

Een renteswap, of renteruilcontract, is een rentederivaat. Je spreekt af dat je voor een bepaalde periode een vaste rente betaalt aan de bank, in ruil voor een variabele rente die je van de bank ontvangt. Wie naast zo’n swap ook een lening met een variabele rente heeft, kan die twee variabele rentes tegen elkaar wegstrepen en betaalt per saldo alleen een vaste rente. In die zin werkt een renteswap net als een lening met een vaste rente.

Het verschil zit ’m erin dat de renteswap een zelfstandig beleggingsproduct is, dat een bepaalde waarde vertegenwoordigt. Wie tien jaar lang een vast bedrag betaalt en, bij stijgende rente, in ruil een steeds hogere variabele rente terugkrijgt, heeft een goede deal gesloten. De swap heeft dan een positieve waarde. Je zou zo’n swap met winst kunnen verkopen. Bij een dalende rente gebeurt het tegenovergestelde. Dan krijgt de swap een negatieve waarde omdat de renteruil steeds ongunstiger wordt. En daar ging het in het derivatendossier bij veel ondernemers mis. De negatieve waarde van de renteswap kan leiden tot renteopslagen, omdat bedrijven met zo’n negatieve swap op de balans een groter risico vormen voor de bank. Daardoor wordt de rente toch hoger, terwijl ondernemers juist een swap afsloten omdat ze zekerheid wilden. Dit probleem kan zich niet voordoen bij een vastrentende lening.

Naast swaps zijn er ook andere rentederivaten. Een bekend alternatief is de rentecap. Dat is een soort verzekering waarbij je aan de bank een premie betaalt en in ruil de zekerheid krijgt dat je niet meer dan een bepaald rentepercentage op een variabele lening betaalt. Zo’n cap kan geen negatieve waarde hebben, en als de rente daalt, profiteer je daar als klant ook van, in tegenstelling tot bij een renteswap. Pieter Lakeman stelt namens een claimclub dat al zijn cliënten eigenlijk zo’n cap hadden moeten krijgen, in plaats van een swap.

Dan zijn er nog collars, met een onder- en bovenplafond aan rente. Er zijn extendible leningen, waarbij in de rente een premie wordt verrekend die de bank betaalt voor het recht om de lening tegen een bepaalde rente te verlengen. Er zijn forward starting swaps: nu al swappen, pas later een lening eraan vastplakken. En swaptions: een optie op een swap.