
Zij: ‘En beloof me: echt geen seconde langer – vijftien minuten.’
Hij: ‘Ik kan die vent moeilijk het huis uit schoppen. Hij is nogal… belangrijk geworden, weet je.’
Zij: ‘Maak het in godsnaam zo kort mogelijk. Want al die tijd moet ik dat mens bezighouden. Ik kan haar bijna niet verstaan… En waar praten dat soort vrouwen over? Botox? Nagels?’
Hij: ‘Je kunt het ook gewoon over de kinderen hebben.’
Zij: ‘Ja, dat wordt gezellig. En zal ik eens een heel decent hoofddoekje ombinden?’
Hij: ‘We zijn dit aan ons land verplicht. Denk aan Guess Who’s Coming to Dinner. Nu zijn wij de gastheren en is de nieuwkomer de Witte Vreemde Eend.’
Zij: ‘Ik ga niet met haar op de foto. Ik wil geen camera in onze buurt zien.’
Hij: ‘Lieverd, ik zorg ervoor dat dit zo snel mogelijk achter de rug is.’
Op 10 november ontving president Barack Obama president-elect Donald Trump op het Witte Huis, in de Oval Office. Het was de eerste keer dat beide mannen rechtstreeks met elkaar spraken, maar zeker niet de eerste keer dat een van beiden zich over de ander uitliet. Het onderhoud duurde langer dan gepland, geen kwartier maar zo’n negentig minuten. Op nieuwsbeelden valt te zien hoe Obama zichtbaar thuis is in de stoel, zijn stoel, met hoge rugleuning, al acht jaar lang. Trump zit ongemakkelijk op het puntje van zo’n zelfde stoel, met achter zich het borstbeeld van Martin Luther King, als het waarschuwende geweten van de natie. Blijft dat beeld trouwens op die plek? vroeg ik me af.
Trump oogde zoals vaker zonnebank-rood, met lichte kringen rond de ogen waar de beschermende bril had gezeten. Obama leek daardoor niet zozeer bruin of zwart maar naturel. Obama speelde een thuiswedstrijd, een van zijn laatste.
Zelfs als je niets zou weten van de voorgeschiedenis die beide mannen met elkaar delen – ‘delen’ klinkt veel te gezellig – zie je toch meteen het sociale ongemak van deze ontmoeting. Om het sociologisch te duiden: hier ontvangt iemand met een overvloed aan sociaal en cultureel kapitaal een zeer rijke maar wat ongepolijste man die zich in deze voorname omgeving out of place voelt. De boeken, de kunst, de inrichting waarin niet alles glanst van het goud. De hoogleraar ontvangt de succesvolle aannemer, en de hoogleraar is de ceremoniemeester, de man die weet hoe het hoort. En o ja, hij is zwart. Of bruin. De andere, geïntimideerde man is blank. Of wit. Of, preciezer gezegd: rosé.
Ik stel me zo voor dat dit een van de eerste keren is dat Trump kennismaakt met iemand uit de zwarte Amerikaanse elite, een elite die in 1955 al werd beschreven door E. Franklin Frazier in zijn boek Black Bourgeoisie. Ik durf dat te beweren omdat Trump in augustus van dit jaar tijdens een campagnebijeenkomst in Dimondale, Michigan, een verwoede en ook onhandige poging deed Afro-Amerikanen voor zich te winnen. Dat ging zo: ‘What do you folks have to lose? Jullie leven in armoede, jullie scholen zijn niet goed, je hebt geen baan en 58 procent van jullie jongeren is werkloos.’ Om te eindigen met: ‘Your life sucks. Try something new. I am new.’
Trumps beeld van zwart Amerika is eendimensionaal. Maar het verschilt niet zoveel van de beschrijving die Ta-Nehisi Coates geeft in zijn bestseller Between the World and Me, waarin de auteur zijn zwarte gettojeugd in Baltimore schetst. Grimmig. Gewelddadig. Onverbiddelijk. Wat Coates bedoelde als literaire aanklacht tegen de onwetendheid van wit Amerika wordt in het scenario van Trump een bewijs van zwart onvermogen, van zwart falen. ‘Zo leven die mensen.’ Hier raakt de visie van een radicale, zwart-nationalistische schrijver aan die van een radicale, blank-nationalistische politicus. Coates’ visie getuigt van een diep pessimisme als het gaat om zwarten in Amerika. Trumps beeld is bijna even apocalyptisch, maar hij belooft ‘die mensen’ te helpen als ze zich overgeven aan hem: de witte Messias.
Dan toch maar wat cijfers – er kwamen er de afgelopen week veel voorbij en het was niet altijd even verhelderend. 26 procent van de Afro-Amerikanen leeft in armoede, dus onder het bestaansminimum, waar foodstamps enige verlichting moeten bieden. Vijftien procent van de blanke Amerikanen leeft in dezelfde omstandigheden. Het is duidelijk dat Afro-Amerikanen oververtegenwoordigd zijn in de armoedegrafieken, maar ook dat driekwart van de zwarte Amerikanen niet tot dit segment gerekend kan worden.
De generalisatie van Trump is niet alleen onnauwkeurig, maar ook beledigend voor al die Afro-Amerikanen die werken, hun kinderen naar universiteiten sturen, naar muziekles brengen om ze even later van een sporttoernooi te halen. Het is nogal kortzichtig om de zwarte Amerikaanse ervaring te reduceren tot één grote armoedehel en te suggereren dat alleen Trump hier uitkomst kan bieden – niet omdat hij die ‘zwarte ervaring’ kent, maar uitsluitend, lijkt het wel, omdat hij door een buitengewoon gunstig lot niet-zwart is. De suggestie: ‘Ik kan jullie helpen, omdat ik niet zwart ben.’
Nogmaals: daar staan Barack Obama, en Henry Louis Gates, de emeritus Harvard-hoogleraar, en Albert Murray, de vier jaar geleden overleden zwarte Amerikaanse schrijver. ‘Uppity blacks’, verwaande zwarten, zogezegd. De helpende witte hand die Trump hun – en al die andere poor devils – toesteekt, is vooral misplaatst. Het is de verkeerde tekst uit een ander toneelstuk.
88 procent van de Afro-Amerikaanse kiezers heeft voor Hillary Clinton gestemd. Dat is een overweldigende meerderheid, maar het is goed om te bedenken dat Obama vier jaar geleden zes miljoen stemmen meer op zijn naam wist te schrijven dan Clinton in 2016. Niet alleen was in 2012 onder Afro-Amerikanen de steun voor Obama massaler, ook wist Obama veel blanke kiezers aan zijn kant te krijgen, ook diegenen zonder hogere schoolopleidingen. Of, zoals The New York Times concludeert: ‘Clinton heeft de zwaarste verliezen geleden in staten waar Obama vier jaar geleden het sterkst was onder blanke kiezers. (…) Deze verkiezingen zijn beslist door mensen die in 2012 nog op Obama stemden.’ Een cruciaal segment van blanke kiezers heeft ditmaal niet voor de change van Obama maar voor de greatness van Trump gekozen.
De vraag is even naïef als onvermijdelijk: hoe kan een land dat in 2008 en ook in 2012 nog voor Obama koos nu Trump als president aanwijzen? Is een natie die vier jaar geleden in meerderheid nog ‘hoopvol’ was gestemd ineens van koers veranderd? Heeft de achterdocht het voordeel van de twijfel ingehaald?
‘Ja’, concludeerde cnn-commentator Van Jones onmiddellijk na de verkiezing van Trump. Niet alleen heeft de achterdocht gezegevierd, die achterdocht heeft een naam: racisme. Er is sprake van een zogenaamde whitelash, een backlash en een ‘witte zweepslag’ ineen, die ervoor heeft gezorgd dat Trump nu triomfeert. Zijn overwinning is een ‘afrekening met acht jaar Obama, acht jaar zwart presidentschap’. De whitelash belichaamt het diepe ressentiment zoals dat onder veel blanke Amerikanen leeft jegens een zwarte commander in chief. Dat komt nu ongenadig aan het licht.
De kwestie blijft: waarom niet vier jaar geleden, toen Obama voor een tweede keer werd gekozen, ook met hulp van blanke stemmers? Heeft die whitelash al die tijd keurig liggen wachten, als een slapende hond, die pas tot de aanval overging toen, nee, niet Mitt Romney langskwam in 2012, maar tot Trump verscheen? En hoe te verklaren dat Romney in 2012 maar één procent minder blanke stemmen wist te vergaren dan Trump nu deed? Verklaart die ene procent winst van Trump onder blanken de omslag naar een ‘racistische natie’? De Brits-Indiase wetenschapper en commentator Kenan Malik gelooft niet dat Trumps overwinning een ‘simpel, eenduidig racistisch verhaal’ vertelt.
Inmiddels heeft Van ‘Whitelash’ Jones al weer verzoenende woorden gesproken over Trump, die zich ‘elegant’ zou hebben betoond in zijn overwinningsspeech. Sowieso is de gewenning aan Trump razendsnel gegaan in minder dan een week. Politici, en zeker staatslieden, kennen zo hun internationale verplichtingen: hun taak is het – anders dan Trump – wonden niet te laten ontsteken. Maar de razendsnelle positieve draai van zoveel van Trumps voormalige opiniecritici verbaast.
Want de vele racistisch getoonzette opmerkingen en insinuaties van Trump kunnen niet ‘ongezegd’ worden. Zijn eindeloos gehamer op het geboortecertificaat van Obama, die niet als Amerikaan maar als Keniaan geboren zou zijn en dus illegaal president werd van de Verenigde Staten; zijn aanval op een Amerikaanse rechter, geboren in de staat Indiana, maar met een Mexicaanse familieachtergrond, die door hem onbevoegd werd verklaard, want ‘bevooroordeeld als Mexicaan’; Mexicanen in Amerika die voor een belangrijk deel ‘criminelen en verkrachters’ zouden zijn. Ik laat Trumps vrouwvernederende acties en reacties nu gevoeglijk voor wat ze zijn: vrouwvernederende acties en reacties.
Het was inderdaad niet verstandig van Hillary Clinton te spreken over ‘a basket of deplorables’, doelend op de racisten en seksisten onder de Trump-stemmers. Ze heeft zich daarvoor verontschuldigd, maar de woorden kleven haar aan. Trump daarentegen heeft met heel wat zwaarder geschut kennelijk weinig kiezers van zich vervreemd. Hem wordt vergeven wat elke vrouwelijke of zwarte president fataal zou zijn geworden.
En dan is er nog die bizarre spiegelrelatie tussen Obama en Trump. Beiden presenteerden zich als ‘buitenstaanders’: de een is zwart, de ander wil geen politicus zijn maar noemt zich uitdrukkelijk een zakenman. In beide gevallen speelden emoties en slogans een grote rol. Gevoel en image. En ergens daartussen werd Hillary Clinton vermalen, als representant van Washington en de oude politieke elite. Zij was meer van hetzelfde, meer van wat we al kenden. Dat kenmerkt het avonturisme van de Amerikaanse kiezers. Je kunt ook zeggen: dat tekent het wantrouwen in het bestaande politieke systeem.
Na Obama’s eerste verkiezing als president werd er even optimistisch gesproken over het ‘postraciale tijdperk’ dat de Verenigde Staten nu bereikt zouden hebben. Je hoort daarover eigenlijk niemand meer, begrijpelijk. Niet alleen zijn onder Obama de raciale verhoudingen in Amerika niet zichtbaar verbeterd, ze zijn eerder bitterder geworden. Ikzelf heb dat nooit vreemd gevonden. Hoezo zou een zwarte president alle raciaal onbehagen door zijn fysieke verschijning moeten overwinnen? En levert zo’n zwarte president niet het perfecte excuus voor iedereen die toch al vond dat racisme niet bepaald een urgente kwestie was voor Amerikanen? Obama is president, nu jij weer. Die whitelash is een slogan – maar Obama’s presidentschap was ook een gedroomde uitweg voor elk slecht geweten.
De tegenstelling tussen de activisten van Black Lives Matter en de Trump-stemmers lijkt nog het meest op die tussen Malcolm X en zijn (meest blanke) verachters in de jaren zestig. Patrisse Cullors, mede-initiatiefnemer van Black Lives Matter, zegt in The Guardian dat met Trump het ‘witte nationalisme’ heeft gezegevierd. Haar conclusie: ‘Dat is beangstigend, maar ook bevrijdend.’ Want, kennelijk: hoe meer Verelendung, hoe beter. En dat de grote kladderadatsch maar snel mag uitbreken. Dan weten we tenminste waar het op staat.
Niet om het een of ander, maar zo’n apocalyptische uitspraak… Trump zou deze claus een week geleden zo op het toneel hebben gedebiteerd. De radicalen winnen en het midden ligt verslagen. Zo zou ik het zeggen.
Beeld: Michelle Obama ontmoet Melania Trump. Thee in de Yellow Oval Room van het Witte Huis, 10 november (Chuck Kennedy / Offical White House Photo)