
In de Herald Tribune van maandag staat een artikel onder de kop Airline bomb plot: How close was it? waarin zo ver mogelijk wordt gereconstrueerd wat er voorafging aan de arrestatie van 21 jonge, radicale moslims in de Londense migrantenwijk Walthamstow. Daarmee zou een aanslag op tien vliegtuigen op een transatlantische vlucht zijn voorkomen. De politie blijkt vlak na de aanslagen in de Londense metro vorig jaar te zijn getipt door informanten. Sindsdien is de groep 24 uur per dag in de gaten gehouden door agenten van de Britse geheime dienst mi5. De woningen werden gebugged, het gsm-verkeer afgetapt. Financiële transacties, internetverkeer, reis- en koopgedrag en moskeebezoek werden een jaar lang gemonitord. Bij de arrestatie zouden videotapes met een testament van het martelaarschap zijn aangetroffen. Hoewel het vrijgeven van details en bewijsmateriaal vanwege staatsveiligheid nauwelijks mogelijk is, lijkt het erop dat dit een staaltje knappe terreurbestrijding is.
Ondertussen wringt Nederland zich tegenover India diplomatiek in bochten om uit te leggen waarom op 23 augustus twaalf Indiase koks en handelslieden op Schiphol werden gearresteerd, nadat het toestel van Northwest Airlines waarmee zij op weg waren naar Bombay was teruggekeerd naar Amsterdam, begeleid door F16’s. Hun jolige en ongehoorzame gedrag was aanleiding geweest om te denken dat ze terroristen waren.
Humor en terreurbestrijding gaan niet samen. In vliegtuigen en bij de douane valt er geen grapje te maken over een bommetje in de koffer. Passagiers moeten zich gedragen als in een schoolklas onder een strenge meester. Dat hadden de Indiase mannen kunnen weten. Hoewel het natuurlijk pijnlijk is dat bruine mannen met baarden zich tijdens een reis kennelijk niks kunnen veroorloven. Als blonde mannen zich brallend, zuipend en stewardessen beledigend gedragen, zullen ze hoogstens diepe irritatie opwekken bij het cabinepersoneel. Zij zullen nooit een terreuralarm veroorzaken.
Deze oneerlijkheid is een gegeven waar de samenleving, helaas, mee moet leven. Alle serieuze en nepgevallen trekken een zware wissel op de beladen relatie met moslims in de westerse wereld. Net zo goed als veel moslims de neiging hebben om misdaden in naam van Allah te ontkennen of hard nieuws over moslimterreur te zien als laster van de overheid, reageren veel autochtone burgers hysterisch op «raar gedrag» van moslims.
De gevallen zijn tekenend voor het veiligheidsklimaat waarin de wereld na 11 september 2001 is terechtgekomen. Andere terreuraanslagen gaven een duidelijk profiel af van de daders, zoals Israël ze al langer kent: fanatieke suïcidale jihad-strijders. De westerse wereld is in Londen andermaal hard geconfronteerd met het feit dat er een dreiging is van leden uit de eigen gemeenschap. Niemand kon geloven dat de aardige, sociale, rustige Wahid Zamal, de 21-jarige medicijnenstudent die in Walthamstow werd opgepakt, een terrorist kon zijn. Wie werkelijk kwaad wil, zal er alles aan doen om juist niet op te vallen zoals de Indiërs in het vliegtuig.
Bij de bestrijding van terreur gaat het hierom: hoe verhoudt het aanjagen van onnodige angst voor moslims zich tot een zo succesvol mogelijke bescherming tegen werkelijk gevaar? Het vliegtuig naar Bombay, de man met een nepgordel met rollen nepdynamiet tijdens Lowlands, de internationale trein die eind vorig jaar werd stilgezet omdat twee Duitse moslims op de wc een islamitisch reinigingsritueel uitvoerden – het zijn gevallen die achteraf overkomen als paranoïde reacties. Maar lachwekkend zijn ze niet. Want geen autoriteit kan het zich permitteren niet te hebben gehandeld als er wel bommen waren afgegaan in een onwetende massa. Iedereen kan zich de woede en de wijzende vinger dan wel indenken.
In het geval van een high profile-groep is het aan veiligheidspersoneel om het kaf van het koren te scheiden en dan tot tien te tellen, alvorens alarm te slaan. F16-piloten kunnen dan een verdacht vliegtuig tot op enkele meters naderen; de piloten kijken of er verdachte figuren in de cockpit staan. En dan komt de vraag of er ook echt ingegrepen moet worden.
In Nederland heeft de minister van Justitie de bevoegdheid om in het uiterste geval een vliegtuig dat mogelijk gebruikt zal worden als terroristisch wapen boven Nederlands grondgebied uit de lucht te laten schieten. Dat is gelukkig niet gebeurd. Het effect van zo’n rampzalige reactie op een niet-bestaande dreiging, op nepterreur, zou vele malen heftiger zijn geweest dan vorig jaar toen een Braziliaanse elektricien in Londen door de politie op straat werd doodgeschoten omdat hij werd aangezien voor een vluchtende zelfmoordterrorist.
De vraag is of Donner dat vermogen tot oordelen heeft en of hij, als puntje bij paaltje komt, een weg vindt in de mist van vooroordeel, paranoia, misinformatie, hysterie – en reële bedreiging. De bevoegdheden van de dapper fietsende minister zijn inmiddels zó groot dat hij – en hij alleen – kan besluiten tweehonderd onschuldige mensen te laten doden «om erger te voorkomen» – een bevoegdheid die zijn Duitse collega niet heeft: daar is bepaald dat die prijs te hoog is, zeker als het doel (en de mogelijke schade) niet vaststaat.