Er wordt ons, die er niet bij geweest zijn, nu al decennialang verteld hoe burgerlijk en braaf Nederland was totdat in de jaren zestig alles op z’n kop werd gezet. In de jaren zestig zou radicaal zijn afgerekend met de Hollandse spruitjescultuur en begon een nieuw tijdperk dat niets meer met het voorgaande te maken had. Deze totale omkering, een Umwertung aller Werte, is uitgegroeid tot een van de grootste mythes van de recente Nederlandse geschiedenis.

Het is niet de bedoeling te ontkennen dat er in de jaren zestig het een en ander veranderde, maar wie de geschiedenis nader beschouwt komt erachter dat het er in Nederland, voor deze veranderingen plaatsvonden, helemaal niet zo gezapig aan toe ging als vaak wordt voorgesteld. Vooral jongeren waren overal in Nederland al jaren bezig zich te roeren. Van alles waar de jaren zestig het patent op lijken te hebben – opstandigheid, seks, drugs en rock-’n-roll – was in de jaren vijftig al volop sprake. Misschien nog niet op de schaal en zo openlijk als eind jaren zestig, toen jongeren zo’n zwaarwegend stempel op de samenleving begonnen te drukken, maar zeker met dezelfde intensiteit en hetzelfde gevoel van vrijgevochtenheid.

De grote uitbarsting vond plaats in de jaren zestig, maar de ondermijning van de oude structuren kende een lange voorgeschiedenis. De tegenstelling tussen de levenshouding van een jongere generatie en degenen die de bestaande orde vertegenwoordigden was, voordat de omwentelingen in de jaren zestig om zich heen grepen, alom aanwezig.

De geschiedenis van de moderne jongerencultuur in Nederland laat zich lezen als een ononderbroken stroom van conflicten en schermutselingen tussen de opkomende generaties en het establishment. De meeste conflicten speelden zich aanvankelijk af rond uitingen die de jeugd het meest na aan het hart liggen: muziek en dans. Ouderen keken naar de jeugd als een stelletje halve wilden die uit alle macht in het gareel gebracht moesten worden. Jarenlang heeft men getracht ongepast gedrag van de verwilderde jeugd te beteugelen. Dit weerhield de jeugd er echter niet van om steeds luidruchtiger van zich te laten horen. Hoewel dit niet altijd even fijnzinnig gebeurde, was het onmiskenbaar dat een heel nieuwe leeftijdscategorie de nodige ruimte voor zichzelf begon op te eisen. Uiteindelijk legde het establishment zich erbij neer dat de drang tot vrijheid en expressie onder de jeugd niet langer in toom te houden was. De omwentelingen in de jaren zestig zijn dan ook behalve als een bevrijding van de jonge generaties net zo goed als een capitulatie van de oude op te vatten.

Toen Provo in 1965 op het toneel verscheen leek er opeens wat te gebeuren in het ogenschijnlijk zo kalme Nederland: demonstraties, rellen, onlusten, hardhandig politieoptreden en felle reacties van de autoriteiten. Van heinde en ver kwam men op Nederland af om de ophef te aanschouwen. Toen een paar jaar later de rookdampen rond Provo waren opgetrokken, kwamen overal elders in de westerse wereld de jongeren in verzet, met de Parijse opstand van mei 1968 als hoogtepunt. Provo groeide uit tot een icoon: de beweging die de bakermat vormde van de omwentelingen die in de jaren zestig plaatsvonden.

Maar veel van wat aan Provo werd toegeschreven was al eerder op gang gekomen. Om de impact die het fenomeen Provo op de Nederlandse samenleving gehad heeft goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk zich te realiseren dat de beweging niet uit de lucht kwam vallen. Alle opschudding rond Provo vormde op de eerste plaats het sluitstuk van een al veel langer lopende ontwikkeling: het ontstaan van een onafhankelijke jongerencultuur, waarbij niet langer ouderen de lakens uitdeelden, maar de jongeren zelf bepaalden wat goed voor hen was.

Voordat de sociaal-culturele veranderingen die hiervan het gevolg waren ook in Nederland hun beslag konden krijgen, moesten er, meer dan elders het geval is geweest, eerst de nodige struikelblokken uit de weg worden geruimd. Het is vooral deze taak die Provo met verve heeft volbracht. Medio jaren zestig kwamen door het optreden van de provo’s de wensen en behoeften van de jeugd definitief in het middelpunt van de belangstelling te staan. Met deze erkenning van jongeren werd tegelijk de weg vrij gemaakt voor centrale waarden als zelfbeschikking en individuele vrijheid. Het leidde uiteindelijk tot allerlei maatschappelijke aanpassingen die Nederland in de wereld zo’n ander aanzien gaven.

Tot op de dag van vandaag staat Nederland internationaal bekend om zijn tolerante en vrijzinnige wetgeving op het gebied van (homo)-seksualiteit, drugs, abortus en euthanasie. Deze omslag kwam niet zonder slag of stoot tot stand. De provo’s en hun sympathisanten zijn door de autoriteiten geschoffeerd, geïntimideerd, in elkaar geslagen en gevangen gezet. Hoewel het destijds voor de betrokkenen vervelend genoeg was, ging het uiteindelijk om een relatief kleine groep mensen die er direct onder gebukt gingen: hooguit een paar honderd jongeren, van wie slechts enkele tientallen echt geraakt zijn met hardere strafmaatregelen. Dit waren voornamelijk provo’s. Uiteindelijk hebben ze met hun acties voor een heleboel anderen de kastanjes uit het vuur gehaald.

Ondanks het kleine aantal activisten die het strenge vervolgingsbeleid aan den lijve hebben ondervonden, wekten de aanhoudende berichten over hardhandig politie-ingrijpen en arrestaties zoveel weerzin op in de samenleving dat de autoriteiten een heuse gezagscrisis over zichzelf afriepen. Hoewel voor velen deze gezagscrisis er aanvankelijk uit bestond dat de autoriteiten niet in staat bleken om met efficiënt repressief optreden de onrust te bedwingen, kreeg gaandeweg de opvatting de overhand dat het de overheid aan legitimiteit ontbrak om überhaupt nog tegen vermeende verstoringen van de openbare orde door provo’s op te treden.

Ouderen keken naar de jeugd als een stelletje halve wilden die uit alle macht in het gareel gebracht moesten worden

De gezagscrisis kwam mede voort uit een stevig politiek conflict dat al vanaf het eind van de jaren vijftig tussen protesterende jongeren en de autoriteiten werd uitgevochten. Inzet was de vrijheid om te demonstreren. Een uitingsmogelijkheid die vooral onder jongeren steeds populairder werd. In de praktijk bestond er echter in elke stad in Nederland een demonstratieverbod dat alleen met toestemming van de autoriteiten kon worden opgeheven. Niet alleen bepaalden de autoriteiten of er gedemonstreerd mocht worden, in veel gevallen bepaalden ze ook nog waarover. Preventieve censuur op de leuzen die op spandoeken en borden mochten worden meegedragen of over straat geroepen was de normaalste zaak van de wereld. Deze in Nederland bestaande structurele demonstratiebeperkingen vormden de achilleshiel van menig conflict dat indertijd op straat werd uitgevochten.

Het is dan ook eigenaardig dat Hans Righart in De eindeloze jaren zestig stelt dat Provo illustratief was voor ‘het weinig politieke karakter van de nieuwe jeugdcultuur’: ‘De biografie van Provo laat zien dat de vernieuwingsbeweging van de jaren zestig in Nederland boven alles een sociaal-cultureel karakter droeg.’ Misschien dat de strijd om erkenning door de jeugd door de jaren heen niet in alle gevallen even genuanceerd over het voetlicht is gebracht, en zo vaak de indruk heeft gewekt dat het weinig met politiek te maken had. Maar dat geldt niet voor de meeste acties van Provo; die worden wel degelijk gekenmerkt door hun uitgesproken politieke karakter.

Natuurlijk ontstonden er in en rond de provobeweging allerlei sociaal-culturele initiatieven die later rechtstreeks in de canon van de sixties konden worden bijgeschreven. Provo’s witte plannen zijn inmiddels legendarisch, maar speelden indertijd slechts een bescheiden rol bij alle aandacht die er voor de rebellenclub bestond. De activiteiten waarmee Provo het meeste opzien baarde waren niet zozeer hun vernieuwende ideeën als wel hun openlijke provocaties waarmee ze de bestaande orde uitdaagden.

Het misverstand dat het optreden van Provo een weinig politiek karakter zou dragen komt vooral doordat Righart over het hoofd ziet dat voordat ‘de eindeloze jaren zestig’ goed en wel konden losbarsten eerst nog strijd tegen allerlei vrijheidsbeperkende maatregelen gevoerd moest worden. In deze strijd stonden de provo’s trouwens niet alleen. Behalve bij een aantal opkomende jongeren- en studentenorganisaties was de uitbreiding van democratische vrijheden tevens een politieke eis van vertegenwoordigers van een oudere, vooroorlogse generatie. Het waren vooral degenen die zich nog goed konden herinneren hoe pogingen die men direct na de Tweede Wereldoorlog ondernam om de (verzuilde) Nederlandse maatschappij op de schop te nemen de kop werden ingedrukt. Met de opstand van een nieuwe generatie zag men zijn kans schoon alsnog in praktijk te brengen wat twintig jaar lang op de plank was blijven liggen.

In de provotijd ontstond een onuitgesproken samenwerking van vertegenwoordigers van deze wat bedaagdere, vooroorlogse generatie met de spontane maar ongepolijste jonge actievoerders die in het heetst van de strijd de klappen opvingen. Deze twee kampen versterkten elkaar. Terwijl de ene partij de ophef veroorzaakte en de confrontatie aanging, gaf de andere in de media ruggensteun door blijk te geven van haar verontwaardiging over het overheidsoptreden. Gezamenlijk slaagde men er zo in het bastion van de bestaande orde te slechten.

Ook James Kennedy heeft in zijn reconstructie van Nederland in de jaren zestig, Nieuw Babylon in aanbouw, weinig oog voor het politieke conflict dat met de autoriteiten werd uitgevochten. Terwijl men er indertijd alles aan deed om Provo het zwijgen op te leggen, komt hij tot de tegenovergestelde conclusie dat ‘Nederlandse elites (…) vaak de voorkeur gaven aan veranderen boven bestrijden als zij oog in oog stonden met de provo’s’.

Nu is het ontegenzeggelijk waar, zoals Kennedy uiteenzet, dat er in Nederland van alles veranderd is zonder dat zich een revolutie heeft voorgedaan. De bestaande orde is hooguit aan het wankelen gebracht. Wat echter grotendeels aan Kennedy’s aandacht ontsnapt, is hoe hard de provo’s indertijd zijn aangepakt en hoe hiermee de positie van de elite zelf op het spel kwam te staan. Onder deze druk was het establishment gedwongen om de status-quo vergaand aan te passen. Om het vertrouwen bij de burgers te herstellen zijn in Amsterdam niet alleen hoofdcommissaris Van der Molen en burgemeester Van Hall ontslagen. Tevens werden de fundamenten van de democratische samenleving verstevigd: er is demonstratievrijheid ingevoerd, het gezag van de burgemeester werd beperkt en de positie van de burger tegenover de overheid versterkt. Ook begon men met het ondersteunen van allerlei jongerenactiviteiten: het ontslag van Van Hall was de directe aanleiding voor het faciliteren van nieuw jongerenbeleid.

Bovendien vormde de crisis de aanleiding voor de elites om de nodige sociale en culturele veranderingen in Nederland resoluut zelf ter hand te nemen. Op diverse terreinen kwam vooruitstrevende regelgeving tot stand die het aanzien van Nederland in de wereld definitief veranderde.

De voortvarendheid waarmee de elites destijds allerlei veranderingen doorvoerden vormt het spiegelbeeld van de halsstarrigheid waarmee ze de onvermijdelijke maatschappelijke verschuivingen jarenlang dwarsboomden. Met hoeveel energie die elites weerstand hebben geboden aan veranderingen die al een tijd in de lucht hingen, maakt de geschiedenis duidelijk van de wijze waarop ze hebben getracht de rebelse jeugd onder de duim te houden. Jazz, rock-’n-roll en beat – de muziek waarmee de moderne jeugd uiting gaf aan haar onafhankelijkheid – waren een voortdurende bron van ergernis en morele afkeuring bij ouderen.

‘Nederlandse elites gaven vaak de voorkeur aan veranderen boven bestrijden als zij oog in oog stonden met de provo’s’

Tot medio jaren zestig het roer definitief om ging, werden veel jongeren voortdurend met de nek aangekeken. De peilloze afkeer van de moderne, onafhankelijke jongerencultuur bij het establishment was een belangrijke oorzaak van de openbare-ordeproblemen die medio jaren zestig leidden tot de gezagscrisis. Tot diep in de jaren zestig poogden ouderen de manifestaties van de moderne jeugd in toom te houden.

Enthousiast werd er in de naoorlogse jaren door de jeugd gedanst op swing en dixieland. Maar volgens velen begon dat al snel uit de hand te lopen. De jongeren die zich eraan overgaven kwamen te boek te staan als ‘swingnozems’. Midden jaren vijftig stak de swingnozem steeds vaker zijn kop boven het maaiveld uit. Tot afgrijzen van velen daagden ze de burgerij uit. Met de rock-’n-roll als stormram joegen de nozems bij de poorten van de bestaande orde de goegemeente de stuipen op het lijf.

Als reactie stelden de volwassenen de nozem als afschrikwekkend voorbeeld voor de opgroeiende jeugd. Haar vrijgevochten levenswandel was in alles de morele tegenpool van het door de ouderen gebaande pad dat de jongeren geacht werden te gaan. Dit ideaal dat hun werd voorgehouden kwam steeds minder overeen met het leven dat ze voor zichzelf uitstippelden. De spanningen die hierdoor werden veroorzaakt kwamen voor een belangrijk deel op straat te liggen en raakten direct aan de bestaande orde.

Vanaf het moment dat jongeren in het openbaar lieten horen hoe zij vonden dat de wereld eruit moest zien, kwamen ze in botsing met het heersende gezag. Dit had in de eerste plaats niet zozeer te maken met de inhoud van hun protest als wel met de wijze waarop ze zich manifesteerden. De samenleving was nog lang niet ingericht op een wijze die jongeren toestond zich op hun eigen manier te uiten. Demonstreren bleek in Nederland hoogst problematisch en voor de betrokkenen niet zonder risico. De kern van de organisatie die later Provo vormde deed in de eerste helft van de jaren zestig ruime ervaring op in het actiewezen en maakte meermalen kennis met de knoet van het overheidsapparaat, dat het protest binnen de perken probeerde te houden.

Gezien de strenge en hardhandige wijze waarop in Nederland publiek ongenoegen door de overheid aan banden werd gelegd, is het eigenlijk een wonder dat er zoiets als Provo heeft kunnen ontstaan. De plannen die de nieuwe protestbeweging ontvouwde hadden dan ook aanvankelijk meer weg van een wanhoopsdaad. Met de provocerende wijze waarop Provo zich presenteerde kreeg men niet alleen de autoriteiten op de kast, de opstandelingen nieuwe stijl werden door iedereen met argusogen bekeken. Hoe ondanks deze algemene argwaan de beweging binnen twee jaar het establishment op de knieën kreeg en uitgroeide tot het symbool van een nieuwe tijd is een van de meest fascinerende verhalen in de naoorlogse Nederlandse geschiedenis.

Met de opmars van Provo werd het laatste stadium in de emancipatie van de jongeren voltooid. Verschillende generaties rebelse jongeren, van allerlei komaf en zeker niet alleen uit Amsterdam, hebben bijgedragen aan deze ontwikkeling; niet allemaal even gearticuleerd en met een vooropgezet plan, maar wel allemaal vragend om een beetje respect voor een eigen levensstijl. In dat laatste zijn ze uiteindelijk meer dan geslaagd. In een relatief kort tijdsbestek veranderde de status van de jongere van nauwelijks serieus genomen verwilderde jeugd tot lid van een vrijgevochten en onafhankelijke subcultuur.

De provo’s vormden in deze ontwikkeling de schakel tussen de (swing)nozems uit de jaren vijftig en de hippies uit de jaren zestig en zeventig. Met hun acties gaven ze het laatste zetje om de balans definitief in de richting van de jeugd te laten doorslaan.

Sinds de provotijd heeft de evolutie van de jongerencultuur een enorme vlucht genomen. Muziek en dans zijn alomtegenwoordig en liefhebbers zijn van alle leeftijden en vind je in alle lagen van de bevolking. Het is nauwelijks nog voor te stellen dat decennialang de moderne jongerencultuur in Nederland bestreden is als het kwaad zelve. De geschiedenis van de rebelse jeugd in de jaren vijftig en zestig laat zien hoe wat eerst nog bijna algemeen weerzin opwekte, binnen afzienbare tijd in de armen gesloten werd en vrijwel iedereen begon mee te slepen.


Eric Duivenvoorden (1962) is filosoof en socioloog. Hij is een kenner van de naoorlogse protestbewegingen en undergroundcultuur in Nederland. Dit is een voorpublicatie uit Rebelse jeugd: Hoe nozems en provo’s Nederland veranderden, dat deze week verschijnt bij Nieuw Amsterdam


Beeld: Foto van Cor Jaring: de arrestatie van Rob Stolk tijdens een happening bij Het Lieverdje, op het Spui, 1965 (zie ook de bijlage over Cor Jaring).