Aldus de beroemde beginregels van elke Asterix-strip. De eerste stamt uit 1959 - het moment waarop de eerdere ‘Bevrijder van Frankrijk’, generaal Charles de Gaulle, weer terug aan de macht kwam. Onder zijn Vijfde Republiek ontwikkelde Asterix zich tot het meest succesvolle Europese stripverhaal. Er werden meer dan een kwart miljard albums van verkocht, naast elkaar gelegd de lengte van de evenaar. Deze maand heeft tekenaar Albert Uderzo bekend gemaakt dat hij het bijltje er bij neergooit; hij voelt zich misbruikt door de oorspronkelijke uitgever Dargaud.
Asterix is een typisch moderne held, vermomd als antiheld. Geen ster maar een sterretje (‘asterisk’). Dat sterretje verwijst naar een voetnoot bij de geschiedenis: met name bij De Bello Gallico van Julius Caesar. Asterix is zoals iedere rechtgeaarde Fransman een driftkop en een kankerpit, maar met een hart van goud. Obelix is zoals iedere Fransman een gastronoom, een fijnproever. Hij is gek op gebraden everzwijn. En hij krijgt later hondje Idefix, zoals Kuifje zijn Bobbie heeft. De idee fixe van Asterix en Obelix is dat Frankrijk een vrij en zelfbewust land is dat culturele indringers kan weerstaan.
Schrijver Goscinny en tekenaar Uderzo hebben zich later met hand en tand verdedigd tegen de bewering dat zij een ‘bedoeling’ met hun verhaal hadden. Ze wilden gewoon de actualiteit op de hak nemen en gemeenplaatsen parafraseren. Maar of ze dat nu wilden of niet, de kleine Asterix de Gallier werd in binnen- en buitenland meteen vereenzelvigd met de grote Charles de Gaulle.
En hoe dan ook waren De Gaulle en de zijnen bewonderaars van Asterix. Minister Francois Misoffe vertelde ooit dat De Gaulle zijn laatste kabinetszitting had geopend door alle aanwezigen de naam van een bewoner van het mythische dorp in Bretagne te geven - onveranderlijk eindigend op -ix. Ook zijn premier Georges ‘Pompidix’ was een fervent Asterix-lezer, en deed Goscinny en Uderzo de suggestie aan de hand voor De Helvetiers. Minister van Cultuur Andre Malraux, minister van Informatie Georgers Gorse, omroepdirecteur Jacques-Bernard Dupond en andere hoogwaardigheidsbekleders waren eveneens fervente fans. Uderzo en Goscinny kregen al snel hun eerste lintjes, en werden door tout Paris op speciale etentjes gevraagd, totdat ze geen everzwijn meer konden zien.
En zoals Asterix en de dorpelingen onverslaanbaar waren door de toverdrank, zo was Frankrijk onverslaanbaar geworden omdat het in Afrika uranium had gevonden. Althans volgens de gaullisten. Frankrijk had het grootste aantal kerncentrales ter wereld en zou de energiecrisis overleven. Ook kwam er een eigen ruimtevaartprogramma. De eerste Franse satelliet, die in het midden van de jaren zestig vanaf een basis in de Sahara werd gelanceerd, kreeg dan ook veelbetekenend de trotse naam: Asterix.
DE GROTE VRAAG blijft waarom het verhaal zo aansloeg in het Frankrijk van toen, zowel bij de regering als bij het volk. Inmiddels zijn daar tientallen scripties en boeken over geschreven. Waarin bijvoorbeeld archeologen vaststellen dat menhirs in feite ouder waren, de hoofdstad Lutetia (Parijs) jonger en everzwijnen in die tijd schaars. Of waarin linguisten vaststellen dat er van het oorspronkelijke Gallisch nog maar zestig woorden in het huidige Frans zijn terug te vinden.
Een van de beste oudere analyses is van Albert Stoll, Asterix: Das Trivialepochs Frankreichs. Stoll laat een schitterende reeks al dan niet geplande beeldparallellen zien, onder meer met werk van Dore en Daumier. Hij wijst er verder op dat het Asterix-verhaal een parafrase is op de Republikeinse geschiedmythologie zoals generaties Franse kinderen die kregen ingehamerd. De overgave van Vercingetorix was daarin tot een soort oermoment verheven, tot het vaderlandse equivalent van de kruisiging van Christus. De Kelten werden tot een soort oerfransen en oerrepublikeinen verheven, tot de voorlopers van le Peuple. En hun tegenstanders de Romeinen werden tot een soort oerbonapartisten en oermonarchisten gemaakt, tot de voorlopers van les Tyrans. Het ‘eenvoudige dorp’ vormde de tegenhanger van de decadente levenswijze van de heersers in hun hoofdstedelijke paleizen.
Als Asterix en Obelix in het vijfde deel een Ronde van Gallia ondernemen, verwijst dat niet alleen naar de Tour de France als een van de belangrijkste jaarlijkse manifestaties van het nationaal gevoel. Het verwijst ook naar de Tour de France als de rondreis die ambachtsgezellen moesten ondernemen voordat zij meester werden, opdat zij liefde voor het grote en veelzijdige vaderland opvatten. En vooral verwijst het naar het beroemde Le Tour de la France par Deux Enfants: Devoir et Patrie, een romantisch boek dat generaties scholieren een soort patriottische maatschappijleer bijbracht. Het was geschreven door de echtgenote van de filosoof A. Fouillee. Dat was dezelfde die uit het begrip ‘idee fixe’ het begrip ‘idee force’ ontwikkelde: een pakkend (denk)beeld dat tot een maatschappelijke kracht kon worden, dat naties aaneensmeedde en zo historie kon maken. Deze vroege massapsychologie heeft grote invloed gehad op nationalistische staatslieden van Clemenceau tot De Gaulle.
DE IDENTITEIT van een land en volk krijgt echter niet vanuit zichzelf gestalte, maar vanuit de botsing met andere landen en volken. De offensieven tegen Le Village en de escapades van Asterix en zijn vrienden naar elders zijn daarmee een metafoor voor de opeenvolgende confrontaties van de Fransen met grotere en kleinere buurlanden. De verschillende Asterix-albums vormen een soort Michelin- gids van Europa, waarbij de aard van andere volken centraal staat. Achtereenvolgens werden - naast altijd de Romeinen - de Britten, de Gothen, de Zwitsers en de Belgen op de hak genomen. De laatste twee zijn in Frankrijk nog altijd goed voor grappen en grollen.
De Britten zijn verre familie van de Bretons: wel raar maar niet vijandig. Philippe Lanoe heeft een complete monografie geschreven over Asterix in Britain. De Gothen daarentegen zijn een soort Romeinen in de overtreffende trap, zoals Albert Stoll laat zien. Het is waar dat de heerschappij van de Romeinen op het noordelijk deel van het continent werd afgewisseld door die van de (Visi-)Gothen. Bij Asterix zijn dat de Germanen: de Franse erfvijanden van de laatste eeuw. Zij zijn autoritair, gedisciplineerd en rucksichtslos.
De dreiging uit het Oosten zit al vanaf het begin in de geografie van de Asterix-serie ingebouwd. Het dorp is als een concentratiekamp omgeven door palissaden en wachttorens. De grote verzetshaarden en boerenopstanden van La France profonde waren traditioneel inderdaad gelokaliseerd in de Vendee en Bretagne. Die streken lagen tegen de zee aan - de laatste weg naar de vrijheid - en ver van de zuidoostelijke en noordoostelijke grenzen, waarvandaan de grote landinvasies van het Romeinse en Germaanse rijk kwamen. Bij iedere overrompeling trok de regering zich vanuit de hoofdstad naar het achterland terug. Volgens de kaart zou Le Village in het huidige departement Finistere liggen, een naam ontleend aan het Latijnse fini terrae: het einde van de wereld.
De Asterix-verhalen vormen dus een soort meditatie over de eigen kracht en de bedreigingen daarvan. Een soort psychotherapie, een collectieve catharsis. Frankrijk worstelde aan het begin van de jaren vijftig nog steeds met zijn onverwerkte oorlogsverleden. Maarschalk Petain had in Vichy gecollaboreerd en meegewerkt aan de jodenvervolging; generaal De Gaulle was daarentegen in Londen in opstand gekomen tegen zijn superieuren.
Maar ook buiten Frankrijk speelde Asterix een verzetsrol. Tot grote verbazing van de makers haalde hun held in Duitsland bijna nog grotere oplagen dan in Frankrijk. En dat niet alleen met de verhalen over zijn confrontaties met de Romeinen maar ook die over de Gothen. Parafrasen van Hindenburg en Hitler waren daarin duidelijk herkenbaar, maar door alles in het belachelijke te trekken kreeg het kennelijk een bevrijdende werking. Door de grote omzet aan gene zijde van de Rijn waren het later trouwens ook Duitse partners en financiers die Asterix redden van Franse chicanes. Maar toen Duitse imitatoren met een soortgelijke Siggi de kleine Germaan op de proppen kwamen, bleken dezelfde grappen opeens een navrante bijsmaak te krijgen.
Maar waarom had Asterix ook in allerlei andere landen zoveel succes? Natuurljk is Asterix gewoon een van de beste en meest hilarische strips aller tijden. Maar bovendien werd de Franse thematiek steeds meer ook die van andere landen. Iedereen was op school immers doodgegooid met de prehistorie en het Romeinse Rijk, met vaderlandse geschiedenis en overbekende vijandbeelden. En overal speelden kwesties rond het behoud van de nationale identiteit en confrontaties met andere volkeren. Daarnaast vergrootte de mogelijkheid van ‘meerdere lezingen’ het bereik van de Asterix-albums. Je kon sommige nationale stereotypen half-serieus opvatten en andere als pure parodie.
MAAR HADDEN DE auteurs zelf een extra band met hun schepping? Tekenaar Uderzo en scenarist Goscinny - hun namen wijzen er al op - waren beiden immigranten, kersverse immigranten, immigranten die elk op hun eigen manier worstelden met hun nieuwe identiteit. Wat betreft de overlevende tekenaar Albert Uderzo biedt een recente biografie van Bernard de Choisy, maar vooral een oudere van Christian Philippsen, verschillende sleutels tot zijn psyche. Wat bestemde hem voor tot onsterfelijkheid, tot handvaardigheid en het tekenen van klare lijnen en primaire kleuren?
Ten eerste een vroege confrontatie met zijn eigen mogelijke dood: ‘Ik kreeg ooit een wonderlijke indruk bij de foto op een grafsteen voor een broer die ik nooit gekend heb. Doordat ik gegraveerd in die steen mijn eigen naam en voornaam las.’ Hij was genoemd naar zijn eerder overleden broer.
Ten tweede was hij geboren met bijzondere handen: met twaalf vingers in plaats van tien, zodat hij daar later aan geopereerd moest worden. ‘Dat kan monsterachtig lijken, maar uiteindelijk hebben de personages van Walt Disney er maar acht en dat schokt niemand. Met enige overdrijving was er dus een toenadering tot het beroep dat ik later zou uitoefenen.’ En ten derde was Uderzo deels kleurenblind. Hij kon primaire kleuren wel goed onderscheiden maar geen melanges, en moest ze dus goed van elkaar gescheiden houden.
MAAR DAT ZEGT nog niets over het thema van zijn Asterix- oeuvre. Waarom stond die confrontatie tussen Galliers en Romeinen centraal, tussen Fransen en Italianen? Waarom die fixatie op macht en vernedering? Vanwaar die heroische rol voor het uit prehistorische hutten bestaande dorp, dat een reusachtige invasie van wereldomvattende proporties weerstond? En waarom speelde het verzet zich in Bretagne af?
Er zijn stuk voor stuk biografische redenen voor te vinden. De confrontatie tussen Fransen en Italianen blijkt de tragiek geweest te zijn van Uderzo’s jeugd. Hij was de zoon van arme Italiaanse immigranten, die hun land verlieten in de tijd dat Mussolini en zijn zwarthemden aan de macht kwamen, die het ‘onbenullige Italietta’ van die dagen wilden omvormen tot een nieuw Romeins Rijk. De kleine Albert groeide in Frankrijk op in een ‘rode’ buurt, waar de ritals (spaghettivreters) voor fascisten werden aangezien. Hij herinnerde zich hoe een naburige familie tijdens de Spaanse burgeroorlog een oorlogsslachtoffertje in huis had. Het kind had bij een fascistisch bombardement een been verloren, en liep op krukken. Iemand wees Uderzo een keer beschuldigend aan: ‘Die daar, dat is een macaroni.’ Waarop de kleine invalide naar hem spuugde. ‘Ik ervoer een bittere smaak van machteloosheid en onrechtvaardigheid’, zo zei hij later.
Hoewel hij eraan toevoegde dat hij zich verder niet veel van discriminatie herinnerde, lijdt het geen twijfel dat de tweestrijd tussen Frankrijk en Italie altijd in hem voortwoekerde. Hij beschouwde Albert als zijn naam, maar zijn vader had dat bij de geboorteaangifte per ongeluk (?) uitgesproken als Alberto. Hij kreeg als zevenjarige de Franse nationaliteit en beschouwde zich daarna als Frans. Hij sprak ook geen Italiaans, hooguit wat dialect van zijn ouders. Maar hij bleef wel zijn leven lang een sterke drang houden naar alles wat Italiaans was. Hij reed het liefst in snelle, rode Italiaanse macho-auto’s zoals Lamborghini’s of Ferrari’s. Hij trouwde een Italiaanse vrouw en ging vaak naar Italie met vakantie. En hij gaf toe dat het Asterix-deel over Corsica een opvallende vertedering voor dit Frans- Italiaanse eiland verried. Kortom: hij was en bleef zijn hele leven de enige echte Gallo-Romein.
Dit brengt ons bij de vraag naar de heroische rol voor het unieke dorp. De sleutel daartoe zit in zijn achternaam: Uderzo. Dat is ook de naam van het dorp van herkomst van zijn familie, een dorp ten noordoosten van Venetie, het huidige Oderzo. Volgens de legende zou dit plaatsje een rol hebben gespeeld bij de val van Rome.
In de familie Uderzo ging het verhaal dat hun stamvader de enige overlevende was geweest nadat het dorp in het jaar 452 na Christus als een van de laatste verzet had geboden tegen de oprukkende horden van Atilla de Hun. Toen liep het offensief nog vast, maar enkele jaren later stootten de barbaren verder door naar het zuiden en zo maakten ze definitief een einde aan de Romeinse beschaving. Het glorieuze Latijn schrompelde in de volgende vijftien eeuwen geleidelijkaan ineen tot een dode taal, die slechts met tegenzin op scholen werd geleerd. Totdat de Latijnse vertalingen van de Asterix-albums haar opnieuw tot leven wekten. Het was de revanche van de zoveelste generatie van Uderzo’s. Bij Jupiter!
Oerbeelden worden wel vaker met elkaar verward, dus de omvorming van een Romeins dorp dat de Hunnen van Attila weerstond tot een Gallisch dorp dat vijfhonderd jaar eerder de Romeinen van Cesar had weerstaan, zal niemand verbazen. Maar hoe zit het dan met een beschaving die door een dorp wordt belichaamd, een dorp dat slechts uit enkele prehistorische Gallische hutten bestaat? Ook daar hoort een biografisch incident bij.
De jonge Albert kreeg op school aanschouwelijk les in de vaderlandse geschiedenis. Bij het hoofdstuk over het prehistorische Gallie moesten ze als huiswerk aan de hand van een afbeelding zelf een hut van klei maken. De aankomende kunstenaar kweet zich met ijver van zijn taak. Maar toen het kersverse Fransenkind er trots mee op school kwam, werd zijn schepping meteen door een grappenmaker in elkaar geslagen. Hij heeft zich ruimschoots gewroken: diezelfde hut is inmiddels in miljarden exemplaren de hele wereld overgegaan: in albums, in magazines, in kranten. Bij Toutatis!
Dit brengt ons bij de laatste vraag: die naar de betekenis van collaboratie en verzet, en waarom die uitgerekend in Bretagne zijn gelokaliseerd. Albert kende Bretagne uit zijn jeugd. Tijdens de oorlog moest de veertienjarige Parijs ontvluchten naar La France profonde. Hij sloot zich daar aan bij zijn iets oudere broer en voorbeeld, die in een Bretons dorp werk had gevonden bij een bedrijf dat camouflagebomen leverde voor Duitse vliegvelden. Het Bretonse dorp heette… Les Villages! Dat verzin je niet.
In zekere zin was de tweede schepper van Asterix, de in 1977 overleden scenarist Rene Goscinny, nog meer een landloze dan zijn compagnon. Je zou hem zelfs een verlaat slachtoffer van Rome kunnen noemen: afkomstig uit de joodse diaspora van Oost-Europa. Volgens een minibiografie van Marie Ange Guillaume was zijn vader geboren in Warschau en zijn moeder in een Oekraiens dorp dat sindsdien geheel van de kaart is geveegd.
RENE ZELF werd geboren in Parijs en kreeg de Franse nationaliteit, maar emigreerde op zijn tweede jaar met zijn ouders naar Zuid- Amerika. Af en toe gingen ze met de boot op bezoek in Frankrijk. ‘Dat was een fabelachtig en exotisch land, waar we met de vakanties terugkeerden. Nanterre, Les Deux Sevres: dat was Timboektoe’, zo herinnerde hij zich. Zijn schooltijd bracht hij door in de buurt van Buenos Aires. Toen zijn vader stierf moest Goscinny - zeventien jaar oud - gaan werken: eerst als hulpboekhouder en later als tekenaar bij een reclamebureau. Hij probeerde met brillantine zijn krulletjes weg te krijgen, wilde humorist en striptekenaar worden. Zijn helden waren Charlie Chaplin en Laurel en Hardy. Tegen het einde van de oorlog vertrok hij vol goede moed naar New York, op dat moment de stad met de grootste populatie joden en steeds meer het centrum van de wereldwijde mediaindustrie. Hij kreeg evenwel geen voet aan de grond, was jarenlang werkloos, zwierf en vereenzaamde. Uiteindelijk kwam hij als illustrator van kinderboeken terecht bij een studio, waar ook Harvey Kurtzman en consorten werkten, die later het roemruchte tijdschrift Mad zouden oprichten. Zo kwam hij ook in contact met twee Belgen die in New York een radio/tv-weekblad wilden beginnen, die in Brussel bureaus voor mediamateriaal hadden en een vestiging in Parijs gingen opzetten. Hij besloot naar Europa te gaan, zij het met spijt: ‘Amerika is een land dat je altijd mist, dat aan je huid kleeft.’ Terug in Frankrijk ontmoette hij de scenarist Jean Michel Chartier en de tekenaar Albert Uderzo, waarmee hij na verloop van tijd zelf een bureau begon. Zo werd Asterix geboren.
ZO WERDEN uitgerekend de ‘aartsallochtonen’ Uderzo en Goscinny de grote helden van het Gaullisme. Hun albums waren een reflectie op de Franse identiteit, op het ‘nationale karakter’ van andere Europese volkeren en op de doorlopende confrontaties daartussen. Later ontstonden er heftige discussies over het chauvinistische of zelfs racistische karakter van Asterix. Dat maakte vooral Goscinny des duivels: ‘Laten ze dat nooit in mijn gezicht zeggen, want ze krijgen meteen een klap op hun smoel!’ De strip werd hoe dan ook een van de zeer weinige wereldwijde mediasuccessen die Frankrijk in stelling wist te brengen tegen het Amerikaanse ‘culturele imperialisme’. Uderzo en Goscinny zagen zich als het Europese antwoord op Walt Disney. In 1989 openden ze ten noordoosten van Parijs het Asterix- pretpark, dat Disney in 1992 beantwoordde met Eurodisney: tien maal groter, gladder en duurder. Inmiddels draaien beide met verlies.