DE TEKENINGEN VAN Tracey Emin zijn eigenlijk een soort afkortingen. Dat is een gevolg van hoe ze zijn gemaakt. Als volgt: eerst wordt op een plaat glas een gelijkmatig dunne laag taaie, stroperige inkt aangebracht. Daarop legt de kunstenaar een vel papier – en dan, met een stevig potlood, tekent ze zeer snel, in maar enkele bewegingen, het motief zoals het, ongeveer, in haar hoofd is opgedoken. Als vervolgens het papier van de kleffe inktlaag wordt afgetrokken, blijft dus aan de achterkant ervan de spiegelbeeldige afdruk achter van de tekening aan de voorkant. Er is, denk ik, een procedurele reden waarom het tekenen zo snel moet gaan (rond de dertig seconden, is mij verteld). Het gaat om dingen, motieven, herinneringen die bij haar rondspoken en die ze zo eerlijk mogelijk wil meedelen, zonder de vertragende tussenkomst van weifelingen over een mooie formulering, zonder artistieke franje. Tegelijkertijd echter moet de mededeling ook iets definitiefs hebben, meer zijn dan een impulsieve inval – en dat juist krijgt de tekening in de afdruk. Als je naar een gewone tekening kijkt, dan zie je spitsvondige bewegingen van de hand aan het werk. In een druk is die beweging, de suggestie ervan, absoluut stilgelegd. Precies dat, die roerloze tot stilstand gekomen lijnvoering, heeft Georg Baselitz me ooit uitgelegd, is de magie van een houtsnede of een ets. Het echte momentane formuleren van het motief (het tekenen dus) is nu voorbij – het resultaat daarvan, de afdruk, is wat Tracey Emin als kunstwerk dan toont. De afdruklijnen van inkt die in de monotypie op het papier achterblijven zijn broos en korzelig. De lichtheid van de vlotte tekening is weg. De druklijnen zijn karig. Ook is het motief omgeven door vlekken die in het doordrukproces makkelijk achterblijven. De monotypie maakt een verfomfaaide indruk maar is toch ook scherp en direct, zeggingskracht zonder omhaal.
Een vrouw achterover liggend. De kronkelende lijnen zijn misschien plooien van naar boven geschoven kleren. In ieder geval is ze vanaf haar middel naakt, met haar benen wijd gespreid en een open vulva die ze zo te zien met haar linkerhand beroert. De paar dwars gekraste strepen duiden een bed aan. Een mooie tekening, zoals tekeningen van sluimerende naakte vrouwen in bevallige poses verleidelijk en sierlijk behoorden te zijn, is dit niet. (Waarom zouden vrouwen anders geschilderd worden, dan om hun rondingen?) Voor wat Tracey Emin heeft mee te delen, zijn mooie tekeningen niet geschikt. In haar levenservaring was seks doorgaans een puur fysieke aangelegenheid: iets wat haar lichaam werd aangedaan. Er was maar weinig romantisch aan de liefde. Om die stof onder te brengen in beelden had zij een nieuw en ander realisme nodig. Voordat ze tekeningen kon maken die in rauwheid aansloten bij het realisme in haar hoofd moesten de gangbare manieren van tekenen eerst worden schoongemaakt, of liever, geschraapt. Vaak kun je zien, in getekende naakten van klassieke meesters in het genre, hoe de slanke lijn de welvingen van het lichaam op een lenige en delicate wijze volgt, nu dikker daar dunner, vloeiend als een melodie. Deze manier van tekenen ontzegt Tracey Emin zich, zelfs de verleiding ervan, door haar gekozen techniek. De lijn die op de monotypie achterblijft is kaal en schraal – en past perfect bij haar realisme dat schrijnend is en desolaat. Daardoor werken de tekeningen ook zo breekbaar. Ze zijn niet grof, eerder deerniswekkend.
In haar werk heeft Tracey Emin een eigen effectieve taal gevonden die haar in staat stelt observaties over te brengen die zo onthutsend en kwetsbaar intiem zijn dat het pijn doet er kennis van te nemen. Haar sentiment is peilloos maar nooit larmoyant: dat kan helemaal niet met deze rauwe, geknakte manier van tekenen die een desolate werkelijkheid zo indrukwekkend aan het licht brengt. Voordat ik dit werk zag, dacht ik dat de fotografie het medium is voor extreem realisme. Maar de tekeningen van Tracey Emin, die kale bibberige manier van tekenen, laten mij zien dat foto’s meestal lijden aan te veel, laat ik het noemen, atmosfeer en bijwerk in de marge. Dat leidt te veel af. In de tekeningen leidt echter niets meer af, ze zijn zo kaal en afgekort dat je vaak moet zoeken naar wat er eigenlijk precies staat. Grof en vulgair kunnen ze daarom al helemaal niet zijn. Het gaat er al helemaal niet om of ze mooi zijn. Hun sentiment is waarachtig: dat kun je voelen en geloven of niet.

Dezer dagen verschijnt Tracey Emin,
One Thousand Drawings (Rizzoli)