
Toen de 28-jarige filosoof Toby Ord in 2007 aan Oxford studeerde maakte hij een rekensom die zijn leven zou veranderen. Zijn doel: uitrekenen hoeveel goed hij kon doen voor andere mensen gedurende zijn hele leven – zonder zelf tekort te komen. Eerst becijferde hij wat hij als toekomstig academicus zou verdienen tot zijn pensioen: zo’n anderhalf miljoen pond. Ord schatte vervolgens dat hij met een derde daarvan comfortabel zou kunnen leven. De rest – zo’n één miljoen pond – kon hij dan gedurende zijn leven doneren aan de effectiefste goede doelen. Maar welke?
Na wat onderzoek ontdekte hij dat een behandeling tegen trachoma – een ziekte die blindheid veroorzaakt in arme landen – veel waar voor zijn geld bood. Gedurende zijn leven kon hij voorkomen dat tachtigduizend mensen blind zouden worden. Ord had een aanstekelijk nieuw moreel inzicht ontdekt: iedere westerling uit de middenklasse kan een morele superheld worden. Gesterkt door dit opmerkelijke inzicht startte Ord twee jaar later met de jonge Oxford-filosoof Will MacAskill de organisatie Giving What We Can, waarbij de deelnemers een gelofte doen om voor de rest van hun leven tien procent (of meer) van hun inkomen aan de meest effectieve goede doelen te geven.
De beweging van effectief altruïsme was geboren.
‘Een van de grote nieuwe ideeën van de 21ste eeuw’, stelt de psycholoog en bestsellerauteur Steven Pinker. In het afgelopen decennium is Ords rekensom uitgegroeid tot een wereldwijde beweging die aanslaat bij studenten tot miljardairs. Maar wat is het precies? Allereerst: effectief altruïsme is geen antwoord maar een vraag: hoe kun je het meeste goed doen in je leven? Door wetenschappelijk bewijs en logisch nadenken willen effectief altruïsten tot een antwoord komen. En na een decennium aan discussies is het antwoord op de vraag welke problemen prioriteit verdienen veranderd. Waar in het begin het verbeteren van de levens van de allerarmsten centraal stond zijn inmiddels ook de afschaffing van de intensieve veeteelt en het voorkomen van rampen die de mensheid om zeep kunnen helpen een prioriteit geworden.
Effectief altruïsme is niet alleen een filosofische gemeenschap die zorgvuldig probeert te redeneren, maar ook een beweging die resultaten nastreeft in de echte wereld. Waar in de begindagen nog ‘geld verdienen om weg te geven’ gepromoot werd als een doelmatige manier om het meeste goed te doen in je leven, proberen effectief altruïsten nu om altruïstisch ingestelde studenten en jonge professionals te overtuigen om direct te werken aan het oplossen van de grootste problemen van deze tijd. Inmiddels worden carrières als ambtenaar, politicus, in denktanks of in de journalistiek hoog aangeslagen. Grote, blijvende veranderingen ten goede, beseffen ze, komen door betere ideeën, collectieve actie en efficiëntere besteding van belastinggeld.
Deze frisse kijk op goed doen, gedreven door data en logica, slaat aan. Waar de beweging tot voor kort slechts bestond op de campussen van de universiteiten van Oxford en Cambridge en in steden als San Francisco en Londen zijn er inmiddels overal ter wereld lokale afdelingen opgericht om nieuwe mensen te werven (bijna alle Nederlandse universiteiten hebben er inmiddels een). Het aantal actieve effectief altruïsten wordt wereldwijd geschat op ruim zevenduizend. Ook de infrastructuur groeit: zo zijn er organisaties als 80.000 hours (loopbaanadvies), The Center for Effective Altruism (organiseert onder meer internationale conferenties waar duizenden mensen op af komen), Open Philantropy (doet diepgravend onderzoek naar potentieel effectieve interventies) en een online forum waar opvallend keurig gediscussieerd wordt over de meest praktische en speculatieve kwesties.
Ook het geld stroomt inmiddels binnen. Sinds 2015 groeit het bedrag dat aan effectieve organisaties wordt beloofd met zo’n 37 procent per jaar. Vorig jaar kondigde Sam Bankman-Fried, de rijkste persoon ter wereld onder de dertig, aan om praktisch zijn gehele vermogen te doneren volgens de principes van effectief altruïsme. Het totale bedrag dat in 2021 op die manier was beloofd, wordt geschat op 46 miljard dollar.
Op een zonnige lentedag ben ik op de wereldwijde conferentie van effectief altruïsme in Londen. Overwegend twintigers en dertigers krioelen door de zalen en wandelgangen van het Barbican Centre en het nabijgelegen The Brewery. Met vijftienhonderd deelnemers is dit de grootste bijeenkomst tot nu toe. De organisatie blijkt tot in de puntjes verzorgd. Via een gelikte app zijn alle deelnemers te vinden; er zijn speciale ruimtes om dutjes te doen; het eten is volledig plantaardig en deelnemers worden aangemoedigd om een-op-een te netwerken in het efficiënte ritme van een half uur. Door de grote opkomst zijn er extra tenten geplaatst om elkaar te spreken.
‘Het doel is om onszelf op te heffen’, zegt Clare Donaldson opgewekt terwijl we het laatste beschikbare tafeltje in een grote witte tent hebben weten te vinden. Met ‘ons’ bedoelt ze het Lead Exposure Elimination Project (leep), dat als doel heeft om wereldwijd lood uit verf te verbannen. Donaldson, met lichtblauwe ogen en stroblond krullend haar, spreekt energiek over de enorme opdracht die voor haar ligt. In veel arme landen is de concentratie van lood in het bloed van kinderen veel te hoog. Wetgeving die lood in verf verbiedt bestaat niet of wordt niet gehandhaafd. De effecten zijn desastreus: wereldwijd veroorzaakt het meer dan één miljoen doden per jaar en heeft het een nog veel grotere verborgen impact op de maatschappij. De blootstelling aan lood tijdens het opgroeien is overtuigend in verband gebracht met hersenschade, vertraagde groei en een waaier van effecten zoals een lager IQ en gedragsproblemen. Toch is het geen probleem dat veel aandacht krijgt. ‘Loodvergiftiging van kinderen is een groot probleem met verschrikkelijke effecten’, zegt Donaldson. ‘Maar behalve in de statistieken kun je het meestal niet zien. Daardoor is het ondergewaardeerd gebleven.’
‘Ondergewaardeerdheid’ is precies een criterium waar effectief altruïsten hun bed voor uit komen. Het is een aanwijzing dat er op dat onderwerp nog een groot verschil te maken is. Dat blijkt ook in het geval van leep: Donaldson is een van de slechts drie medewerkers (en een handjevol stagiairs). Om lood uit verf te verbannen heeft Donaldsons organisatie een simpel plan bedacht: ze reizen naar landen als Botswana en Malawi, kopen lokale verf en sturen het naar een lab om te testen. Als er lood in de verf aanwezig is worden de resultaten gedeeld met de regering. In negen landen is inmiddels een onderzoek gaande; het eerste resultaat is al binnen. Malawi heeft toegezegd de producenten van loodhoudende verf te gaan weren. Het verraste Donaldson hoe makkelijk het voor het kleine team was om te praten met de beleidsmakers: ‘Sommigen reageerden heel snel met een verbod toen we lieten zien hoeveel lood er in bepaalde verfmerken zat.’
Pleiten voor een loodverbod bij overheden is niet het enige doel van leep: ze willen de hele sector van goede doelen effectiever maken. Vanaf het begin staat het meten van de resultaten centraal. Waar traditionele goede doelen hun effectiviteit meten in termen van transparante jaarverslagen en de hoogte van de salarissen van de bestuurders, gaat leep een stap verder. Na een aantal jaar komen ze terug om de test te herhalen; zo kunnen ze meten of hun interventie effect heeft gehad. ‘We hopen dat het meten van impact de norm gaat worden in onze sector’, zegt Donaldson. ‘Uiteindelijk willen we de meeste mensen helpen voor het minste geld.’
Een van de meest gehoorde kritieken op effectief altruïsme is dat het een uitwas is van het kapitalisme en het werk doet dat overheden zouden moeten doen. Toch is het maar de vraag hoe het heffen van meer belasting in Nederland ervoor gaat zorgen dat, om maar iets te noemen, het loodprobleem in de wereld sneller wordt opgelost. Als grote problemen genegeerd worden door de overheid, zien effectief altruïsten het als niet meer dan logisch om in dat gat te stappen.
Om te begrijpen waar Donaldsons obsessie met effectiviteit vandaan komt, moeten we uitzoomen naar de staat van de wereld. Bijna één miljard mensen leven zonder elektriciteit; zevenhonderd miljoen mensen schrapen een bestaan bijeen rond de absolute armoedegrens van zo’n twee dollar per dag – gecorrigeerd voor koopkracht. Honderden miljoenen mensen lopen permanent het gevaar om van de honger om te komen. Zo’n vijf miljoen kinderen onder de vijf jaar sterven ieder jaar aan eenvoudig te voorkomen ziekten zoals diarree en malaria.
‘Triage’ is een medische term voor het prioriteren van patiënten tijdens zulke noodsituaties. Een arts maakt de keuze wie behandeld wordt op basis van de verwachte kans om te overleven. Op eenzelfde manier geloven effectief altruïsten dat er zoiets als wereldwijde triage nodig is: waar heeft een euro het meeste positieve effect op een mensenleven? Als je toch het goede wil doen, redeneren ze, doe het dan gelijk zo dat de meeste mensen er bij gebaat zijn. Het gebrek aan basale medische zorg en de verwoestende effecten van blootstelling aan lood in arme landen zijn in hun ogen noodsituaties die met simpele en goedkope oplossingen te voorkomen zijn. Niet effectief handelen en niet diep nadenken over je werkelijke impact heeft dodelijke gevolgen. ‘Als we voor dezelfde prijs duizend levens kunnen redden met één interventie en tienduizend met een ándere interventie’, schrijft Toby Ord in het essay The Moral Imperative Towards Cost-Effectiveness, ‘dan kunnen we negenduizend levens redden door simpelweg van interventie te wisselen.’
Om de analogie van mondiale triage te accepteren moet je wel geloven dat de wereld beter kán worden. Ook hier is een blik op de cijfers verhelderend: de meeste mensen krijgen het steeds beter. Twee eeuwen terug was praktisch iedereen straatarm; vandaag nog maar een fractie van de wereldbevolking. Het deel van de mensheid dat van minder dan twee dollar per dag leeft is gedaald van vijftig procent in 1966 naar minder dan tien procent in 2017. Tegelijk groeide de wereldwijde middenklasse in de afgelopen halve eeuw spectaculair, werden ziekten als pokken en polio uitgeroeid en steeg de gemiddelde levensverwachting in de wereld naar ruim zeventig jaar. (De keerzijde van dit succes voor de mens is dat vrijwel alle milieu-indicatoren – van broeikasgassen in de atmosfeer tot de teloorgang van bossen en biodiversiteit – in diezelfde periode achteruit holden.)
‘We weten dat het mogelijk is om vooruitgang te boeken bij (…) grote problemen, omdat we dat al gedaan hebben’, schrijft Max Roser, de oprichter en directeur van Our World in Data. ‘Wanneer we in een situatie zitten waarin het mogelijk is om vooruitgang te boeken, geloof ik dat we ook een plicht hebben om dat te doen.’
In zijn boek The Life You Can Save uit 2009 komt de moraalfilosoof Peter Singer tot een soortgelijke conclusie. Hij vergelijkt de afname van armoede met het beklimmen van een berg. De afgelopen eeuwen liepen we door een dichte mist, schrijft hij, we wisten niet of we vooruitgang boekten. Er was geen bewijs welke interventies werkten. Er was überhaupt geen wetenschappelijke methode. De technologie om de kennis op schaal te verspreiden ontbrak. Nu we door het wolkendek heen zijn zien we de piek – een wereld zonder extreme armoede – eindelijk liggen.
Niet iedereen is ervan overtuigd dat we armoede kunnen verminderen met interventies van buitenaf. In populaire boeken als The White Man’s Burden van William Easterly en Dead Aid van Dambisa Moyo wordt ontwikkelingshulp gekraakt als geldverspillend, paternalistisch en corrumperend. Maar in de kritiek gaat een cruciaal inzicht verloren: sommige initiatieven hebben wel degelijk een gigantisch bewezen positief effect gehad. Effectief altruïsten richten zich juist op de interventies die wél hebben gewerkt. Neem het uitroeien van pokken overal ter wereld – een interventie die conservatief geschat al zo’n zestig miljoen levens heeft gered.
‘Stel je voor dat ontwikkelingshulp niets heeft opgeleverd behalve het uitroeien van pokken’, schrijft William MacAskill in Doing Good Better (2015), ‘zelfs als dat waar was, zou het een koopje zijn.’ Het gaat erom, schrijft MacAskill, de gemiddelde interventie te onderscheiden van de beste interventie. Het is in de afgelopen tien jaar duidelijk geworden dat de verschillen in aanpak tussen de initiatieven dramatisch zijn – de beste goede doelen zijn naar schatting honderden keren effectiever in het redden of verbeteren van mensenlevens dan het bouwen van scholen en het slaan van waterputten. Volgens GiveWell, een organisatie die initiatieven beoordeelt op kosteneffectiviteit, zijn malarianetten en kindervaccinaties voorbeelden van zulke uitzonderlijk effectieve interventies.
Het is de focus op effectiviteit die de beweging van effectief altruïsme onderscheidend maakt. Donaldson, die me vertelde dat ze altijd al een verschil wilde maken met haar leven, wist niet zo goed wat voor loopbaan ze moest nastreven, tot ze Peter Singer las tijdens het schrijven van haar proefschrift aan Cambridge. ‘Ineens begreep ik dat ik door iets nieuws te beginnen een groot verschil zou kunnen maken in de wereld.’

‘De vraag is niet, kunnen ze redeneren? noch, kunnen ze spreken’, schreef de Britse filosoof Jeremy Bentham in 1789, ‘maar kunnen ze lijden? Waarom zou de wet geen bescherming bieden aan alle dieren met gevoel? (…) De tijd zal komen wanneer de mensheid haar mantel zal uitspreiden over alles dat leeft.’ Het is niet moeilijk om te begrijpen waarom het verminderen van het lijden van dieren voor veel effectief altruïsten tot prioriteit is verheven: de schaal van het dierenleed gaat elk voorstellingsvermogen te boven. Jaarlijks worden er tachtig miljard landdieren geslacht na een leven dat grotendeels bestaat uit een afwisseling van pijn en verveling – vaak eindigend in een gruwelijk transport en de onvermijdelijke slacht. ‘Het leven van de meeste dieren die we opeten is het niet waard om geleefd te worden’, vat de Vlaamse dierenrechtenactivist Tobias Leenaert en schrijver van How to Create A Vegan World het samen.
Toch is er weinig aandacht voor het verbeteren van het lot van dieren. In Nederland ging in 2018 slechts 92 miljoen euro naar organisaties die zich richten op dierenwelzijn – nog geen twee procent van het totale geschonken vermogen. En zelfs van dit bedrag gaat het overgrote deel naar de opvang van huisdieren – niet naar organisaties die het leed in de intensieve veeteelt proberen te verminderen. De mantel waar Bentham het over had is nog lang niet uitgespreid over alle dieren.
Door de enorme schaal van lijden én het gebrek aan aandacht kun je ook hier met weinig middelen een dramatisch positief verschil maken in de wereld. En dan niet eens door zelf veganist te worden, maar door actie te voeren om de intensieve veehouderij te veranderen. Zo heeft het Europese burgerinitiatief End the Cage Age vorig jaar geleid tot een van de grootste hervormingen in dierenwelzijn aller tijden: een Europees verbod op het gebruik van kooien voor 340 miljoen dieren, waaronder kalveren, legkippen, konijnen, ganzen en eenden. Ook in de VS is door zulke publieke druk een einde gemaakt aan de allerwreedste praktijken van de intensieve veeteelt. Open Philantropy schat dat campagnes om bedrijven te laten stoppen met het inkopen van vlees van kippen die in kleine kooien zijn gehouden zeer effectief zijn. Per gedoneerde dollar blijft zo’n 250 kippen een dergelijk lot bespaard.
De tweede systematische aanpak die populair is onder effectief altruïsten bestaat uit het wegvagen van de vraag naar vlees, vis en zuivel door innovatie. Het idee achter deze technologische aanpak is dat het een einde kan maken aan álle intensieve veeteelt – zoals de gloeilamp een einde maakte aan de vraag naar lampenolie van walvisvet. Inmiddels is duidelijk dat er vrijwel perfecte kopieën van vlees, vis en zuivel te maken zijn op basis van cellen en met behulp van micro-organismen – zonder de omslachtige en wrede omweg van dieren. Hoewel er wereldwijd honderden start-ups werken aan deze belofte hebben overheden zich nog nauwelijks achter deze revolutie geschaard. Landbouwsubsidies vloeien juist in de omgekeerde richting en subsidiëren de vlees- en zuivelindustrie.
Organisaties die geschoeid zijn op effectief altruïstische principes proberen de machtsbalans te laten kantelen en de komst van dit dierloze vlees dramatisch te versnellen. New Harvest doet dit door zelf een nieuwe generatie wetenschappers op te leiden, terwijl het Good Food Institute zich richt op het overtuigen van overheden om budget vrij te maken voor fundamenteel onderzoek naar nieuwe technologie. Ook wetgeving is belangrijk: afgelopen jaar zorgde onder andere Proveg International ervoor dat Europese voorstellen om woorden zoals ‘worst’ of ‘burger’ te verbieden voor vleesvervangers van tafel werden geveegd.
Waar de vroegere veganistische beweging zich met name richtte op de individuele keuze van mensen om plantaardig te eten, staan effectief altruïsten open voor een hele waaier aan manieren om te zorgen dat er minder dierenleed veroorzaakt wordt. Veganist worden spaart naar schatting zo’n vijftienhonderd dierenlevens per jaar; met het doneren van honderd euro aan doelen die systeemverandering voorstaan kunnen mogelijk meer dieren gered worden. ‘De invloed van effectief altruïsme op de vegan-beweging is heel positief geweest’, zegt Leenaert, die de afgelopen twee decennia een trits aan veganistische organisaties startte en zelf de opkomst van effectief altruïsme meemaakte. ‘We zijn meer resultaatgericht geworden, we zijn de resultaten gaan meten en we zijn niet vies meer van geld.’
Iets meer dan 66 miljoen jaar geleden denderde een asteroïde ter grootte van Mount Everest met twintig kilometer per seconde door de atmosfeer. Na de inslag werden miljarden tonnen aardkorst de atmosfeer in geslingerd; sommige daarvan bereikten de maan, terwijl de rest van dit gloeiend hete materiaal terugviel op aarde. In het inferno dat volgde verbrandde ruim twee derde van alle bossen ter wereld. Dit was al geen goed begin van de dag, maar wat het lot bezegelde voor het meeste complexe leven op aarde – waaronder de dinosauriërs – waren de roetdeeltjes die in de stratosfeer terechtkwamen. Door het zonlicht te blokkeren kwam fotosynthese tot stilstand. Jarenlange hongersnood volgde.
Vrijwel iedereen weet vandaag dat dinosauriërs door een asteroïde uitstierven. Maar de wérkelijke redenen dat dinosauriërs ten onder gingen waren a) ze konden de asteroïde niet van koers verleggen en b) ze hadden geen scenario’s ontwikkeld om zichzelf te voeden in tijden van dramatisch minder zonlicht.
‘Ons huidige voedselsysteem is bijna volledig afhankelijk van zonlicht’, vertelt Juan Garcia me terwijl we een biertje drinken in The Brewery in Londen. ‘Dat zou weleens een enorm probleem kunnen worden.’ Garcia, die een tijdje studeerde aan de universiteit van Twente, raakte tijdens een effectief-altruïsme-conferentie geïntrigeerd door een poster waarop hij het probleem van de mondiale voedselcatastrofe voor het eerst tegenkwam. De poster bleek gemaakt te zijn door de Alliance to Feed the Earth in Disasters (Allfed) – een kleine organisatie die onderzoekt hoe de mensheid kan overleven als er lange tijd minder zonlicht op de aarde valt. Inmiddels is Garcia onderzoeker bij dezelfde organisatie en spat de geestdrift ervanaf als hij vertelt over zijn werk. Naast hem ligt een stapeltje boeken getiteld Feeding Everyone No Matter What, waarin scenario’s uit de doeken worden gedaan om de mensheid te redden na een ‘zonlichtblokkerende gebeurtenis’.
Allfed wil dat de mensheid het lot van de dinosauriërs bespaard blijft. En dit is een prangender vraagstuk dan je denkt. Neem bijvoorbeeld vulkaanuitbarstingen: nog in 1815 verduisterde de uitbarsting van de Tambora in toenmalig Nederlands-Indië grote delen van de aarde, met mislukte oogsten en honger in Europa als gevolg. Ook laten recente berekeningen zien dat na een grote kernoorlog tussen bijvoorbeeld de VS en Rusland de aarde dramatisch zal afkoelen. In beide gevallen zullen roet- of sulfaatdeeltjes zo hoog opstijgen dat het zonlicht langdurig geblokkeerd blijft, waarna oogsten mislukken. En omdat we vooralsnog niet weten hoe we vulkaanuitbarstingen kunnen voorkomen – en de dreiging van een kernoorlog voorlopig niet weggaat – is het bijzonder zinvol om na te denken over de wereld voeden in noodsituaties.
Het probleem is: geen enkele overheid ter wereld waagt zich aan deze kwestie. Daarom is Allfed begonnen om alle methoden in kaart te brengen waarop de mensheid in weken tot maanden tijd de voedselproductie kan aanpassen om een hongersnood te voorkomen. De meest schaalbare methodes die ze tot nu toe geïdentificeerd hebben zijn het herplanten van efficiënte gewassen in de tropen; zeewier (gedijt bij weinig licht en heeft geen mest en pesticiden nodig) en met behulp van micro-organismen aardgas omzetten in eiwitten. Een combinatie van alle bovenstaande opties is volgens Allfed waarschijnlijk voldoende om een hongersnood af te wenden wanneer de planeet in duisternis wordt gehuld.
De vraag is wat extreme armoede, dierenwelzijn en extreme rampen met elkaar te maken hebben. Het antwoord is dat het in de ogen van effectief altruïsten problemen zijn die allemaal groot, ondergewaardeerd en in ieder geval potentieel op te lossen zijn. Een groeiend aantal effectief altruïsten is inmiddels overtuigd dat het voorkomen van desastreuze rampen meer aandacht verdient. Ook Toby Ord heeft de weg afgelegd van armoedebestrijding naar apocalypspreventie. In zijn verrassend vlot leesbare boek The Precipice (‘De afgrond’) uit 2020 beschrijft hij wat er in zijn ogen op het spel staat. ‘De mensheid is ongeveer tweehonderdduizend jaar oud’, schrijft Ord, ‘maar de aarde blijft nog honderden miljoenen jaren bewoonbaar – genoeg tijd voor miljoenen toekomstige generaties, genoeg om alle ziekten, armoede en onrecht uit te bannen; genoeg om op te bloeien op een manier die we ons vandaag niet kunnen voorstellen.’
Ord onderscheidt daarbij nog twee potentiële rampen die het einde van homo sapiens kunnen inluiden: pandemieën en kunstmatige intelligentie die de menselijke intelligentie voorbijstreeft. Waar pandemieën in ieder geval op de kaart staan sinds de coronacrisis, is het risico van een slimme, zichzelf verbeterende kunstmatige intelligentie die niet in het menselijk belang handelt nog altijd een obscuur onderwerp. Het gevaar is dat kunstmatige intelligentie zo krachtig wordt dat deze besluit om de instructies van menselijke programmeurs links te laten liggen en zelf een project te starten dat veel interessanter is. Vanaf dat moment zijn we de controle verloren. Een voorspelling van Metaculus, een voorspellingswebsite, voorziet de komst van ‘zwakke’ algemene kunstmatige intelligentie al in 2028.
Naast Ord doorlopen ook andere pioniers het pad van meetbare gezondheidsinterventies naar een focus op het vermijden van meer speculatieve catastrofale rampen. Dit wordt niet door iedereen binnen de beweging gewaardeerd. Een aantal mensen dat ik sprak voelt zich oncomfortabel bij de nieuwe focus op existentiële risico’s en toekomst van de mensheid op de lange termijn. Niet alleen vinden zij deze onderwerpen een stuk speculatiever dan de concrete (dieren)levens die vandaag gered of verbeterd kunnen worden, maar ze vrezen ook dat deze onderwerpen de beweging de uitstraling geven van een sekte. ‘Het lijkt erop dat een algemene kunstmatige intelligentie deze eeuw ontwikkeld zal worden, maar we zijn hier niet op voorbereid’, vat Holden Karnofsky, een van de oprichters van GiveWell, zijn twijfels samen op zijn persoonlijke blog. ‘Maar deze thesis voelt als knotsgekke sciencefiction. Het is erg ver verwijderd van waar ik verwachtte uit te komen toen ik besloot om zo veel mogelijk goed te doen in de wereld.’

‘Neem risico’s! Durf te falen! Begin nieuwe dingen!’ In de grootste zaal van het Barbican Centre in Londen zitten meer dan duizend overwegend jonge mensen. Aan het woord is Will MacAskill, die effectief altruïsme populariseerde met zijn boek Doing Good Better. De 35-jarige Schot weet hoe je grote zalen bespeelt: met royale hoeveelheden zelfspot en grappen over de haarlengte van niet aanwezige collega’s krijgt hij de lachers op zijn hand.
Met zijn oproep om meer risico’s te nemen laat MacAskill zien hoe het antwoord op de vraag wat het betekent om het meeste goed te doen evolueert. Steeds meer effectief altruïsten verschuiven hun aandacht van wetenschappelijk bewijs en harde data naar de ‘verwachte waarde’ van hun acties. Net als durfinvesteerders kiezen ze in toenemende mate voor een beredeneerde gok – met daarbij passende hoge risico’s én grote impact. Effectief altruïsme wordt daarmee steeds meer een breed portfolio van initiatieven met elk afzonderlijk een grote kans op falen – maar af en toe een spectaculair succes dat de verliezen goedmaakt. Om een idee te krijgen: het Wild Animal Initiative probeert inzichtelijk te maken hoe groot het leed is dat in de natuur plaatsvindt en wat kosteneffectieve methodes zijn om dat te verminderen; het Future Fund van Sam Bankman-Fried gaf onlangs geld aan een student om een jaar lang te onderzoeken hoe je civilizational shelters kunt ontwerpen die de mensheid in staat stellen snel te herstellen na een wereldwijde catastrofe.
De motor achter alle veranderingen binnen effectief altruïsme is de cultuur van kritiek. Om open te blijven voor nieuw bewijs proberen effectief altruïsten de houding te cultiveren dat alle kennis een voorlopige hypothese is en dat zelfoverschatting op de loer ligt (ze houden ervan om het vertrouwen in hun eigen kennis aan te duiden met jargon als ‘epistemische status’). Overtuigend bewijs en betere argumenten worden actief verwelkomd. Zo is er een essaycompetitie met prijzen van honderdduizend dollar voor de beste fundamentele kritiek op effectief altruïsme; tijdens de conferentie zaten de sessies met zelfkritiek (‘red teaming’ in het jargon) het snelst vol; in de zaal klonk luid applaus voor een organisatie die zichzelf ophief na tegenvallende resultaten. Overal duikt deze houding op: de website van GiveWell heeft een prominente knop getiteld ‘onze fouten’. Een populair boek dat gratis wordt uitgedeeld is The Scout Mindset van Julia Galef, waarin een nieuwsgierige verkennersmentaliteit wordt bepleit versus een ‘soldatenmentaliteit’ die loyaliteit aan een groep of ideologie vooropstelt.
Buiten, in de felle Londense lentezon, heb ik via de conferentie-app een half uur geboekt met Benjamin Todd. Todd is begin dertig, draagt een rood katoenen jasje en heeft lang glanzend haar. Hij raakte in de ban van effectief altruïsme tijdens een presentatie van Toby Ord in Oxford. ‘Ik weet nog dat ik ter plekke overtuigd was.’ Todd deed the pledge om tien procent van zijn inkomen te doneren, richtte vervolgens de website 80000hours.org op én schreef een gelijknamig boek waarin hij laat zien hoe je in je werkende leven grote positieve impact kan maken. De nieuwsbrief telt zo’n tweehonderdduizend abonnees; de organisatie geeft ook individueel loopbaanadvies. Naar eigen zeggen zijn al meer dan duizend mensen van loopbaan veranderd door deze gesprekken.
Volgens Todd was het Peter Singer die van grote invloed was op het ontstaan van effectief altruïsme: ‘Singers grootste innovatie is geweest om ethiek om te zetten in actie.’ In Famine, Affluence, and Morality (1971) en Animal Liberation (1975) betoogde de Australische filosoof dat het een morele plicht is om de levens van mensen en dieren te verbeteren. Toch sloeg zijn oorspronkelijke boodschap niet aan bij het grote publiek. De reden daarvoor is dat Singer utilitarist was – een morele filosofie die bedacht is door Jeremy Bentham en uitgewerkt door John Stuart Mill – een bijzonder veeleisende levenshouding. Het vraagt van een individu om het grootste geluk van iedereen na te streven, waardoor een permanent schuldgevoel ontstaat over alle tijd die je aan jezelf of je naasten besteed. De cruciale innovatie van effectief altruïsme was dus om het utilitarisme los te laten: alle morele motivaties zijn welkom. Waar Singer sprak over een plicht die voor iedereen geldt, reppen effectief altruïsten juist over kansen om iets uitzonderlijks te doen met hun leven. ‘Effectief altruïsme is een brede tent’, zegt Todd, ‘eigenlijk is het enige wat je moet geloven om te denken dat het nuttig is, dat het goed is om anderen te helpen.’
Wat effectief altruïsten bindt is de gemeenschappelijke vijand die moet worden bestreden: de problemen in de wereld die kunnen worden opgelost. Een interessant bijeffect van de afwezigheid van ideologie is dat zowel conservatieven als progressieven zich thuisvoelen (hoewel de meerderheid links-liberaal is, volgens interne surveys). ‘Politiek is een van de gebieden waar EA het heel goed doet in diversiteit’, vertelt Amarins Veringa me. ‘Het trekt mensen aan van alle politieke richtingen.’
De gedeelde focus op effectiviteit verklaart misschien ook de aantrekkingskracht voor jonge mensen. Het resultaat is minder keuzestress in je loopbaan: in plaats van jezelf af te vragen wat de perfecte baan is die bij jou past, draait een effectief altruïst de vraag om: waar heeft de wereld de meeste behoefte aan? Het geeft een onherroepelijkheid aan de keuze die je maakt. Ik kan me soms niet aan de indruk onttrekken dat sommige effectief altruïsten zich protagonist wanen in een sciencefictionboek waarbij de toekomst van de wereld op het spel staat. Zo’n Lord of the Rings-achtige missie in je leven is een stuk interessanter dan een willekeurige kantoorbaan. Als ik dit vermoeden voorleg aan Todd moet hij wat ongemakkelijk lachen. ‘We kunnen het natuurlijk bij het verkeerde eind hebben. Misschien komt er helemaal geen superslimme kunstmatige intelligentie.’
Hoe groter het succes van effectief altruïsme, hoe minder laaghangend fruit er overblijft. Het ultieme doel van effectief altruïsme is zichzelf overbodig te maken. Hoe meer mensen zich met een probleem bezighouden, hoe minder effectief een individuele bijdrage wordt. ‘Als effectief altruïsme groeit, zullen de meest genegeerde onderwerpen worden opgepakt’, mijmert Todd. ‘De positieve invloed die je op de wereld kunt hebben wordt dus kleiner. Maar zo ziet vooruitgang er dus uit.’