ALMATY - Ver weg in Centraal-Azië, voorbij bevend Turkije en vechtend Dagestan, tegen de grens met China, ligt het onmetelijke Kazachstan. Acht jaar geleden werd het zelfstandig. Maar tot in zijn diepste vezels is het nog altijd ‘ex-Sovjet-Unie’. Het eerste van een serie berichten vanaf de redactie van een kleine, dappere krant. Het goede, oude, vertrouwde Back in the USSR-gevoel neemt onmiddellijk bezit van de reiziger die wel Rusland maar niet Azië kent. Althans in Alma Ata, de stad die in sovjettijden tot een socialistische metropool is opgepompt. Grote betonnen gebouwen, aan boven- en onderkant afgezet met aluminium biezen, staan in het gelid langs brede asfaltwegen waarop Lada’s, Zastava’s en de BMW’s en four-wheel-drives van de nieuwe rijken slingerend de kuilen omzeilen. Alleen de oude sovjetstank is er niet meer sinds westerse oliebedrijven zich met de raffinage van de overvloedige Kazachse olie bemoeien. De verwachting dat alles nu in de nieuwe nationale Kazachse taal zal zijn aangegeven, of in het Kazachs én in het Russisch, komt niet uit. Alleen de nieuwe naam voor Alma Ata is ingeburgerd geraakt: Almaty. Verder reikt het Kazachs nauwelijks. Het is hier Rusland, het is hier Sovjet-Unie, het is hier ex-Sovjet-Unie, het is hier economische crisis. Veel Marlboro- en Coca-Cola-reclames, en Philips en Amrobank. Maar de mensen zijn arm. Ze zijn werkloos, of ze hebben werk en geen salaris, of een sub-minimumsalaris, of ze wachten al tijden op hun pensioen. En het had hier zo goed kunnen wezen. Er zijn veel cafés en restaurants, met heel veel terrassen, maar er is meestal maar één tafel bezet - daar zit het personeel geduldig te wachten op klanten die niet komen. De schappen in de talloze winkels en winkeltjes zijn goed gevuld, maar de mensen sjacheren liever bij de straatverkopers. HET IS HIER eerst en vooral nog altijd Sovjet-Unie. Alle volwassenen zijn opgegroeid onder de alomvattende hoede van de Partij. Maar de sovjetwereld is afgebladderd, verroest, verrot, vergaan. En de nieuwe tijden laten maar op zich wachten. Vlakbij wat hier de ‘Almaty Arbat’ wordt genoemd, naar de Moskouse toeristen- en kunstenaarswijk, staat zo'n afgebladderd sovjetgebouw. Het is anoniem, er valt met geen mogelijkheid aan af te zien wie of wat erin zit. Toch moet hier het IPA House gevestigd zijn, de uitgever van The Globe en van The Energy of Kazakhstan. Het blijkt zo te zijn. The Globe is een tweetalige krant die twee keer per week verschijnt. Goed voor Engelssprekenden die Russisch leren - niet omgekeerd, want het Engels is vaak erbarmelijk en nog maar net navolgbaar. The Globe schrijft vrijmoedig over politiek en economie, zonder een uitgesproken oppositiekrant te zijn. Het is een nieuwskrant, vrijwel zonder foto’s en in ieder geval zonder de belangeloze gossip van andere onafhankelijke, dat wil zeggen commerciële kranten in Kazachstan. In plaats daarvan wordt op de laatste pagina van The Globe keurig Goethe herdacht. IPA House bestaat uit twee kale kamers, volgestouwd met computers van de jongste generatie. Er zoemen allerlei twintigers rond, die heel druk en dynamisch doen. Kunnen ze een goede zin schrijven, dan zijn ze journalist; kunnen ze dat niet, dan heten ze manager; zijn ze voor allebei te jong, dan volgen ze de Internetcursus die nebenbei in de redactieburelen wordt gegeven. Het zijn vooral jongens die er rondd arren, mooie, slanke, energieke jongens. Iets minder meisjes, maar dubbel zo mooi, alsof ze, zolang ze in de twintig zijn, al hun schoonheid opstralen, in de wetenschap dat het allemaal snel voorbijgaat - de verkommerde oude vrouwen in het stadsbeeld leggen daar genadeloos getuigenis van af. De redactie-oudste, Nicolay Dombrovsky, had al een paar keer ongeduldig naar mijn flat gebeld. Hij ontvangt me vriendelijk. Hij ontpopt zich als de meest verlegen man die ik ooit heb ontmoet. Waar moet ik met mijn handen heen, hoe moet ik kijken, waar zal ik gaan staan, gaan zitten? - het lijken allemaal onoplosbare problemen voor hem. Hij heeft een aandoenlijk aardappelhoofd, met allemaal putjes en uitwasjes. Als je hem aankijkt, glimlacht hij vriendelijk en knikt hij met een blik van: ja, zo is het… Ondertussen houdt hij tijdens het gesprek de groep jongens en meisjes in de gaten die Internetles van hem hebben. Wanneer hij iemand te hulp schiet en muis en toetsenbord bedient, beweegt hij nog even zacht en weifelend, maar het beeldscherm floept wel razendsnel van hot naar her en terug naar de goede plek. Hij was microbioloog, hij werkte twintig jaar lang in het Pamirgebergte, ten zuiden van Kazachstan, waar de toppen tot zevenduizend meter reiken en destijds gesierd waren met romantische namen als Leninpiek, Communismepiek (voorheen Stalinpiek) en Academie van Wetenschappenpiek. De ijle lucht aldaar was uitstekend geschikt voor microscopisch onderzoek. Maar de sovjettijden zijn voorbij, voor fundamentele research is geen geld meer, zoals er geen geld meer is voor alles wat niet op korte termijn winst oplevert. Niet voor onderwijs, niet voor gezondheidszorg, niet voor cultuur. Nicolay betreurt dat wel, maar niet voor hem persoonlijk. Hij vindt zijn werk bij The Globe, waar hij over de jonge garde vadert, minstens zo interessant. EEN ANDERE, wat oudere medewerker voegt zich bij ons. Het is Valery Lapshin, een dromer, een filosoof en een goeddoener in hart en nieren. Hij is vrijwilliger bij The Globe en ook nog leraar Engels en dokter in een emergency aid care centre. Hij nodigt mij uit een dag met hem mee te lopen in de ambulante dienst, dan kan ik me vergewissen van de miserabele omstandigheden waarin de mensen in Almaty leven. Nee, dan Nederland, begint hij omstandig uiteen te zetten. Daar is iedereen gezond en is het veiliger dan waar ook. Althans, voegt hij er met profetische stemverheffing aan toe, zolang er geen meteoriet op aarde valt die het water doet stijgen, waardoor het grootste deel van dat prachtige land verloren gaat. Valery levert ongezouten kritiek op de ellendige toestand in zijn land, die volgens hem helemaal de schuld is van de inhalige ‘tsaar-president’ Nursultan Nazarbayev. De bekende verschijnselen: lonen en pensioenen die niet worden uitbetaald, de productie die helemaal stil is komen te liggen, het is een en al Verelendung en er komt geen einde aan. Nee, dan Oezbekistan, betoogt Valery. Daar zijn ze zo verstandig geweest niets op te heffen als er niet eerst iets anders voor in de plaats is opgebouwd. Inderdaad, denk ik, in Oezbekistan hebben ze eerst een geheel nieuw onderdrukkingsaparaat opgebouwd alvorens het oude communistische op te heffen. Daar moet ik Valery toch eens over aanspreken. Nu is daar geen tijd voor, want met gezwinde vaart komt Nurlan Ablyazov, de hoofdredacteur, binnenstuiven. De houding en de blik zijn die van een tycoon. Zijn snelle en gedecideerde motoriek slaat onmiddellijk over op de omgeving: iedereen begint door elkaar heen te vliegen en binnen de kortste keren is er een bureau vrijgemaakt waar Ablyazov en ik tegenover elkaar worden geplaatst. Joviaal gebaart hij dat de anderen er best omheen mogen komen zitten en staan. ABLYAZOV STORT ZICH in verschillende monologen tegelijk: over de politiek, over de journalistiek, over The Globe, over de relatie met de zakenwereld, over zijn nieuwe business magazine The Energy of Kazakhstan, over een door hem te stichten Central Institute for Journalism. Hij wordt voortdurend onderbroken door zijn cell phone, die in allerlei toonsoorten gesprekken aankondigt. Hij werkt ze blaffend af, tussen zijn monologen door. Onderwijl probeert hij mij duidelijk te maken waar ik over moet gaan schrijven. Over de Kazachse clangeschiedenis en de Kazachse paarden, wat hem betreft. Dan slaat hij een samenzweerderige toon aan, buigt zich voorover en begint te vertellen, onderwijl op een papiertje zijn verhaal in een diagram samenvattend. ‘Ik ben fysicus van opleiding, ik zie de dingen graag in modellen.’ Hij heeft een scoop, zegt hij. ‘Ik ben te weten gekomen dat een paar dagen geleden de dochter van een number one person hier in Almaty - ik noem liever geen namen - ’s nachts naar een club ging in het Hyatt-hotel. De manager waagde het tegen haar te zeggen dat ze gesloten waren. Een dag later is hij op staande voet ontslagen.’ Gaat hij dat in de krant zetten? ‘Maandag ga ik het hard maken. Als dat lukt, rolt het dinsdag van de pers’, zegt hij terwijl hij opstaat, zijn tas en telefoon pakt en afspreekt mij zondag zijn nieuwe huis buiten de stad te laten zien. Daar komt weinig van terecht. Het hele weekend is hij in zijn stadswoning samen met de vormgeefster van The Energy (zijn vrouw) bezig het volgende nummer van het zeer glossy magazine in elkaar te zetten. Hij haalt mij op in zijn airconditioned Volvo (een barter, Volvo is een belangrijke adverteerder). Zijn redelijk bescheiden woning hangt vol met kunst (veelal barters: in The Energy mogen kunstenaars hun werk presenteren). Hij begint mij uit te horen over Amsterdam, waar hij over een week is uitgenodigd op het jubileum van KLM (een barter, KLM is een belangrijke adverteerder). Hij heeft maar een uur om met mij te praten. Het worden er twee, slechts onderbroken door een korte maar heftige ruzie met zijn vrouw, die maar niet wil geloven dat er geen geld is voor extra full colour-pagina’s in The Energy. ‘Ik heb nooit ruzie met mijn vrouw, heus, dit is de eerste keer’, verzekert hij mij. Ik zeg hem dat ik hoorde dat iemand met dezelfde achternaam als hij kort geleden nog minister was. ‘Ja, dat is mijn neef. Hij zit nu in business, hij is een van de grootsten in Kazachstan. Hij biedt mij geregeld geld aan om met The Globe te stoppen. Hij is bang dat als ik iets tegen de president schrijf, men gaat denken dat hij erachter zit, dat hij op de macht uit is.’ Ik kijk hem verwonderd aan. ‘Kijk, in Rusland is het allemaal heel anders gegaan, beter, natuurlijker, democratischer, vind ik. Daar voeren de verschillende belangengroepen openlijk strijd, in de pers zowel als in het parlement. Hier in Kazachstan vinden ze dat niet gepast. Hier doen ze hun zaken liever in de achterkamer. Wij van The Globe laten iedereen aan het woord. We publiceren zowel wat president Nazarbayev zegt als wat Kazhegeldin, zijn al even corrupte tegenstrever in de aanstaande verkiezingen te melden heeft. Zoals we ook de mening afdrukken van de demonstrerende pensioentrekkers en van de zojuist opgerichte vrouwenpartij.’ ABLYAZOV WEET WAT business is, hij zat er zelf in. Na zijn afstuderen in Petersburg heeft hij op allerlei manieren geprobeerd handeltjes op te zetten tussen Rusland en Kazachstan, maar dat wilde niet echt lukken. Wat wel lukte was een magazine voor auto’s in Almaty, Auto Alliance. ‘In dat blad heb ik in 1994, toen Nazarbayev een grondwet doordrukte die hem exorbitant veel macht gaf, een kritisch artikel afgedrukt. Het werd door de autoriteiten niet opgemerkt, omdat het maar een autoblaadje was. Toen heb ik eens een heel nummer van Auto Alliance gewijd aan de veteranen van de Tweede Wereldoorlog. De directeur van de staatsuitgeverij moest erom huilen en heeft me toen geld geleend om mijn nieuwste droom te verwezenlijken: een tweetalig nieuwsblad. Dat werd The Globe, in het Russisch: Vremja Po, wat zoveel wil zeggen als Greenwich Time, want wij brachten het nieuws dankzij een abonnement op Reuters net zo snel als in Europa - in ieder geval sneller dan Lufthansa, Austrian Airlines en KLM de westerse kranten konden binnenvliegen. De buitenlanders in Almaty, in de business, op ambassades, bij hulporganisaties, hadden daar best 125 dollar per jaar voor over.’ ‘HET GING, vanaf 1995, twee jaar goed. Toen wilde de man van de staatsdrukkerij wel eens iets van zijn geld terugzien. 'Ik heb hem toen mijn auto verkocht en mijn beste computers. Ik heb Reuters opgezegd en ben op AFP overgestapt: minder vers nieuws, maar goedkoper. Toen kwam Internet en werd het gemakkelijker om nieuws te “stelen” - sorry, het was niet anders. Ik heb nog wel geprobeerd eerlijke contracten af te sluiten, maar ze zeiden: ach, steel maar, jij zit daar ergens in de hel, ga je gang maar. Bovendien begonnen we toen ook ons eigen nieuws te maken, met allemaal piepjonge studenten die in de journalistiek wilden.’ Andere krantenuitgevers begonnen inmiddels bij de autoriteiten te klagen waarom ze die Ablyazov toestonden dingen te publiceren die zij niet mochten afdrukken: ‘Waarom mag hij wel kritiek hebben op het omdopen van de Komsomolpiek in de Nazarbayevpiek en wij niet?’ Op dinsdag 13 januari 1998 was het zo ver: ‘Het was zes uur ’s(avonds. Ik zat hier op deze zelfde plek aan tafel toen de telefoon ging: de bladmanager las een brief voor van de staatsdrukkerij dat de krant werd gesloten. In een van de vorige nummers had ik een open brief afgedrukt van Human Rights Watch, dat deed de deur dicht. Daar zat ik, met de drukklare films van de krant in mijn handen en met allerlei verplichtingen tegenover adverteerders - als ik hem niet gedrukt kreeg, zou ik mijn Volvo moeten teruggeven. Ik heb nog andere drukkers geprobeerd maar niets lukte. Ineens stelde iemand van de staatsdrukkerij voor: oké, je mag The Globe drukken als je de krant vervolgens aan mij verkoopt. We hebben de krant gedrukt en toen ben ik een pokerspel met hem begonnen.’ Ablyazov haalde er allerlei mensen bij, de neef van de nicht van de broer van de zus van de president, de burgemeester, de gouverneur en ga zo maar door. Hij onderhandelde over uitkopen, inkopen, opkopen, doorverkopen. ‘Totdat iedereen zo murw was dat ze zeiden: ach, laat hem maar, die Ablyazov, het is maar een klein krantje, met veel buitenlandse lezers, op ambassades en zo. Als we de boel sluiten maakt dat alleen maar een slechte indruk.’ En hoe zit het nu met dat verhaal over die ontslagen manager van het Hyatt-hotel? ‘Wacht maar, morgen ga ik het hard maken. Wil trouwens jouw krant dat verhaal niet afdrukken, zodat ik het vervolgens quasi kan overnemen? Dat zou een handige manoeuvre zijn.’ (Bij het overzetten van namen uit het Cyrillisch is de Engelse transcriptie gevolgd en niet de Nederlandse; Engels is de tweede lingua franca in Kazachstan, en bovendien de Internettaal.