Nu zou je denken dat je op internet alles kunt vinden en dat het die leermeester is die je verder kan helpen.

Dat is dus niet waar.

Hoe zoek je naar de juiste visie?

Wat is de juiste visie? Die is onvindbaar. Kan ik dan vinden wat rechtvaardigheid is? Nee, ook niet. Wat weet ik wel? Ik weet dat ik me menselijk, humaan, humanistisch wil gedragen. Maar wat is dat precies?

Er is een grote hoeveelheid definities, maar het is inderdaad een grote hoeveelheid. En hoe ik mijn humane instelling moet zien in relatie tot een bepaald onderwerp (bijvoorbeeld asielzoekers) weet ik ook niet.

Ik word gek van die asielzoekers.

In welke betekenis van gek ook.

Ik raak geestelijk verward als ik die jongens en meisjes in een boot zie. Ze willen een betere toekomst, ze hebben zich uitgeleverd aan een stelletje misdadigers die ongekend rijk aan ze worden en als ze vluchten, dan is de keus werkelijk: leven of dood.

Langs welke lijnen moet ik hierover denken? Wat is humaan? Alles gewoon binnenlaten? Een bepaald percentage? Naar draagkracht? De onderwereld aldaar maakt misbruik van onze morele maatstaven. Waren het twee jaar geleden nog enigszins zeewaardige boten, tegenwoordig zijn het derderangs rubberen vlotten waarop ze een motor zetten en het roer vastklemmen en met net te weinig benzine, zodat de keuze aan ons wordt of we ze gaan redden of niet.

Is terugsturen onmenselijk?

Wat verplicht ons om ze op te nemen? Internationale verdragen? Christelijke medemenselijkheid? Als het internationale verdragen zijn, dan toont dat aan dat we onze moraliteit hebben vastgeklonken in bureaucratie. Het is misschien wel vervelend, al die asielzoekers hier, maar we kunnen niet anders, want er zijn verdragen… Dan hebben we een nepmoraliteit.

Ik denk dat je wel degelijk kunt zeggen: tot hier, en niet verder.

Het is eveneens namelijk humaan om te denken in mogelijkheden die je mensen wilt bieden als: goed onderwijs, goede medische zorg, goede huisvesting. Het kan voorkomen dat er op een bepaald moment zoveel mensen zijn dat je op die zaken gaat inleveren.

Ik denk dat je wel degelijk kunt zeggen: tot hier, en niet verder

Redelijkheid, wat vroeger de hoogste vorm van zindelijk denken was, is tegenwoordig, zo lijkt het wel, een vorm van lafheid. Wie redelijk wil zijn, bevindt zich opeens in een niemandsland. Tegen asielzoekers zegt hij bijvoorbeeld: je mag komen, maar niet allemaal. Je mag komen, maar je moet je wel nu schikken. Je mag komen, maar je moet wel zelf geld meenemen. Et cetera, et cetera.

Wat de politiek tegenwoordig lijkt te doen, is de redelijkheid verdacht maken.

‘Schande, dat u alles maar hier laat komen.’

‘Schande, dat u die vluchtelingen laat zitten!’

De politiek heeft geen partij, en als hij al een partij zou hebben, zou die geen invloed kunnen uitoefenen, want ze zou te klein zijn.

Redelijkheid lijkt weggelegd voor een kleine elite van redelijken.

Ik ben een angstig mens, maar ik wil de redelijkheid en de menselijkheid naar eer en geweten in mijn vaandel kunnen borduren.

Soms weet ik domweg niet wat redelijk en menselijk is, en kan ik het ook niet opzoeken of vragen. Dan moet ik afgaan op mijn intuïtie, en dat wil ik niet. Intuïtie is een vermoeden, een gok op kennis die je ontbeert.

Zo denk ik dat ik aan de rafelranden van mijn menselijkheid ben gekomen; ik wil geen asielzoekers meer. Niet omdat ze anders zijn – dat zou juist een pre zijn – maar omdat ik vrees dat we dan hen en ons niet het bestaan kunnen garanderen waar zij en wij recht op hebben.

‘Maar daar hebben ze nog minder…’

Ik haal mijn schouders op.

Mijn schouders niet ophalen, zou ik onredelijk vinden.

Redelijk, al te redelijk