Een jonge vrouw met een zwarte hidjab steekt een straat over in het centrum van Teheran. Doelgericht wandelt ze het ministerie van Cultuur en Islamitische Leiding binnen, departement Muziek. Terwijl ze de lift neemt naar de vijfde verdieping hangt ze vlug een geluidsopnameapparaatje om haar nek. Behoedzaam controleert ze of haar hoofddoek er wel losjes genoeg overheen valt. Dan gaat het beeld op zwart.

‘Wat kan ik voor je doen?’ klinkt een mannenstem zodra zij de lift is uitgestapt en een ruimte is binnengelopen. ‘U weet dat ik componist ben’, zegt de jonge vrouw. ‘Ik wil graag een concert organiseren met vrouwelijke solisten.’ ‘Vergeet het maar!’ roept de man uit, nog voordat ze haar plan verder kan toelichten. ‘Je weet dat ze dat nooit zullen toelaten!’ Als de vrouw begint te sputteren, kapt de man haar resoluut af. ‘Laat ik duidelijk zijn: het regime trekt hier een harde lijn. Ze willen überhaupt geen vrouwen in de muziek.’

Het is april 2012, en Sara Najafi is dan al een jaar bezig om haar droom te verwezenlijken: een openbaar concert organiseren met solozangeressen in de hoofdrol. Als Iraanse componist schrijft ze graag muziekstukken voor vrouwelijke solisten, maar sinds de Islamitische Revolutie in 1979 is de uitvoering daarvan verboden – tenminste, als er ook mannen in de zaal zitten. Die zouden namelijk wel eens seksueel opgewonden kunnen raken van zo’n mooie stem. Al 36 jaar heeft geen zangeres meer in haar eentje op een podium gestaan, en het lijkt er niet op dat daar gauw verandering in komt.

Maar zo gemakkelijk geeft Sara haar droom niet op. Haar broer, filmmaker Ayat Najafi, biedt aan haar te helpen en volgt haar in haar tweeënhalf jaar durende strijd om de vrouwenstem in het openbare leven weer nieuw leven in te blazen. Hij filmt haar tijdens de persoonlijke gesprekken die ze met Iraanse zangeressen (en hun soms argwanende families) voert, en tijdens haar pogingen om internationale muzikanten bij het project te betrekken om zo de druk op het regime verder op te voeren. Maar naar het ministerie van Cultuur en Islamitische Leiding kan de filmmaker niet mee. Via de geluidsopnamen die zijn zusje stiekem maakt, geeft hij alsnog een bijzonder inkijkje in de Iraanse bureaucratie.

Het resultaat, de documentaire No Land’s Song, reist sinds de première in Canada ruim een jaar geleden de hele wereld over, en sleepte al op verschillende festivals prijzen in de wacht. In Iran is ze echter nog niet te zien. ‘De documentaire is illegaal’, vertelt Ayat Najafi (1976) in een Skype-interview vanuit Californië, waar hij momenteel verblijft. ‘Dit onderwerp ligt politiek natuurlijk erg gevoelig, en om in Iran een film te mogen maken heb je toestemming nodig. Waarschijnlijk hadden we die niet gekregen, of hadden we ons verhaal zodanig moeten aanpassen dat het de autoriteiten wel zou bevallen. Dat wilden we niet, dit verhaal gaat juist over censuur. Daarom hebben we besloten de documentaire zonder toestemming te schieten, low-profile en met kleine handcamera’s.’

Hoe gevoelig het onderwerp ligt, blijkt in het begin van de film als Sara in Teheran over de markt loopt. Aan een cd-verkoper vraagt zij of hij iets van Qamar heeft – een Iraanse zangeres die in de jaren twintig beroemd werd vanwege haar iconische stem en haar protestliederen, en naar wier muziek nu officieel niet meer geluisterd mag worden. ‘Nee’, zegt de marktkoopman stellig. ‘Of van Googoosh?’ vraagt Sara, eveneens een beroemde, inmiddels controversiële zangeres. ‘Nee’, zegt hij weer, met een schuine blik naar de camera, ‘ik heb alleen legale cd’s.’ Dan trekt Sara toch een cd uit de bak waar iets van Googoosh op staat. ‘Waarom zeg je niet gewoon dat je wat van haar hebt?’ vraagt Sara. De man lacht een beetje ongemakkelijk. ‘Omdat ik dacht dat je misschien van de inlichtingendienst was.’

No Land’s Song wordt hiermee ook een film over de getroebleerde geschiedenis van zangeressen in Iran. Sara gaat op zoek naar de plek waar Qamar-ol-Moluk Vaziri in 1924 ongesluierd optrad als eerste vrouwelijke artiest in Teheran, ondanks bedreigingen van religieuze fanatici. Waar vroeger het Grand Hotel stond, bevindt zich nu een vervallen bazaar. ‘Qamar is vaak gearresteerd omdat ze in het openbaar zong’, vertelt Sara. ‘Toch bleef ze in die donkere dagen doorgaan met haar strijd voor vrijheid en emancipatie.’ Op beelden uit de jaren zestig – een periode van vrijheid – zwiert de zangeres Googoosh vervolgens zingend door een café, met alle mannenblikken op haar gericht, waarna ze aan de bar een borrel achteroverslaat. ‘En nu willen ze ons weer terug hebben naar de tijd van vóór Qamar’, zegt Sara.

In haar zoektocht naar zangeressen die het aandurven om mee te doen met haar project blijkt al gauw hoe ook andere vrouwen ernaar verlangen om op het podium te staan. Parvin Namazi, een van de eerste solisten die Sara probeert te overtuigen, ontdekte haar zangtalent nog in de periode voor de Islamitische Revolutie. ‘Vrouwen werden juist gestimuleerd om te zingen’, vertelt ze terwijl ze in een prachtige tuin zitten, zonder hoofddoek en met een pot thee op tafel. ‘Ik zong al op de nationale televisie toen ik negen was, maar toen ik verder wilde in de muziek mocht dat niet meer van mijn familie. Verschrikkelijk. Nog altijd gebruik ik iedere kans om solo te zingen op een podium, al is het maar voor een paar seconden.’

‘Je weet nooit wat nou precies de regel is, en de regel kan ook van het ene op het andere moment veranderen’

‘Geen enkel instrument is zo goed in staat om emoties over te brengen als de stem’, zegt Sayeh Sodeyfi, de tweede zangeres die direct enthousiast is over Sara’s plan. Als muziekdocent mag ze echter van de autoriteiten haar eigen zangstem niet gebruiken om haar studenten dingen uit te leggen. ‘Ik geloof dat ze graag willen dat ik theoretisch blijf’, zegt ze als Sara vraagt hoe ze dat in ’s hemelsnaam doet. ‘Dat ik zeg: als je je mond opendoet, en je huig trilt ongeveer zo (ze maakt een vibrerende beweging met haar vingerjh), dan zing je correct. Of: als je je mond 25 centimeter opent, zing je forte.’ Sara moet lachen, maar als Sayeh zegt dat de situatie de afgelopen vijf jaar alleen maar slechter is geworden, is de lol haar snel vergaan.

Hoe ondoorzichtig de regels van de autoriteiten zijn, blijkt tijdens Sara’s bezoeken aan het ministerie van Cultuur en Islamitische Leiding. Keer op keer krijgt ze nieuwe argumenten te horen waarom het concert niet door kan gaan, en telkens probeert ze die te pareren. Als er koste wat het kost een mannelijke zanger op het podium moet staan (‘Regel een man, één is genoeg, en maak van de vrouwen achtergrondzangeressen’), vraagt Sara de productiemanager van de documentaire om als stand-in mee te doen. En als de Franse zangeressen die ze uitgenodigd heeft ‘om bruggen te bouwen tussen culturen’ opeens geen visum kunnen krijgen, regelt ze die via een omweg alsnog. Zo blijft het gaan – tot op de laatste dag voor het concert.

‘Je weet nooit wat nou precies de regel is, en de regel kan ook van het ene op het andere moment veranderen’, zegt filmmaker Ayat Najafi. ‘Het Iraanse politieke systeem is complex, en niemand heeft het honderd procent voor het zeggen.’ Hij wist dat het concert van zijn zusje een project van lange adem zou worden. ‘Contact met het regime kun je vergelijken met een potje poker’, zegt hij. ‘Je moet geduld hebben, weten hoe je de kaarten moet spelen, en af en toe een beetje bluffen. Maar de uitkomst blijft altijd onzeker.’

Toch is No Land’s Song niet alleen een aanklacht tegen de Iraanse autoriteiten; de documentaire houdt ook de westerse kijker een spiegel voor. Zo tonen de Iraanse muzikanten zich een stuk veerkrachtiger dan de Franse. ‘Ik trek het niet meer’, zegt een van de Franse muzikanten halverwege de film zodra het nieuws doorkomt dat ze geen visum kunnen krijgen. ‘Al die tegenslagen, al die onzekerheid, ik word er helemaal gek van.’ En als er een oorlog dreigt in Syrië, net als de visa eindelijk zijn geregeld, twijfelen de Fransen of ze überhaupt wel moeten gaan. ‘Wat hebben wij te maken met Syrië?’ vraagt Sara vertwijfeld.

‘Laten we ze bang maken bij de eerste repetitie’, grapt de Iraanse percussionist met een lange baard die ook mee zal doen met het concert. ‘Dat ik de oefenruimte binnenkom en schreeuw “Allahu akbar!”’ Hij zwaait met zijn handen in de lucht, de zangeressen moeten lachen. Toch kunnen ze die westerlingen eigenlijk wel begrijpen. ‘Ze kennen de Iraanse mores niet, net zo min als onze worstelingen’, zegt de percussionist. ‘In hun hele leven hebben ze nog nooit een oorlog meegemaakt. Natuurlijk zijn ze bang.’

Najafi heeft de discussies van dichtbij gefilmd, waardoor de cultuurverschillen naarmate het project vordert steeds duidelijker worden. ‘Die Fransen zijn eraan gewend dat er heldere afspraken kunnen worden gemaakt en dat je altijd weet waar je aan toe bent’, zegt de documentairemaker. ‘Alles bij hen is gepland, terwijl wij weten dat het allemaal ook weer helemaal anders kan gaan en dat je altijd weer teleurgesteld kunt worden. Bij ons weet je pas hoe iets zal verlopen als het is afgelopen.’

Toch vindt Najafi niet dat de Iraniërs daarom maar lijdzaam moeten toezien wat er in hun land gebeurt. ‘Het is aan de bevolking zelf om op te staan voor veranderingen. Vanuit de overheid zal het niet komen.’ Met No Land’s Song hoopt hij iets los te maken, net als met zijn eerdere documentaire Football Under Cover (2008) over het Iraanse damesvoetbalelftal dat nog nooit een officiële wedstrijd had gespeeld en het dan opneemt tegen een amateurteam uit Berlijn. ‘Die film en de druk vanuit de samenleving die daarop volgde hebben de boel wel in beweging gebracht’, zegt Najafi. ‘We hebben nu een echte damesleague in Iran, en ons nationale team doet inmiddels mee met de Aziatische kampioenschappen.’

Destijds was het voetbal, nu is het muziek? ‘Ik ben een idealist en ik houd ervan om te dromen’, erkent Najafi. ‘Ik geef graag een stem aan mensen die een passie hebben, maar die nooit gehoord worden.’ Zijn doel is om met No Land’s Song mensen te inspireren om te vechten voor hun rechten. ‘De kracht van een film moet je natuurlijk niet overschatten, maar ik weet zeker dat er veel Iraniërs zijn, zelfs binnen het ministerie van Cultuur, die graag weer zangeressen op het podium willen zien.’ Maar hoe kan een film mensen inspireren als hij niet mag worden vertoond? Najafi lacht. ‘Het zal niet lang meer duren of iedere Iraniër kan hem krijgen op de zwarte markt.’


No Land’s Song wordt op zondag 31 januari om 13.00 uur vertoond in De Balie in Amsterdam. Na afloop volgt een vraaggesprek met de Iraanse regisseur Ayat Najafi

Beeld: (1) De Iraanse zangeres Sara Najafi (derde van links) Foto: Filmstill; (2) Regisseur Ayat Najafi