Er moet vorige week een zucht van verlichting door de VVD-fractie zijn gegaan: het gajes is teruggejaagd in zijn hokken, de partij maakt zich vol verwachting op voor nieuwe verkiezingen en de fractievoorzitter rookt weer. Als minister van Financiën in het tweede kabinet-Kok had Gerrit Zalm de nicotine afgezworen, om precies te zijn op 26 april 1999, klokslag twaalf uur. Het goede voornemen bekwam hem slecht en zijn omgeving nog slechter. Volgens ingewijden werd Zalm, van nature al niet goed geluimd, er buitengewoon opvliegend van. «Ik raad het iedereen af», zei hij zelf: «Een financieringsoverschot krijgen is makkelijker dan stoppen met roken.»

Om de daad bij het woord te voegen, liet hij zijn ambtenaren overuren maken om bezuinigingen te vinden in het hart van de andere ministeries. Het jaar daarop, met een teruglopende economie en verminderde belastingopbrengst in het vooruitzicht, perste hij maar liefst acht overtollige miljarden uit de rijksbegroting. De paarse ministers werden één voor één ontboden in de lunchkamer van zijn departement, waar Zalm met zijn rug naar het raam achter een reusachtige tafel zat. Nadat de bewindslieden en hun ambtenaren knipperend in het tegenlicht hun plannen voor het komende begrotingsjaar hadden uiteengezet, opende Zalm op sombere inquisiteurstoon de onderhandelingen: «Hoeveel denk je zelf te betalen?»

Afgelopen donderdag, een dag na de val van het kabinet-Balkenende, werd hij dan toch in zijn werkkamer gesignaleerd met een Barclay tussen zijn triomfantelijke lippen: «Wat wil je ook met zo’n kabinet! Nee, dat is een grapje. Ik ging voor de bijl toen ik mijn tekst moest schrijven voor de algemene beschouwingen.»

Het is onwaarschijnlijk en toch waar, bevestigen collega’s. Zoals zoveel aan Gerrit Zalm onwaarschijnlijk maar toch waar is: zijn voor een VVD-leider ongebruikelijke ambtelijke voorgeschiedenis, zijn eenvoudige komaf die volledig detoneert bij de sfeer in de VVD-top van golfbanen en feestjes ten huize van Gooise grootverbruikers, de doelbewustheid die schuilgaat achter zijn vaak ongemakkelijke publieke optreden, de sardonische lach die plotseling over zijn norse gelaat kan trekken en die zijn «grapjes» een dubbele lading geeft.

De liberale beginselverklaring die Zalm bij de opening van de algemene beschouwingen aflegde, was inderdaad een paar sigaretten waard. De rede was niet alleen zijn eerste poging tot dualisme, een term die hij letterlijk opvat als oppositie tegen zijn «eigen» kabinet. Voor de goede verstaander was de tekst ook een intellectueel reisverslag waarin Zalm verantwoording aflegde voor zijn ideologische omzwervingen, een waagstukje waarvoor hij zelfs door Jan Marijnissen werd gecomplimenteerd.

Alinea voor alinea nam Zalm afstand van zijn gereformeerde opvoeding en de bijbehorende opvattingen over soevereiniteit in eigen kring; van het socialisme dat hij in zijn studietijd in Amsterdam van deur tot deur uitdroeg; van de bureaucratische meet- en regeldrift die hem als topambtenaar en later als CPB-directeur aankleefde; van de paarse consensus politiek die op 15 mei jongstleden door de kiezer zo hardhandig werd afgestraft, en niet in de laatste plaats van de terughoudendheid die hij tijdens zijn ministerschap van Financiën in acht nam. Hij was zich ervan bewust dat de minister-president hem nu al een «plaaggeest» vond, bekende hij, maar daar moest Balkenende maar vast aan wennen: «We zullen de ministers beoordelen op hun prestaties en niet op de schoonheid van hun ballonnen.»

Sinds de links-liberaal Dijkstal op 15 mei door de kiezer werd afgeserveerd, rekent Zalm het tot zijn taak de VVD weer «smoel» te geven, en daar slaagt hij wonderwel in. Van Frits Bolkestein leerde hij dat de macht in de Tweede Kamer ligt, niet in de achterkamers waar de paarse vergaderaars zich te lang veilig waanden voor de opgekropte ontevredenheid van een groeiende groep rechtse kiezers. Bolkestein zette in 1994 weliswaar het eerste paarse kabinet op de rails, maar bleef zelf als politiek leider in de Kamer zitten om van daaruit zijn rechterflank te dekken en debatten over controversiële thema’s aan te jagen. Zijn opvolger Dijkstal werd wél minister en vergroeide binnen de kortste keren zo met het pluche en met zijn paarse coalitiepartners dat de kiezer geen verschil meer zag.

Maar Zalm leerde ook van Bolkesteins fouten: de spraakmakende VVD-leider riep van alles en nog wat, maar zette zijn woorden zelden om in daden. Kiezers verwachten meer dan debatten, ze verwachten resultaat, en als dat te lang uitblijft nemen ze wraak. Dat heeft Zalm geleerd van Pim Fortuyn, die in korte tijd de ontevredenheid van één op de zes kiezers wist te kanaliseren en de VVD om de oren sloeg met haar eigen, onder Paars schromelijk verwaarloosde uitgangspunten en verkiezingsbeloften.

De voornaamste les die Gerrit Zalm voor zichzelf uit 15 mei heeft getrokken, is dat politici duidelijke taal moeten spreken en haalbare, controleerbare doelen stellen. Daarvoor hoeft hij niet «de wijken in», zoals de natrillende PvdA-politici elkaar onophoudelijk beloven. Zalm: «Fortuyn ging nooit de wijk in, maar wist wél wat er leefde. Melkert heeft in verkiezingstijd meer wijken bezocht dan Fortuyn in zijn hele leven, maar hij heeft het blijkbaar toch niet aangevoeld.»

Wat dat laatste aangaat heeft Gerrit Zalm (Enkhuizen, 1952) een natuurlijke voorsprong op zijn rivalen: hij komt namelijk zelf uit «de wijken» of wat daar in socialistisch idioom voor doorgaat. Als vijfde en laatste zoon van een West-Friese kolenboer stond hij ook nog eens onder aan de familiaire pikorde. Dat moet in huize Zalm niet bepaald een pretje zijn geweest, te meer omdat hij als enige van het gezin een universitaire studie volgde. Nog maar een paar jaar geleden werd hij in de talk show van Paul de Leeuw volledig «weggespeeld» door zijn vijf jaar oudere broer Sjirk, een schoenverkoper die zich pontificaal achter een pilsje posteerde en de schaapachtig lachende Gerrit in zijn benauwde krijtstreepje de ene vlieg na de andere afving.

Gerrit Zalm is zijn ouderlijk milieu in alle opzichten ontgroeid. Hij studeerde economie aan de VU, maar verbrak al op zijn achttiende de knellende banden met de Hersteld Apostolische Zendingskerk. In de jaren zeventig ging hij als militant PvdA-lid met rode ballonnen langs de deur. Hij demonstreerde tegen de Vietnam-oorlog, tekende petities tegen de Portugese aanwezigheid in Angola en Mozambique en werd gearresteerd toen hij posters plakte voor een boycot van Albert Heijn. Pas als ambtenaar bij Financiën, waar hij in 1975 in dienst kwam, verloor hij zijn wilde haren en ontdekte zijn ware talent.

Gerrit Zalm ontpopte zich op het departement als een onverbiddelijk rekenmeester, wat hij ook als CPB-directeur (van 1989 tot 1994) en als minister van Financiën is gebleven. Keynes of geen Keynes — volgens Zalm gaat in de staatshuishouding, net als in de kolenhandel van zijn vader, de kost nog altijd voor de baat uit. In overeenstemming met zijn wrange gevoel voor humor maakte hij er zijn stiel van; in het eerste paarse kabinet liet hij zich erop voorstaan nooit één opmerking van sociale aard te hebben gemaakt. Het verhaal gaat dat Van Mierlo, behalve minister van Buitenlandse Zaken ook kwaliteitsbewaker van Paars I, in de ministerraad eens opmerkte dat zelfs de minister van Financiën hart voor cultuur had, waarop Zalm hem grijnzend toevoegde: «Dat neem je terug! De opmerking dat ik een hart zou hebben, is op zichzelf al een ernstige beschuldiging.»

In de chaotische taferelen van vorige week in de Trêveszaal en op het Binnenhof bleef Zalm op geheel eigen wijze overeind. Na de val van het kabinet werd hij dagenlang omstuwd door reporters en cameraploegen, die hem keer op keer dezelfde vraag stelden: had hij de LPF «gepiepeld»? Dan trok hij een van zijn onnavolgbare grimassen, knipperde met zijn luie linkeroog en verzuchtte terwijl hij zijn grote, vierkante Jan-Klaassenhanden hulpeloos ten hemel hief: «Er is veel te veel gedoe in die partij geweest. Vorige week beweerden ze nog dat ze op één lijn zaten; achteraf blijkt dat ook weer een toneelstukje te zijn geweest. Nou, dan knapt er iets.»

Het is wederom onwaarschijnlijk maar waar. Hoewel hij zelf zijn aandeel bagatelliseert en de val van het kabinet in de woorden van CDA-fractievoorzitter Maxime Verhagen «geen opzetje, geen deal en niet het gevolg van een afspraak» was, zijn bijna alle versies van de toedracht eensluidend: niemand anders dan Gerrit Zalm heeft «de stekker eruit getrokken». Terwijl de LPF op woensdagochtend nog uit alle macht de orde in eigen huis trachtte te herstellen en CDA-fractieleider Verhagen op rooksignalen uit het Torentje wachtte, liet Zalm zich in datzelfde Torentje aandienen en vertelde de premier onomwonden dat de VVD geen vertrouwen meer in diens ploeg had.

Die beslissende stap wordt hem door het verstokte deel van de LPF-achterban ongetwijfeld aangerekend, maar politiek en electoraal staat de VVD er nu wel riant voor. Bij de komende verkiezingen gaat de partij in elk geval winnen. De vraag is: ten koste van wie? In de eerste plaats ten koste van de LPF, die in de peilingen inmiddels is gezakt tot onder de vijf zetels. De nazaten van Fortuyn planten zich bovendien voort als het spreekwoordelijke pantoffeldiertje door zichzelf voortdurend in tweeën te splijten. De meeste LPF-zetels gaan vooralsnog naar het CDA, maar de VVD kan de komende maanden ook zetels wegsnoepen bij de christen-democratische coalitiepartner. Het nieuwe normen en waarden-discours van de VVD, dat Zalm niet voor niets in de algemene beschouwingen benadrukte, is een tweesnijdend zwaard: het spreekt zowel rechtse CDA’ers aan als voormalige VVD-stemmers die in mei waren overgelopen naar de LPF.

Als CDA en VVD in januari een kamermeerderheid halen, kunnen ze doorregeren op basis van het huidige regeerakkoord. Halen ze die niet, dan kan de VVD achterover leunen en moet het CDA alle moeilijke beslissingen nemen: regeren met de PvdA en GroenLinks, en zo ja, met of zonder dezelfde Jan Peter Balkenende die nog deze zomer het uiterst conservatieve Strategisch Akkoord met LPF en VVD heeft gesloten? Mocht het tot een progressieve samenwerking komen, dan kan de VVD over vier jaar ongetwijfeld nog meer rechtse CDA-kiezers naar zich toetrekken en wellicht toch de grootste partij van het land worden.

Heeft Zalm als een volleerd schaker zo ver vooruitgedacht? Is hij werkelijk de rasopportu nist waarvoor hij momenteel door veel commentatoren wordt versleten, de regisseur van de val van het kabinet-Balkenende, misschien zelfs het meesterbrein achter de teloorgang van de LPF waardoor de VVD bij de komende verkiezingen met de electorale winst gaat strijken? Welnee, zo ver reiken de liberale tentakels niet. Zalm was hooguit de toneelmeester. Het volkstoneel in de Trêveszaal had helemaal geen regie nodig; het behoefde alleen de juiste belichting zodat iedereen kon zien wat een zooitje het was, waarna Zalm met recht en reden het licht uit kon draaien. Het kwam natuurlijk goed uit dat hij zelf buiten het kabinet was gebleven, maar dat was evenmin toevallig.

Zalm heeft de afgelopen maanden buitengewoon behendig geopereerd. Na de desastreus verlopen verkiezingen stelde hij zich terughoudend op in het besef dat hij vroeg of laat vanzelf bij de formateur zou worden genood. Een kabinet zonder de bende van Fortuyn met zijn 26 zetels was ondenkbaar, terwijl een kabinet mét de stuurloze LPF en de onervaren Jan Peter Balkenende zonder de VVD eveneens ondenkbaar was. Zo kwam het dat Zalm afgelopen zomer bij wijze van spreken in hemdsmouwen de termen voor de komende samenwerking kon dicteren. Hij kan de meeste paragrafen van het Strategisch Akkoord zonder gewetenswroeging aan de kiezer voorleggen, maar hij kan er ook naar hartelust van afwijken als hem dat goeddunkt, getuige zijn nieuwste pleidooi om het spaarloon bij nader inzien toch maar te behouden. En als hij zichzelf voor elke extra zetel in de peilingen een Barclay toestaat, komt hij ook nog wel weer van het roken af.