U heeft geen kaartje. Maar omdat u haast heeft om – voor uw werk – van Amsterdam naar Utrecht te komen, springt u in een gereedstaande trein. Er duikt een conducteur op. Kaartje, toeslag, boete. U bent 75 euro verder. Was u naar het loket gegaan, dan had u ook een toeslag moeten betalen. Omdat u een levend personeelslid van de NS aanspreekt en geen machine. Wijzer geworden gaat u de volgende keer op eigen kracht naar de verre buitenwijk. Maar u heeft uw routeplanner vergeten. En er is geen mens op straat die de omgeving kent. In geen van de flats om u heen zit een conciërge of andere beambte die u verder kan helpen. U bent een goedaardig mens, maar nu is het de hoogste tijd voor een blinde uithaal om het verdriet ‘een plekje te geven’. Slachtoffer wordt de chauffeur van de bus die na een uur wachten opduikt. En dan te bedenken dat u nog een hardwerkende burger bent, zonder weet van de frustratie die op de loer ligt in de kantoren van bijstand of arbeidsongeschiktheid.
Minister van Binnenlandse Zaken Remkes wil met een actieplan mensen die in ‘de publieke ruimte’ werken beter beschermen tegen geweld. Want al die ambulancerijders, conducteurs en bijstandsconsulenten die het vlees en bloed van de publieke ruimte vormen, vangen te vaak klappen. Heel goed dat hier aandacht voor is, professionals op straat zijn niet te benijden. Maar programma onderdeel één van dat actieplan is een goed politiek pak slaag voor Johan Remkes zelf. Het is immers verkiezingstijd. In al die jaren dat hij en zijn partij de VVD regeren – en dat is met kleine onderbrekingen toch 25 jaar aan één stuk – is er in Nederland consequent werk gemaakt van het verzakelijken van elk moment waarop gewone mensen met de publieke ruimte in aanraking komen. Het verhaal is nu dat burgers een kort lontje hebben en om de minste tegenslag ontploffen. Remkes’ voorstel in 2003 om een ‘doodschop’ te verkopen aan de jongens die een goudeerlijke winkeldief vermoordden, was overigens een serieuze bijdrage aan deze ontremming van de samenleving. De andere kant van dat verhaal is dat onder het motto van efficiency overal waar mogelijk afstand is gecreëerd tussen overheid en burgers. Probeer eens aangifte te doen van een gestolen fiets. Zoek eens een postkantoor in de buurt. En wanneer praat je nog met de computer van de overheid, en wanneer met die van een bedrijf? Wie een ingewikkelde vraag heeft, of snel hulp nodig heeft, eindigt steevast met een kluitje in het riet. Vanuit dat perspectief gezien zijn de agressievelingen die iemand achter een loket mishandelen lucky bastards. Zie maar eens een loket te vinden. De publieke ruimte is nagenoeg vacuüm gezogen, digitale tankgrachten en telefonische keuzemenu’s scheiden ons van de mensen die voor ons werken.
Er is geen enkel excuus voor het inslaan op ambulancepersoneel. Maar politieagenten op de ambulance (zoals het CNV wil) bevestigen onwillekeurig dat er reden is om de ziekenauto aan te vallen. ‘Ja, anders zouden er toch geen agenten bij lopen?’ Remkes’ overheid mag wat meer naar zichzelf kijken. Tel eens letterlijk de punten waarop je echte dienstverleners ontmoet en serieus genomen wordt. Wanneer je voor die laatste loketten ook nog agenten zet, geef je eerder een beloning aan de ontremde samenleving dan dat je deze bestrijdt.