Altijd weer duikt die ene iconische foto op van Aad Kosto in trenchcoat die in de voortuin van zijn grotendeels verwoeste huis ontredderd zijn kat tegen zijn borst klemt. Vlak voordat op 13 november 1991 de ontsteking afging was hij vanuit een telefooncel gewaarschuwd. Kregen de daders wroeging? Of was het volgens het scenario: materiële schade, geen mensenlevens? De bomaanslag is nooit opgeëist maar wel toegeschreven aan Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa). Hetzelfde geldt voor de verijdelde aanslag op de Amsterdamse burgemeester Ed van Thijn in november 1985. Beide politici waren van de pvda, en die partij werd in de harde kern van de kraakbeweging gezien als het valse gezicht van links. Kosto had als staatssecretaris van Justitie asielzaken in zijn portefeuille. Van Thijn lag overhoop met de krakers in de Staatsliedenbuurt die steeds meer een staat in de stad was geworden. Het is slechts een verklaring.

Deze schokkende zaken zijn nooit opgelost, net als de reeks aanslagen op Makro-vestigingen, Shell-tankstations en diverse ministeries, de vernielingen en de inbraken. In de Nederlandse samenleving lag de frontlinie van de strijd van RaRa tegen de apartheid – tegen racisme, imperialisme en kapitalisme in het algemeen. Als er geen boycot vanuit de overheid kwam tegen Zuid-Afrika, dan moesten de bedrijven maar hardhandig gedwongen worden zich terug te trekken – met succes. shv, waar ook de Makro-keten onder viel, verliet uiteindelijk het land waar Nelson Mandela al zijn halve leven op het Robbeneiland gevangen zat.

Na 1993 is er niks meer van RaRa vernomen; de poldervariant van de Duitse raf en de Italiaanse Brigate Rosse loste op in de nevelen waarin ze zich had gehuld, hoewel het Landelijk Coördinatie Team er jarenlang dag en nacht werk aan heeft gehad ze achter slot en grendel te krijgen. De rechercheurs spitten de ‘potentieel gevaarlijke actiewereld’ door, spelden het actieblad Bluf!, legden verbanden tussen de acties, infiltreerden in de kraakbeweging, volgden de richtingenstrijd over strategie en middelen – maar ze vonden nooit genoeg bewijs.

Antwoord op de vele open vragen heeft René Roemersma meegenomen in zijn graf. Hij overleed onlangs in Spanje, waar hij na jaren van omzwervingen over de wereld, nog altijd als linkse activist, woonde. Hij is het enige RaRa-lid dat in 1988 kon worden veroordeeld voor de Makro-branden, maar in hoger beroep werd hij alsnog vrijgesproken vanwege een vormfout. Dit heeft die andere iconische foto opgeleverd: Roemersma die in de rechtbank zijn voeten legt op het hekje voor de beklaagdenbank, als uiting van zijn dedain voor de rechtsstaat.

René Roemersma: ‘Wij hadden het nooit op mensen gemunt’

Spijt heeft ‘onze dappere, eigenzinnige, lieve strijder’, zoals staat in zijn overlijdensadvertentie in de Volkskrant, nooit betoond. ‘Ik was voor geweld’, zegt hij in een uitzending van Andere tijden. En in een gesprek met de NRC: ‘Wij hadden het nooit op mensen gemunt.’

Duidelijk is wel tegen welke achtergrond de acties plaatsvonden. De jaren tachtig waren somber, zowel geopolitiek – de wapenwedloop van de Koude Oorlog hing permanent boven de wereld – als economisch. Er was een langdurige recessie met massawerkloosheid en harde bezuinigingen onder het kabinet-Lubbers. En er was woningnood in de steden. Daar was het de kraakbeweging aanvankelijk om te doen: betaalbare huisvesting terwijl ondertussen speculanten lege panden aan het woningaanbod onttrokken. Velen koppelden er na de veldslag rond het kraakpand aan de Vondelstraat, in maart 1980, een fulltime activistisch bestaan aan vast dat verder ging dan het opeisen van woonruimte, onder meer in de anti-kernenergiebeweging, de vredesbeweging, het antimilitarisme – en de anti-apartheidsstrijd.

Van deze ontwikkeling is Roemersma een exponent. De in Haarlem geboren student aan de Sociale Academie stortte zich in 1979 in de kraakbeweging en noemde in een interview ‘de Vondelstraat’ een keerpunt. ‘Daar zijn veel mensen op afgeknapt.’ Sommigen haakten af, anderen, zoals hijzelf, radicaliseerden. ‘Die hadden zoiets van: als dit de staat is, kom dan maar op.’ Het gebruik van geweld dat er sinds de kroning van Beatrix (‘Geen woning, geen kroning’) in 1980 in sloop, werd ook onderling ingezet. In de beweging heerste toenemende achterdocht, over infiltraties en spionage, en dat leidde tot factiestrijd met gevechten en afrekeningen. Het geweld in de buitenwereld werd gerechtvaardigd volgens een klassiek recept: zij zagen het haarscherp, namen het voortouw om mensen wakker te schudden in hun sluimerend besef dat er iets niet klopt in deze wereld.

In de jaren negentig ging de angel eruit. De Muur viel, de apartheid werd afgeschaft, de economie trok aan. En de binnenstad van Amsterdam veranderde van een stad met dichtgetimmerde panden en krabbende junks op den duur in een vrolijke boel. Krakers waren al eerder in overleg gegaan met de gemeente om te kunnen wonen in de bezette panden tegen redelijke huurtarieven. Voor de radicale activisten zou de overheid hebben gekozen voor een softe benadering, de Dutch approach: in dialoog blijven, laten merken dat je ze op de huid zit maar zonder in te grijpen, opdat ze niet verder zouden radicaliseren en de weg terug de maatschappij in open bleef.

Hierdoor zou anders dan in Italië en Duitsland de rechtsstaat niet door subversieve krachten zijn aangetast. De toenmalige veiligheidsdienst bvd heeft de daden van RaRa ook nooit betiteld als terrorisme maar als gewelddadig politiek activisme. Het ging hen immers niet om soft targets of om mensen. Hoewel daarover vraagtekens blijven.