Johannesburg – Het is alweer bijna een jaar geleden dat de Zuid-Afrikaanse verkeerspolitie een advertentie plaatste voor negentig traineeposten. Daar reageerden maar liefst 34.000 wanhopige banenzoekers op. Wat te doen? Om te beginnen moesten de sollicitanten maar eens een fitheidstest afleggen. Dus togen op 27 en 28 december 15.600 mensen naar het Harry Gwala Stadion in Pietermaritzburg in de provincie KwaZulu-Natal. Ze gingen daar vier kilometer hardlopen. Vrouwen moesten die afstand in maximaal een half uur afleggen, mannen kregen vijf minuten minder.

Nou is december in KwaZulu-Natal bloedheet. Het is niet verwonderlijk dat veel sollicitanten moeite hadden met dat rennen. Maar dat er acht doden vielen was ronduit schokkend.

Er werd een onderzoekscommissie ingesteld om uit te zoeken wat er precies gebeurd is in en rond het stadion. De openbare hoorzittingen zijn nu in volle gang. Zo kreeg de commissie vorige week te horen dat de Eerst Hulp had besloten om vrijwel geen personeel naar het stadion te sturen, omdat ze geen ‘formele aanvraag’ van de verkeerspolitie had ontvangen en omdat niemand had verteld hoeveel mensen aan de fitheidstest zouden deelnemen. Uiteindelijk kwamen er twee ambulances, maar toen waren er talloze mensen flauw gevallen.

Een van de sollicitanten, de dertigjarige Nonhlanhla Mlambo, vertelde dat zij en die andere duizenden aspirant-verkeersagenten zich om zes uur ’s ochtends in het stadion moesten melden. Pas drie, vier uur later kwam de boel een beetje op gang. Mlambo kreeg te horen dat iedereen wiens achternaam met een M begon zich om drie uur ’s middags moest verzamelen voor de ren. Om zeven uur mocht Mlambo eindelijk haar vier kilometer afleggen. Ze was toen al ruim dertien uur in het stadion.

Mlambo vertelde de commissie dat de verkeerspolitie expres zo langzaam te werk ging omdat ze dan overwerk uitbetaald zouden krijgen. Ze slaagde er uiteindelijk in om onder de dertig minuten te blijven, maar viel na de ren flauw. ‘We werden onmenselijk behandeld’, zei ze. Ze hoorde de agenten zeggen dat ze geen ‘slapjanusen’ konden gebruiken. ‘Uit dergelijke opmerkingen kon je opmaken dat wij niets voor hen betekenden. Om hen heen vielen mensen flauw en zij maakten grappen.’