De huizenprijzen bereiken deze zomer nieuwe hoogtes. Nederland is daarin niet uniek: in 2017 wordt naar verluidt wereldwijd 1,4 triljoen dollar in vastgoed geïnvesteerd en de Global House Price Index van het IMF staat weer net zo hoog als in 2008. ‘Time to worry again?’ blogden IMF-economen onlangs. De vraag stellen is hem beantwoorden. Ook de obligatie- en aandelenmarkten draaien goed. De Dow Jones noteerde vorige maand haar 25ste record van 2017.

Wat deze markten gemeen hebben is dat ze enorme winsten genereren voor de bezitters van vastgoed, aandelen en obligaties, zonder dat die daar iets voor hoeven te doen. Nederlanders, met hun wijdverbreide eigenwoningbezit en hun massaparticipatie op de aandelen- en obligatiemarkten via onze pensioenfondsen, worden slapend rijk – gemiddeld tenminste, want de ongelijkheid in de verdeling van rijkdom neemt in Nederland sterk toe. Hoe dit te duiden?

Ik moest denken aan een in 2006 verschenen bundeling van interviews met Nederlandse topwetenschappers, onder wie econoom Lans Bovenberg. Die sprak over de afstervende rentenierseconomie waar Nederland mee zat. Wij, en de mensen die onze financiële middelen beheren, pensioenbeheerders en banken dus, moeten minder op zoek naar veilige financiële returns en meer op zoek naar wat echt toegevoegde waarde oplevert. Ze moeten zich minder gedragen als renteniers en meer als ondernemers, zei Bovenberg in 2006. De publicatiedatum is saillant – de Amerikaanse huizenprijzen waren juist begonnen te dalen, het jaar erop brak de kredietcrisis uit. Bovenberg had de vinger goed aan de pols van de tijd. Het was precies de jacht op inkomsten uit superveilig geachte hypotheekderivaten die de crisis veroorzaakte. Onze pensioenfondsen en banken gingen er zwaar mee het schip in. Paradoxaal: de hang naar veiligheid had enorme risico’s met zich meegebracht.

Maar had Bovenberg ook gelijk toen hij sprak van een afstervende rentenierseconomie? Zijn woordkeuze was een echo van Keynes’ beroemde uitspraak op de laatste pagina’s van zijn General Theory. Keynes zag uit naar de ‘euthanasie van de rentier’ die hij ook wel de ‘functieloze investeerder’ noemde. Keynes verwachtte dat, mits men zijn adviezen zou opvolgen, de rentier vanzelf een zachte dood zou sterven. Zijn inspiratie daarbij was de klassieke school in de economie, die alle inkomsten verdeelt in drie categorieën: winst, loon en rent (ik ken geen Nederlands equivalent). Winst en loon zijn de respectieve beloningen voor inzet van kapitaal en arbeid. Rent is nergens een beloning voor; het valt de eigenaar van land, vastgoed of financiële papieren toe, louter door te bezitten.

Het jonge gezin kan geen huis meer kopen

Het is wat John Stuart Mill de ‘unearned increment’ noemde: de waardetoename, de vermogenswinst waarvoor geen enkele inspanning vereist is. Het is juist de inspanning van ondernemers, werknemers en overheid die vermogenswinsten mogelijk maakt. De overheid bouwt een nieuwe tramlijn, waardoor huiseigenaren in de buurt plotseling rijk zijn. Of: de ECB injecteert liquiditeit in het financieel systeem, waardoor obligatierentes dalen en multinationals zich spotgoedkoop kunnen financieren.

Dat heeft drie nadelen. De overheid draagt wel de kosten, maar deelt niet in het grootste deel van de baten van de tramlijn of van quantitative easing. De vraag is dan hoe lang ze zulke publieke werken kan blijven financieren. Rentier-rijkdom vergroot ook de ongelijkheid tussen de haves en de have nots, volgens het mattheuseffect: alleen wie al activa bezit wordt rijker. Bovendien wordt het voor nieuwkomers moeilijker om mee te doen. Het jonge gezin kan geen huis meer kopen; de start-up zonder toegang tot gratis ECB-geld kan de concurrentie met het grootbedrijf niet meer aan. Niet goed voor de dynamiek van de economie.

Geen wonder dat Keynes (in 1936) en Bovenberg (in 2006) de rentier een zachte dood toewensten. Wat wel verwonderlijk is: beiden meenden dat dit in hun tijd ook aan het gebeuren was. Helaas, de wens was de vader van de gedachte. Zonder actief beleid blijven de rentiers springlevend. Ook nu nog zijn ze onder ons. We zijn het zelf, voorzover we een huis bezitten of een pensioen opbouwen. Het probleem zit niet zozeer in de rentiers, als wel in het beleid dat ons tot rentiers maakt.

Die diagnose is niet heel ingewikkeld, met dank aan de klassieke economen. De remedie ook niet: geen subsidie van schuld, en progressieve belasting van inkomen en kapitaal zodat arbeid en ondernemerschap beloond worden en het najagen van vermogenswinst ontmoedigd. Precies wat Keynes dan ook op de laatste bladzijden van zijn General Theory voorstelt. Rutte III opgelet: dit is niet ingewikkeld, wel politiek moeilijk te realiseren, en broodnodig. Leiderschap gevraagd dus. Want rentier zijn is fijn, maar de schade voor de omstanders is te groot.