De kern is dat bedrijven na zo’n calamiteit geen kansen meer pakken waardoor de groei weer opveert, maar alleen nog hun hoge schulden willen afbetalen. Daardoor ontstaat een lange en diepe crisis: de balansrecessie. Traditionele modellen kunnen dit niet verklaren, want schuld en balansen komen daar niet in voor. Wat Koo beschreef voor Japan is precies wat wij nu meemaken. We bestrijden het met ‘quantitative easing’ (QE). Daarbij koopt de ECB obligaties op van banken, in de hoop dat die dit geld weer uitlenen en zo de economie vlottrekken. Maar dat doen ze niet. De banken zijn, net als hun potentiële leners, te druk met schulden aflossen.
Intussen, denkt Koo, is het levensgevaarlijk zoveel geld op bankbalansen te laten rondzingen. Áls de economie ooit weer aantrekt, gaan ze het immers wél uitlenen. Dan kamp je al snel met gierende inflatie. Beter zou het zijn de overheidsbestedingen te laten oplopen. Anders dan de banken bij QE geeft de overheid het geld dat zij ontvangt voor haar obligaties wél uit.
Als QE gevaarlijk is en niet werkt, waarom doen we het dan? En waarom doen we niet wat wel zou werken? Er is eigenlijk maar één antwoord op dit raadsel: overheidsschuld. Hogere bestedingen kunnen de overheidsschuld doen oplopen – levensgevaarlijk, denken veel economen. Dan liever QE.
De Japanse economie, met haar torenhoge overheidsschulden (nu 245 procent van het bbp), wordt vaak als voorbeeld genoemd. Je leest vaak dat ‘ondanks jaren van lage rentes en stimuleringsbeleid daar de economie stagneert’, zoals Mark Beunderman nog op 10 februari schreef in NRC. Ik nodig u uit de feiten te checken. Zeven jaar na de vastgoedcrisis van 1990 was de Japanse economie gegroeid van 41 triljard naar 47 triljard yen, gemeten in constante prijzen. Dat komt neer op ongeveer 1,5 procent groei per jaar. Zeer matig, maar niet slecht voor een economie in balansrecessie. En Europa? Sinds de crisis van 2007 is de eurozone gegroeid van 2420 miljard euro naar… 2420 miljard euro!
Zelfs de zwaarste zondaar tegen ‘prudent’ overheidsbeleid, die er altijd weer bij gehaald wordt als een voorbeeld van hoe het niet moet, deed het dus beter dan Europa met haar keurige regels van maximaal drie procent begrotingstekort en maximaal zestig procent overheidsschuld. Dat geeft te denken. Is dit casuïstiek met selectief gekozen voorbeelden? Nee. Economen zijn er nooit in geslaagd overtuigende cijfers aan te leveren die een oorzakelijk verband laten zien tussen hogere overheidsschulden en lagere economische groei of ander onheil. En dat is echt niet omdat ze het niet hebben geprobeerd. De vraag is waarom veel economen (en journalisten) dan toch zo hard geloven dat overheidsuitgaven slecht zijn, en uitgaven door bedrijven en huishoudens goed. We verlaten hier de wereld waar feiten en argumenten tellen en betreden ideologisch terrein. Er heerst in de economische wetenschap diep wantrouwen ten aanzien van de overheid.
Het taalgebruik is onthullend. Geeft de overheid meer uit dan ze binnenkrijgt, dan heeft ze een ‘tekort’. Doen huishoudens dat, dan zeggen we dat het consumentenvertrouwen is gestegen. Als de overheid überhaupt iets doet in een markt heet dat ‘overheidsbemoeienis’. Doen bedrijven iets met de overheid, dan zijn dat private-public partnerships. Overheidsbemoeienis is trouwens zonder uitzondering ‘verstorend’ – het is nou nooit eens ‘verbeterend’. Daarom moet de overheid ‘gedisciplineerd’ worden door de markten. Ze kan zichzelf maar het best ‘de handen binden’, anders komt ze haar beloften niet na. Zulke retoriek maakt ons bij voorbaat al blind voor positieve effecten van overheidsbeleid.
Nog één: als de banken groeien heet dat ‘financiële ontwikkeling’ (wie wil er geen ontwikkeling?) door ‘financiële innovatie’ (hoe kun je tegen vernieuwing zijn?). Maar wil de overheid daar paal en perk aan stellen, dan noemen we dat ‘financiële repressie’, die beter vervangen kan worden door ‘financiële liberalisering’. Maar hoe bevrijdend is dat eigenlijk, als we daardoor nu onder hoge private schuldenlasten zuchten? Die zijn aantoonbaar veel schadelijker dan overheidsschulden.
Laat je niet gek maken. Overheidsschuld is niet per se slecht, en economische wetenschap is een mengsel van retoriek, redenering en rekenkunst. Juist daarom is Koo’s term – balansrecessie – zo krachtig. Het drukt in één woord uit wat er ontbrak in het macro-economisch denken. It’s private debt, stupid! Goede retoriek maakt niet blind, maar opent ons de ogen. Daar hebben we meer van nodig.