De opvangcrisis in Nederland duurt voort. Voorzichtig goed nieuws is dat gemeenten afgelopen vrijdag akkoord gingen met een plan van staatssecretaris Eric van der Burg (vvd) van Justitie en Veiligheid. Zo is afgesproken dat 7500 inmiddels erkende vluchtelingen die nog in azc’s verblijven versneld (tijdelijke) huisvesting krijgen zodat opvangplekken vrijkomen. En naast Ter Apel komt er minstens nog één extra aanmeldpunt voor asielzoekers. Toch geef ik het op een briefje: als dit akkoord al wordt nagekomen, zal het slechts tijdelijk soelaas bieden. Of het nu over een week, een paar maanden of een jaar is: beelden van asielzoekers die in Nederland in mensonterende omstandigheden worden opgevangen zullen weer via de media onze huiskamers binnenrollen.

Waarom is dit zo? Een stapje terug. Een probleem dat almaar terugkeert begrijpen kan alleen door te begrijpen waaróm het almaar terugkeert. Veel van de uitkomsten van het gekozen beleid in Nederland rond migratie en asiel lijken bovendien tegenstrijdig. Waarom zou je vluchtelingen eerst onderwerpen aan een aaneenschakeling van abominabele opvang, lange asielprocedures en bepaald niet ideale inburgeringstrajecten? Natuurlijk, niet alle asielzoekers die binnenkomen mogen blijven, maar een flink deel wel. Dan moet er toch iets beters te bedenken te zijn dan het huidige beleid. Dit is niet alleen in het belang van de vluchteling maar ook in het belang van Nederland, zou je denken.

In het boek The Politics of Immigration (2013) beschrijft James Hampshire, hoogleraar politicologie aan University of Sussex, inzichtelijk de onderdelen van de democratische rechtsorde die inwerken op publiek beleid dat van toepassing is op migranten. Dit zijn, even opsommen: ‘representatieve democratie’, ‘rechtsstatelijkheid, ‘nationale identiteit’ en ‘kapitalisme’. Het kernargument van Hampshire is dat deze vier onderdelen constant met elkaar interacteren, maar elkaar nooit volledig neutraliseren of opheffen. En doordat ze continu botsen en in verschillende richtingen trekken, zijn de vorm en uitkomsten van asiel- en migratiebeleid vrijwel altijd paradoxaal.

Volgens Hampshire hebben de representatieve democratie en de nationale identiteit vooral een restrictieve invloed en zorgen rechtsstatelijkheid en het kapitalisme voor meer openheid. Dus, even vereenvoudigd geschetst, als in het politieke debat antimigratiestandpunten rap toenemen en de nationale identiteit onderwerp wordt van politieke discussies, dan leidt dit tot meer gesloten en strengere wetgeving voor migranten. Daartegenover staan de rechtsstaat (onder meer gefundeerd op mensenrechten) en lobby’s van het bedrijfsleven voor meer arbeidskrachten die zorgen voor versoepelingen.

Zou het bedrijfsleven het beleid rond Ter Apel kunnen beïnvloeden?

De analyse van Hampshire biedt volgens mij inzicht in het beleid rondom Ter Apel dat inderdaad van paradoxen aan elkaar hangt. Een eerste inzicht is dat de opvangcrisis deels ontstaat doordat asielzoekers op Nederlands grondgebied rechten hebben. Een eventuele oplossing zou immers het direct uitzetten van alle asielzoekers zijn. Maar zelfs als democratische meerderheden hierom zouden vragen en de politiek het wil, druist dit in tegen relatief sterk verankerde rechtsregels. Dit betekent niet dat democratische rechtsordes de rechten van asielzoekers nooit schenden, maar wel dat de rechtsstaat mogelijkheden biedt deze schendingen aan de kaak te stellen en tegen te gaan. De huidige juridische strijd rond de asielzoekers die het Verenigd Koninkrijk wil uitzetten naar Rwanda is een goed voorbeeld. Hoewel Britse rechters niet optraden, hield het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de eerste vlucht uiteindelijk aan de grond.

Een tweede inzicht dat Hampshire biedt over Ter Apel is dat als de rechtsstaat bepaalde beleidskeuzes blokkeert – in dit geval het algeheel weren van asielzoekers – landen vaak kiezen voor the next best thing om signalen uit te zenden dat bepaalde migratie desondanks niet echt gewenst is. Zo zet Nederland al lange tijd in op slechts één slecht bereikbaar aanmeldcentrum, sobere opvang en allerlei regels en verplichtingen voor asielzoekers. Dit is een afschrikkingspolitiek, in reactie op decennialange antimigratieretoriek en debatten over de Nederlandse identiteit. Maar een ongerijmdheid binnen dit beleid is dus dat politiek asiel, uiteindelijk, nog altijd mogelijk is. De afschrikking zal dan ook nooit bijzonder doeltreffend zijn. Zeker niet in een wereld waarin steeds hogere aantallen mensen vluchten voor oorlog en geweld en weten dat er een kans is op een veiliger leven voor henzelf en hun families.

Een vraag die Hampshire, tot slot, oproept is of de aanhoudende roep van het bedrijfsleven om arbeidsmigranten (‘kapitalisme’) het beleid rond Ter Apel zou kunnen beïnvloeden. De afgelopen weken kwamen allerlei politieke proefballonnetjes voorbij om personeelstekorten op te lossen, zoals het halen van migranten uit Noord-Afrika of de Parijse banlieues. Misschien is ruimhartiger met asielzoekers omgaan het volgende voorstel? Eerlijk gezegd heb ik er een hard hoofd in.

We become what we repeatedly do. Dat zegt een personage uit de Netflix-serie Russian Doll, waarin hoofdpersonen in een tijdlus terechtkomen en eindeloos hetzelfde meemaken. En zo is het. Ter Apel is geen incident. Het vertelt ons veel over wie wij – als Nederland – momenteel zijn en wie wij voorlopig zullen zijn.