Zo staat de huidige zomereditie vol met antieke Volkswagenbusjes in pastelkleuren. Eromheen, op de stranden waar ze geparkeerd staan, zijn levenslustige dertigers in de weer met barbecues, strandballen, fruitsalades, lange houten tafels, kampvuurtjes van zelfgehakt hout en gekleurde lampionnen. De mannen dragen zonder één uitzondering baarden, de vrouwen losse zomerjurken in jaren-zestigkleurstelling.
Ik bestudeerde het blad op een camping in Groesbeek, en toen ik het dichtsloeg en naar de afwasplek sjokte overkwam me iets griezeligs. Overal stonden antieke Volkswagenbusjes in pastelkleuren, iedereen was in de weer met barbecues. Alle mannen droegen baarden.
Door mijn kinderen weet ik dat Albert Heijn plaatjesalbums verkocht die dino’s ‘echt tot leven kunnen wekken’, met behulp van Freek Vonk, de Jamie Oliver van de jungle, maar dat een complete Allerhande tot leven gewekt kon worden, dat was nieuw voor mij.
Ik weet niet of je ze ‘hipsters’ moet noemen, de vrolijke kampeerders op onze camping, die zich op internet afficheert als ‘retrokamperen’. Voor hipsters zijn ze net niet gestileerd genoeg. Misschien zijn het de niet-grootstedelijke hipsters. Misschien zijn het ook wel de lezers van De Groene, want bij het afwassen werd ik door een man naast me herkend van deze column, ik zweer het. En dat zelfs zonder dat hier een foto bij staat.
De lange houten tafels en banken tegenover de afwasplek herkende ik dan weer wel van de foto’s, uit de Allerhande. Op de aankomstdag vond hier een groot aanschuifbuffet plaats: aan die lange tafels gingen authentieke steenovenpizza’s rond, onder een reusachtige partytentconstructie met gekleurde lampionnen en een kampvuurtje ernaast van zelfgehakt hout.
Retrokamperen. In de Volkskrant stond een artikel dat betoogde dat het met kamperen twee kanten uit gaat: de ene tendens is om back to basic te gaan, de andere om juist de luxe op te zoeken, de glamping: kant-en-klare verhuurtenten, met ijskasten, ligbaden, keukens, minibars en pay-tv. Bij ons in Groesbeek boden ze heel slim die twee trends op één plek aan.
Back to basic waren we vorig jaar al gegaan, vandaar dat we nu een kant-en-klare unit huurden die het midden hield tussen huisje en tent. De muren waren vervaardigd van wit en pastelkleurig geschilderde oude kastdeurtjes, raamkozijnen en sloophout, het dak was een tentdoek. Je auto mocht je er niet naast zetten, maar in plaats daarvan kon je je spullen heel retro met kruiwagens van parkeer- naar kampeerplek rijden. De kruiwagens waren pastelroze.
Zelfs de natuur was er retro. Wij keken uit op ’t Slumke, een weiland waar zaden en maaisel zijn uitgestrooid van verdwenen planten die er van oorsprong wel thuishoorden. ‘In 2009 hebben we de eerste klokjesgentianen gevonden, en in 2010 voor het eerst enkele exemplaren van de gevlekte orchis.’ Daarna volgden nog het tandjesgras, de pijpenstrootjes, de bosanemonen en de vleugeltjesbloemen. Je vraagt je wel eens af: waar hebben we het aan verdiend?
Toen ik met mijn retrowasteiltje terugsjokte naar ons tenthuisje, ‘de Veldkamer’ geheten, realiseerde ik me dat het bouwwerkje prachtig zou passen in de Allerhande. Dit is al een paar jaar de zomertrend: afgedankte busjes opknappen, tweedehands spullen in pasteltinten verven, iets nieuws knutselen uit ruw materiaal.
Ik ken een stel dat al drie zomers met hun oude Volkswagen op avontuur gaat – zo’n vroeg model met het reservewiel op de neus – en elke keer met pech langs de Route du Soleil op de vluchtstrook is geëindigd. Toch moeten en zullen ze dat dieselslurpende kreng naar de camping rijden, want zo hebben ze het zich voorgesteld toen ze die rammelbak aanschaften. Lekker ouderwets, met de gekleurde lampionnen en de marshmallows aan een zelfgeplukte tak boven het zelfgesprokkelde kampvuurtje.
Het zal niet lang duren tot die pastelkleurige Volkswagenbusjes gewoon op de reguliere markt komen. Elektrisch waarschijnlijk, maar wel met een authentieke look and feel, het reservewiel op de neus. Misschien kondigt het verschijnen ervan in de Allerhande de neergang van de trend al aan. Zeker is in elk geval dat die voorbij is zodra het zelfgeknutselde als mainstream uit de fabrieken komt rollen.
Gisteren ging ik op jacht naar een kleine barbecue. Overal uitverkocht. Ook de slager wist niet waar ik terechtkon. Totdat hij me op straat achterna kwam rennen. Hij had nog iets liggen, achter. Even later kwam hij terug met een aluminium emmer, met gaten onderin, quasi-zelfgeknutseld, maar dan kant-en-klaar uit de fabriek, het cellofaan er nog omheen.
Als we er marshmallows boven roosteren aan zelfgeplukte takken, voel ik dat ik me al dagenlang niet heb geschoren. De rook van het kampvuur trekt in mijn hipsterbaard.