Het ene land na het andere gedraagt zich als Dagobert Duck die een duik neemt in zijn goudpakhuis. Duitsland kondigde het officieel aan, Nederland deed het in het diepste geheim en Zwitserland houdt zondag 30 november een Volksabstimmung. Alledrie met hetzelfde doel: de terugkeer van goud naar de kluizen van de eigen centrale bank.

De Nederlandsche Bank bevestigde vorige week vrijdag dat een deel van de nationale goudreserve die in New York lag heimelijk is teruggebracht naar de bunker diep onder het gebouw aan het Frederiksplein in Amsterdam. De actie is opmerkelijk, want tot voor kort verzekerden de president van dnb Klaas Knot en minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem dat het Nederlandse goud veilig en wel lag opgeslagen vijf verdiepingen onder het straatniveau van Manhattan bij de Federal Reserve Bank van New York. Niemand kon dat controleren, maar ze piekerden er niet over om het voorbeeld van de Duitse Bundesbank te volgen. Die kondigde in 2013 aan een aanzienlijk deel van haar goudreserves uit New York en Parijs naar Frankfurt over te brengen.

De teruggehaalde 122.500 kilo goud plus ruim 60.000 kilo die al jaren in de Amsterdamse kluis ligt, vormen een derde van de Nederlandse goudreserves. In totaal bezit Nederland 612.450 kilo goud oftewel 49.227 goudbaren. Een derde hiervan bevindt zich nu nog in New York, een derde is verdeeld over Londen en Ottawa.

De terughaalacties van de Duitse en Nederlandse centrale banken verbleken bij wat er staat te gebeuren in Zwitserland als het Eidgenössische Volksinitiative ‘Rettet unser Schweizer Gold’ op 30 november wordt aangenomen. Het referendum is een initiatief van de rechts-nationalistische Zwitserse Volkspartij, de grootste partij van Zwitserland die bekend staat om zijn anti-immigrantenbeleid en via een volksstemming in 2009 een verbod op de bouw van minaretten in Zwitserland afdwong. Zwitserland bezit 1040 ton goud, waarvan nu nog een derde in het buitenland ligt. Stemt de meerderheid van de Zwitsers vóór, dan moet al het goud van de Schweizerische Nationalbank terug naar Zwitserland. Bovendien moeten de valutareserves van de Zwitserse centrale bank voortaan voor minimaal twintig procent uit goud bestaan. Zwitserland zal dan grote hoeveelheden goud moeten aankopen. Ten slotte mag al dat goud Zwitserland nooit meer verlaten.

Het Zwitserse referendum heeft Pieter Omtzigt, Kamerlid van het cda, gealarmeerd. Want in de kluizen van de Zwitserse centrale bank ligt nog altijd ruim 73 ton Nederlands oorlogsgoud.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de Duitse Reichsbank op grote schaal goud, dat de nazi’s hadden gestolen van de centrale banken van de bezette landen, doorverkocht aan Zwitserland. Nederland heeft meer dan de helft van het geroofde goud nooit teruggekregen en na 1946 weigerden de Zwitsers categorisch hierover te onderhandelen. In 2000 besloot het tweede paarse kabinet af te zien van de Nederlandse claim op het oorlogsgoud – zonder het parlement hiervan op de hoogte te stellen. Pas veertien jaar later gaf minister van Financiën Dijsselbloem opheldering, na Kamervragen die Eddy van Hijum, ook cda, in april van dit jaar stelde naar aanleiding van de publicatie van mijn boek Fout goud. Dijsselbloem bevestigde dat zijn voorganger Gerrit Zalm nooit met de Kamer had besproken ‘maar ook niet tegengesproken’ dat Nederland van zijn goudclaim op Zwitserland afzag. Voor alle duidelijkheid voegde hij eraan toe: ‘Dit betekent dat er geen verdere juridische stappen zijn en zullen worden genomen tegen landen waarin geroofd goud is terechtgekomen.’

Kamerlid Omtzigt neemt hiermee geen genoegen. Vooruitlopend op het Zwitserse referendum heeft hij eind vorige week opnieuw Kamervragen aan Dijsselbloem gesteld. Hij vraagt de minister om ‘vooraanstaande juristen de zaak van het Zwitserse oorlogsgoud nog eens op een rij te (laten) zetten’. De huidige waarde ervan bedraagt ruim twee miljard euro.

De financiële woordvoerders van de coalitiepartijen pvda (Henk Nijboer) en vvd (Mark Harbers) gingen onmiddellijk in het defensief. ‘Hoe onrechtvaardig het ook is, dat goud krijgen we niet meer terug’, zei Harbers tegen nieuwssite nu.nl.

Dat valt nog te bezien, denkt de Haagse advocaat Nick Oostenbroek. Oostenbroek, gespecialiseerd in ondernemingsrecht, drukt zich voorzichtig uit. Hij heeft ‘algemene gedachten over rechtsbeginselen’, waarbij hij zich niet baseert op het volkenrecht maar op begrippen uit het Nederlandse burgerlijk recht. Daarin zitten, zegt hij, ‘leerstukken die voor deze zaak van belang zijn en die tegemoet komen aan hetgeen als rechtvaardig wordt beschouwd’.

Zo kent het burgerlijk recht het begrip ‘wilsgebrek’, dat in oplopende mate van ernstigheid gaat over ‘dwaling’, ‘misbruik van omstandigheden’ en ‘bedrog’. De verjaringstermijn hiervoor – vijf jaar – is niet van toepassing in uitzonderlijke (oorlogsgerelateerde) omstandigheden. Hiervan zijn recente voorbeelden. De Nederlandse staat heeft in oktober van dit jaar een regeling gesloten met de ‘weduwen van Sulawesi’ in verband met het Nederlandse militaire ingrijpen van 1947 tot 1949 in Indonesië. Nabestaanden van drie moslimmannen die in 1995 in Srebrenica werden vermoord, kregen dit jaar eveneens een schadevergoeding van de staat toegekend.

Gezagsgetrouwe Nederlanders gaven in de zomer van 1940 ruim 35.000 kilo aan gouden munten af

In het burgerlijk recht is ook sprake van een zogenoemde ‘vaststellingsovereenkomst’ waarbij twee ruziënde partijen afspreken hun geschil te laten rusten. Daarna mogen beide partijen er niet meer op terugkomen. Maar de Hoge Raad heeft recent een arrest gewezen waarin staat dat hiervan wel degelijk kan worden afgeweken als aantoonbaar is dat de vaststellingsovereenkomst op verkeerde gegevens was gebaseerd.

In hoeverre is hiervan sprake in het geval van het Nederlandse oorlogsgoud in Zwitserland? Laat juristen dat nou maar eens grondig uitzoeken, vindt Oostenbroek. Hij stelt voor dat Nederland de goudkwestie moet voorleggen aan het Permanente Hof van Arbitrage in het Vredespaleis in Den Haag. Dat kan de opmaat zijn naar een proces van ‘mediation’ tussen Zwitserland en Nederland, waarna Zwitserland als verzoenend gebaar een deel van het omstreden oorlogsgoud alsnog teruggeeft aan Nederland.

De nazi’s confisqueerden het goud van de centrale banken van de landen die ze bezetten: te beginnen met het goud van Oostenrijk na de Anschluss in 1938, gevolgd door het goud van Tsjecho-Slowakije (1939). Een maand na de Duitse inval in Nederland gaven de bezetters opdracht dat de bevolking alle gouden tientjes en vijfjes moest inleveren. De gezagsgetrouwe Nederlanders gaven er massaal gehoor aan: in de zomer van 1940 werd ruim 35.000 kilo aan gouden munten afgegeven bij De Nederlandsche Bank. Enkele maanden later verdwenen ze naar de Reichsbank in Berlijn ter financiering van het Duitse bewapeningsprogramma, het ‘vierjarenplan’ van Hermann Göring.

De Nederlandsche Bank was voor de oorlog zo vooruitziend geweest een groot deel van de goudvoorraad in veiligheid te brengen in Londen en New York. Meinoud Rost van Tonningen, de nsb-president van De Nederlandsche Bank, gaf opdracht de pakweg 110.000 kilo die in de kluizen van dnb waren achtergebleven tussen 1941 en 1945 naar Berlijn af te voeren. Van het totaal van 145.000 kilo oorlogsgoud uit Nederland had de Reichsbank, zo bleek later, 122.000 kilo doorverkocht aan Zwitserland.

Zwitserland was de bankier van het Derde Rijk. Het kocht goud van de Reichsbank en betaalde ervoor met Zwitserse franken. Daarmee kon Duitsland strategische goederen importeren die onmisbaar waren voor de oorlogsinspanning. Tot de laatste oorlogsweken bleven de Zwitsers doorgaan met de afname van roofgoud uit Berlijn.

Na de Duitse capitulatie richtten de westerse geallieerde overwinnaars – de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk – de Tripartiete Goud Commissie (tgc) op om wat er was teruggevonden van het roofgoud te verdelen onder de landen die bestolen waren. Met de neutrale landen die goud van de nazi’s hadden afgenomen sloten ze akkoorden om een deel ervan terug te krijgen. Zwitserland, dat tachtig procent van het nazigoud had afgenomen, sloot in mei 1946 het zogenoemde Akkoord van Washington. De Zwitsers zegden toe 52.000 kilo in de goudpool van de tgc te storten, een zevende van wat ze daadwerkelijk van de Reichsbank hadden afgenomen. Ze noemden het een ‘vrijwillige bijdrage aan de wederopbouw van Europa’ en ontkenden dat ze de helers van roofgoud waren geweest. Als tegenprestatie bedongen ze van alle toekomstige goudclaims gevrijwaard te zijn.

Nederland was niet rechtstreeks bij deze onderhandelingen betrokken, het had een volmacht gegeven aan de tgc. Pas in 1948 kwam Nederland erachter hoeveel oorlogsgoud daadwerkelijk was terechtgekomen in Zwitserland. Daarop volgden vruchteloze pogingen om met de Zwitsers tot een vergelijk te komen. Met een beroep op het Akkoord van Washington weigerde Zwitserland iedere diplomatieke aanzet tot een gesprek. Toen Nederland in 1998 het laatste restant uit de goudpool van de tgc ontving en de tgc zichzelf ophief, hield het kabinet ermee op. Stilzwijgend besloot het dat de claim op Zwitserland niet meer was vol te houden.

Paars II negeerde de opvatting van een volkenrechtgeleerde die was geraadpleegd. In zijn advies stelde de Leidse hoogleraar Frits Kalshoven: wat Zwitserland had gedaan was ‘flagrant onrechtmatig’ geweest. ‘De immoraliteit van willens en wetens aannemen van roofgoud’ en de wanverhouding tussen de hoeveelheid die de Zwitsers hadden afgenomen en wat ze in de goudpool van de tgc hadden gestort, betekenden volgens de hoogleraar ‘dat Zwitserland in redelijkheid niet langer kan vasthouden aan de onwrikbaarheid van wat in de omstandigheden van 1946 als aanvaardbaar compromis kon worden gezien’. Hij drong aan op een ‘ex-gratia betaling door Zwitserland’.

cda-Kamerlid Omtzigt wil nu weten ‘wat de dwingende juridische redenen’ van Paars II en van Dijsselbloem zijn geweest om van de claim af te zien. Hij wijst erop dat de claims van joodse nabestaanden tegen Zwitserland pas rond 2000 tot uitkeringen leidden. ‘Daar was druk op Zwitserland voor nodig. Het is opvallend dat Nederland juist toen van zijn eigen claim afzag en dat de vvd en pvda daarmee zo gemakkelijk akkoord zijn gegaan.’ Krijgt hij niet afdoende antwoord, dan overweegt Omtzigt de kwestie van het Zwitserse oorlogsgoud in Straatsburg aanhangig te maken bij de Raad van Europa, waar hij lid is van de juridische commissie. Dan zou Zwitserland zich ten overstaande van de 47 overige lidstaten van de Raad van Europa alsnog moeten verantwoorden als de grootafnemer van het roofgoud van de nazi’s.


Roel Janssen is auteur van Fout goud, een faction-thriller gebaseerd op historische gegevens over de nazi-goudroof en de rol van Zwitserland. Het boek stond op de longlist voor de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek, en is onlangs genomineerd voor de Diamanten Kogel, de Vlaamse prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek

Beeld: Paradeplatz, de hoofdkantoren van UBS en Credit Suisse (rechts). Men vermoedt dat in de kluis onder dit plein in het centrum van Zürich het grootste deel van het roofgoud ligt (Mark Henley / Panos / HH)