De pvda gaat deze week samen met de Britse Claire Ainsley op zoek naar de nieuwe werkende klasse. Ainsley schreef een boek met die titel en is te gast bij de sociaal-democraten. Ainsley gelooft dat de politieke partij die deze nieuwe werkende klasse weet aan te spreken de volgende verkiezingen wint. Zo slecht voelt die nieuwe werkende klasse zich volgens haar nu vertegenwoordigd, gehoord en beschermd door de politiek.
De vertrekkend voorzitter van vakbond cnv, Maurice Limmen, gelooft op zijn beurt dat er steeds meer redenen zijn om weer lid te worden van een vakbond. Zo slecht gaat het met de bescherming van de rechten van werknemers, zei hij onlangs in NRC. Limmen vergeleek wat er nu gebeurt met 120 jaar geleden. Alles wat er sindsdien is bereikt, aan bescherming van werknemers voor de oude dag, tegen ziekte, werkloosheid en slechte arbeidsomstandigheden, is volgens hem op losse schroeven komen te staan.
Veel werkenden van nu zullen zich desgevraagd niet zien als behorend bij de arbeidersklasse. Die oude klasse werkenden associëren we niet met laptops, flexplekken, scootertjes of verwarmde warenhuizen. Misschien zou het helpen als oude zwart-witfoto’s van de arbeidersklasse van toen worden ingekleurd, net als met beelden van de Eerste Wereldoorlog is gebeurd, zodat de herkenning groter wordt. En de mijnwerker, landarbeider of fabrieksmedewerker van toen gaat lijken op de thuishulp, nulurencontractant, pakketbezorger of medewerkster van een winkelketen van nu. Hé, dat zijn wij!
Want die laatsten, vooral werkzaam in de dienstensector, zijn volgens Ainsley de nieuwe werkende klasse. Mensen met een laag middeninkomen. Bang daarmee het einde van de maand niet te halen. Prijsverhogingen van kinderopvang of eerste levensbehoeften met angst en beven tegemoet ziend. Een klasse ook die cultureel divers is. En veel vrouwen telt. Maar die dus niet in groten getale op een pvda – SP of GroenLinks – stemt en eveneens niet massaal lid wordt van een vakbond.
Politieke partijen die traditiegetrouw vooral het belang van de werkenden voor ogen hadden, worstelen – evenals de vakbonden – met de vraag hoe om te gaan met veranderingen op de arbeidsmarkt die het gevolg zijn van de globalisering, nieuwe technische ontwikkelingen en de flexibilisering. Door de globalisering verhuizen productiebedrijven naar lagelonenlanden. Als gevolg van nieuwe technieken verdwijnt veel laaggeschoold werk. En door de flexibilisering komen zowel het vaste arbeidscontract als de vaste werktijden onder druk te staan. De nieuwe werkende klasse lijdt daaronder. Maar een andere groep werkenden – en dus ook kiezers – omarmt die veranderingen juist.
Zo kiezen in de zorg meer en meer medewerkers ervoor zzp’er te worden. Dat geeft hen de mogelijkheid hun eigen werktijden te regelen. Ook hebben ze dan minder last van tijdrovende regels binnen een organisatie en daardoor meer tijd voor hun cliënten. Bovendien kunnen ze op vakantie wanneer ze willen. En verdienen ze meer dan in loondienst, al is dat dan veelal zonder pensioenopbouw of verzekering bij ziekte.
Leve de vrijheid om hard te werken. Dat laatste voelt als zelfstandige anders dan in vast dienstverband. En dat vinden inmiddels ook grote groepen andere professionals, zoals ict’ers, juristen en organisatiedeskundigen.
In de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staan mooie woorden over de urgentie van een goed werkend arbeidsrecht en sociale zekerheid als gevolg van die nieuwe ontwikkelingen. Maar misschien is – stille – revolutie wel een betere omschrijving voor wat gaande is op de arbeidsmarkt. cnv-bestuurder Limmen vergelijkt deze tijd niet voor niks met die van de industriële revolutie.
Het vorige kabinet probeerde het ook al, maar het lukt maar niet flex en vast op een goede manier met elkaar te verbinden. Want wat is goed en voor wie? Ligt dat binnen de groep werkenden al verschillend, er zijn ook nog de werkgevers, die veelal voorstander zijn van een losser arbeidsrecht en minder sociale bescherming. Zij hebben het kabinet ervan weten te overtuigen dat een soepeler ontslagrecht hen zal verleiden sneller een vast contract aan te bieden. ‘Totale kul’, vindt vakbondsman Limmen, ‘dan zou geen ontslagbescherming perfect zijn.’
Door de afbraak van wat aan sociale rechten was opgebouwd zouden het gouden tijden moeten zijn voor de vakbond, vindt Limmen. Maar dat goud is ver te zoeken. Tijden ook waarin een partij als de pvda zich kan verzekeren van verkiezingswinst, denkt Ainsley. Maar ook die winst ligt in werkelijkheid niet voor het oprapen.
Ainsley voorspelt dat het met die winst goed komt als er aandacht is voor de zorgen van de nieuwe werkende klasse. Ze noemt familie, eerlijkheid, hard werken en fatsoen. Het lijken nogal vage waarden die blijven vragen: hoe dan? Bovendien zijn het waarden waar ook het cda mee de campagne in zou kunnen gaan. En de vvd zou er, op familie na, ook niet vies van zijn ze te gebruiken, of dat terecht zou zijn of niet.
Er zijn nieuwe, moderne rechten en plichten nodig die de nieuwe werkende klasse weer meer zekerheid in haar bestaan geven, werkgevers beletten haar uit te buiten én tevens de solidariteit herstellen met die andere werkende klasse, veelal hoger opgeleiden. Wie dat voor elkaar krijgt, wint de volgende verkiezingen misschien wel. Mooi als in die moderne verzorgingsstaat voor alle werkenden dan ook tijd is voor familie, en als eerlijkheid, hard werken en fatsoen uitgangspunten zijn.