
Precies veertig jaar geleden, op 2 december 1974, werd Lucio Cabañas doodgeschoten door soldaten van het Mexicaanse leger. Cabañas was de leider van de Partij van de Armen (pdlp), een guerrillagroep die sinds enkele jaren actief was in de staat Guerrero. Een jaar voor zijn dood werd de beweging zo bedreigend geacht dat de federale regering Guerrero onder militair gezag plaatste. Volgens onlangs vrijgegeven documenten van de cia telde de groep van ‘de bekendste guerrillero van Mexico’ op zijn hoogst 150 strijders, en stuurde het leger er tienduizend soldaten, een zevende deel van het complete Mexicaanse leger, op af om ze de kop in te drukken.
Zo nieuw is de recente geweldsgolf in een van de armste staten van Mexico dus niet. En waar kwam Cabañas vandaan? Hij was afkomstig van de Normal Rural Isidro Burgos in Ayotzinapa, de onderwijzersopleiding waartoe de 43 studenten behoorden die twee maanden geleden werden ontvoerd en vervolgens verdwenen.
Op zijn achttiende, in 1956, ging de telg uit een straatarm gezin in het achtergebleven Guerrero naar de school in Ayotzinapa. De school was deel van een keten die gesticht werd in de jaren dertig tijdens de onderwijshervorming van de linkse president Lázaro Cárdenas met als doel de jongeren uit de treurigste streken van Mexico zelf een hoofdrol te geven in het basisonderwijs van hun streekgenoten. Zelfs de namen veranderen hier nauwelijks. Cárdenas was de vader van Cuauhtémoc Cárdenas, de oprichter van de Partij van de Democratische Revolutie (prd) die vorige week zijn lidmaatschap opzegde omdat die linkse prd als regeringspartij in Guerrero grotendeels verantwoordelijk is voor de banden van de politiek met de georganiseerde misdaad.
Cabañas werd lid van de Mexicaanse Communistische Partij. In 1959 schreef hij op een vel papier met het briefhoofd van de school: ‘De invoering van een socialistisch bewind is de redding van het volk in het algemeen van de ellende die in het kapitalistisch systeem eeuwig is.’ Op de school richtte hij het Comité voor Politieke en Ideologische Oriëntatie (copi) op, dat nog altijd bestaat. De onderwijzersopleiding is tot op de dag van vandaag een bolwerk van zeer strijdbare linkse studenten, en dat lijkt precies de reden waarom de 43 werden ontvoerd.
Ook de aanleiding van Cabañas’ radicalisering vertoont een opvallende gelijkenis met de actualiteit. Op 18 mei 1967 vond op het plein van het dorp Atoyac een vreedzaam protest van huisvaders en onderwijzers plaats, toen ze vanaf daken van omliggende gebouwen door agenten van de gemeentepolitie werden beschoten. Het resultaat was vijf doden en 27 gewonden. Dezelfde avond dook Cabañas onder en begon zijn guerrillabeweging te organiseren.
Er zwerven nog altijd wat restjes van de guerrilla in Guerrero, al zijn dat niet meer dan anderhalve man en een paardenkop. Die gaven op de veertigste sterfdag van Cabañas een communiqué uit waarin ze de verdwijning van de 43 studenten omschreven als een misdaad van de staat en de Mexicanen opriepen om door te gaan met de protesten en straten en pleinen te blijven veroveren. De staat heeft de burgers de oorlog verklaard en ‘nu laait opnieuw de discussie op over het gebruik van wapens’.
De wens is hier duidelijk de vader van de gedachte. Guerrillabewegingen waren in de jaren zestig en zeventig schering en inslag in Latijns-Amerika, maar er lijkt geen enkele kans op het opleven van ‘de gewapende strijd tegen het systeem’, die vandaag de dag bovendien bestempeld zou worden als simpel terrorisme. Helemaal niets wijst erop dat de demonstranten die dag in, dag uit de steden van Mexico overspoelen, koketteren met deze ouderwetse optie. ‘We zullen niet rusten voor we de 43 hebben gevonden’, benadrukte een spreker tijdens een groot protest in Mexico-Stad. ‘We roepen niet op tot een gewapende strijd, maar wel tot een revolutie met intelligentie, zonder wapens.’
Mexico staat in brand. Het land stond natuurlijk al heel lang in brand, maar eindelijk is er een omvangrijke protestgolf op gang gekomen tegen het onstuitbare barbaarse geweld. De kern van de eisen is nogal simpel: de bevolking eist van de overheid veiligheid en bescherming tegen de terreur van de maffia’s. Het probleem is dat de staat zelf geen schone handen heeft.
De staat is op z’n minst medeverantwoordelijk voor de honderdduizend doden en de 27.000 vermisten sinds de vorige president Felipe Calderón de drugskartels officieel de oorlog verklaarde en het leger de straat op stuurde. Het aantal desaparecidos is ongeveer net zo groot als aan het einde van de laatste militaire dictatuur in Argentinië. Daarover wordt, terecht, nog altijd gepraat, terwijl de wereld zich weinig gelegen laat liggen aan de Mexicaanse vermisten. Honderden zo niet duizenden mensen zijn bovendien verdwenen nadat ze zijn opgepakt door militairen of politie. Niet voor niets wordt steeds weer de oude uitspraak geciteerd van de schrijver Mario Vargas Llosa die Mexico eind vorige eeuw omschreef als ‘de perfecte dictatuur’: een totalitair systeem vermomd als democratie. De grote hit in de Mexicaanse bioscopen op dit moment is een film met de uitspraak van Vargas Llosa als titel.
Mexico is een failed state. Verontwaardiging en boosheid vielen de Uruguayaanse president José Mújica ten deel toen hij zich enkele opmerkingen over de situatie in Mexico veroorloofde. ‘Verschrikkelijk wat er in Mexico gebeurt, je krijgt, gezien vanuit de verte, het gevoel van een soort failed state, dat de openbare machten totaal verloren zijn, aangevreten’, zei Mújica. ‘Ik roep Mexico op te reageren, ethisch en moreel. Dit soort gebeurtenissen is alleen mogelijk door een gigantische corruptie die zich heeft geworteld als een stilzwijgende sociale gewoonte.’ De meeste Mexicanen zijn het met Mújica eens, maar de vormelijkheid wint het weer eens van de inhoud: een buitenlander, en zeker een buitenlands staatshoofd, heeft niet het recht te oordelen.
President Peña Nieto sprak de eerste twee jaar van zijn termijn alleen maar over zijn grootse economische hervormingsplannen. Het aanhoudende geweld probeerde hij zo veel mogelijk te negeren, maar inmiddels is hij door de feiten klemgereden. Hij reageerde veel te laat en kwam uiteindelijk met een pakket anti-geweldsvoorstellen dat in een zee van scepsis is gevallen. Zijn voornemen de hemeltergende corruptie aan te pakken was niet alleen een opgewarmde verkiezingsbelofte, ook het moment van de presentatie kon niet slechter gezien het huizenschandaal waarin hijzelf verwikkeld is.
‘We hebben een president die praat tegen de autocue en niet tegen het volk’, hoonde politiek analist Denise Dresser na de toespraak van Peña Nieto. Hoe haalt hij het in zijn hoofd in deze context een nieuw landelijk alarmnummer 911 te presenteren: ‘Wie gaat in Mexico nou de politie bellen als helemaal niemand die vertrouwt?’
‘We hebben de angst opnieuw afgeschud en zijn de straat op gegaan’, klonk het deze dagen. En voorlopig zijn ze niet van plan weer naar huis te gaan. De demonstranten blijven de straten vullen, en de president haalde prompt het oude vertrouwde complot tegen de staat van stal. De meeste media blijven het geweld benadrukken van kleine groepjes in de massademonstraties. Na rellen in het centrum van Mexico-Stad werden de arrestanten officieel beschuldigd van terrorisme en lidmaatschap van de georganiseerde misdaad. Het parlement nam vorige week als tegenmaatregel een ‘anti-demonstratiewet’ aan, een nieuw staaltje van het tactisch vernuft van de politici op een moment dat ook zij hevig onder vuur liggen. De protesten richten zich direct tegen Peña Nieto, maar ook klinkt nu het ‘Laat ze allemaal ophoepelen’ dat rond de eeuwwisseling Argentinië op z’n kop zette.
Vraag is of de protestbeweging deze keer ook over een lange adem zal beschikken. Enrique Krauze, de belangrijkste historicus van Mexico, zei daarover: ‘Hopelijk begrijpen deze jonge mensen twee dingen. Dat de protestbeweging op zich niet voldoende is. Het is essentieel een solide politiek programma te hebben en een duidelijk leiderschap. Deze beweging die we in Mexico beleven zie ik als heel gerechtvaardigd. Ik stem volledig in met de verontwaardiging, maar ik zie geen programma en geen leiderschap. Zonder die twee loopt ook deze beweging het risico in rook op te gaan.’
Een groep intellectuelen en kunstenaars heeft het idee gelanceerd om een Waarheidscommissie in te stellen, met leden van de internationale mensenrechtenorganisaties en de organisaties in Mexico en Guerrero. Volgens Krauze kan die commissie het protest doen uitgroeien tot het embryo van een juridische hervorming van de staat. De ontvoering van de studenten van Ayotzinapa zal een plaats krijgen in de Mexicaanse geschiedenis van de schanddaad. ‘Het is het Tlatelolco van Guerrero’, aldus Krauze, verwijzend naar het bloedbad aan de vooravond van de Olympische Spelen in Mexico in 1968 toen op het Tlatelolco-plein in Mexico-Stad veiligheidstroepen meer dan driehonderd demonstrerende studenten vermoordden.
Volgens historicus en schrijver Adolfo Gilly, de initiatiefnemer, is de verdwijning van de 43 studenten geen geïsoleerd geval: ‘Het is de tragische culminatie van de vrouwenmoorden en bloedbaden in de afgelopen twintig jaar.’ Zijn collega Krauze stelt dat de regering van Peña Nieto om haar legitimiteit te bewijzen deze zaak tot centraal thema moet maken voor haar hele regeerperiode: ‘De reactie tot nu toe is bot geweest, zo niet onverantwoordelijk. Deze zaak moet centraal staan om te zien of Mexico overeind kan komen.’
Het is niet de eerste keer dat bij demonstraties het woord revolutie valt. Eerder dit jaar leek de volksopstand onderweg in Michoacán, waar burgermilities als paddenstoelen uit de grond schoten en met de wapens in de hand deden wat leger en politie niet hadden gedaan: de criminele Tempelridders verdrijven die in de hele staat een terreurbewind uitoefenden. Later stuurde de regering het leger en de federale politie eropaf maar dat was, weten we nu, vooral om de bedreigende nieuwe macht van de milities in te tomen. Met succes.
Eerder bracht de Beweging voor de Vrede, met Gerechtigheid en Waardigheid Mexico in rep en roer onder leiding van Javier Sicilia, de dichter die zich tot de stem van de slachtoffers van het geweld maakte toen in 2011 zijn zoon Juan Francisco samen met vier vrienden werd ontvoerd, gemarteld en vermoord in de stad Cuernavaca. Sicilia organiseerde massademonstraties en marsen door heel Mexico en zelfs naar de VS. Voor het oog van de camera’s veegde hij president Calderón in een tweegesprek de mantel uit. Hij herhaalde dit tegen Calderóns opvolger Peña Nieto, omdat beiden geen einde konden maken aan de geweldsgolf en de straffeloosheid, en de honderdduizend slachtoffers sinds 2006 en hun familieleden aan hun lot overlaten.
Sicilia trok zich een jaar geleden terug als het gezicht van de beweging. Die moest breder worden, was te veel gericht op zijn persoon: ‘Ik ben geen organisator, geen politiek leider. Er was veel tegenstand tegen de dialoog die ik ondanks alles voerde met de autoriteiten, maar die was mijns inziens noodzakelijk. We kunnen de staat nu eenmaal niet afschaffen of vervangen.’
Beeld: In Guerrero demonstreren ouders en sympathisanten van 43 vermiste studenten tegen het brute geweld in Mexico. De mars vindt plaats op de dag dat veertig jaar geleden guerrillastrijder Lucio Cabañas werd vermoord. (Corbis / HH).