ZIJN EERSTE voorbeeld was een man die in de Utrechtse Vogelbuurt op Koninginnedag (toen nog 31 augustus, de verjaardag van Wilhelmina) de terrassen af ging met een klein zwart koffertje. Rijk de Gooyer: ‘Dan bleef hij staan, zette dat koffertje neer, keek zijn publiek stralend aan en riep: hiep, hiep, hiep, hiep, hoera! Verder niks. Dat was zijn nummer. Daar haalde hij geld voor op. Het is de mooiste act die ik ken.’ Zo'n soort mannetje, maar dan met iets meer tekst, maakte De Gooyer van het plat Utrechts pratende typetje Bartels (‘Bááártels’), een zeurderig opgewekte entertainer met altijd dezelfde binnenkomer, het langgerekte ‘Goeiedááág’. Thuisbasis voor Bartels was het radioprogramma Showboat en van daaruit belandde hij in een show aan het Rembrandtplein, in het café Saint-Germain-des-Prés van Tom Manders alias de zwerver Dorus.
Na afloop ging De Gooyer in 1955 op aanraden van collega’s kijken bij een late voorstelling in Pigalle, hoek Rembrandtplein-Reguliersdwarsstraat, waar een bassist speelde, een volksjongen uit de Kinkerbuurt. De Gooyer: ‘Een vákman. Ik was onder de indruk en ontmoedigd tegelijk: daar kwam ik dus nooit overheen.’ De naam was Johnny Kraaijkamp. Met hem begon De Gooyer een komisch duo, in eerste instantie als opwarm- en pauzenummer in de City-bioscoop aan het Leidseplein, waarna het ‘paar apart’ snel werd ontdekt voor De weekendshow op tv. Johnny en Rijk waren brutaler, gisser en rauwer gebekt dan hét duo dat hoorde tot de erfenis van het revueverleden van onze ouders: Walden en Muyselaar alias Snip en Snap.
In hun hoogtijdagen waren Kraaijkamp en De Gooyer de allerbesten. Ze durfden alles, Johnny was clown, schlemiel en inkopper, Rijk de gedroomde aangever, intelligent qua timing en verschijning. En De Gooyer zorgde voor puik materiaal, vaak scherp vertaalde klasse teksten uit het Engelse Westend-variété.
Zo raakte hij allengs gepokt en gemazeld in ‘het vak’ met de bijbehorende drie levenslessen voor de overlever: kom op tijd, ken je tekst, zorg dat je goed betaald wordt. Wat dat laatste betreft floreerde De Gooyers winkel prima: van een carnavalskraker als De Bostella (‘ik ben er godzijdank niet bij als die plaat gedraaid wordt’) kon hij een riante boerderij in Giethoorn kopen. De teloorgang van het variété, inclusief zwembaden vol drank en vroege hartaanvallen, heeft Rijk de Gooyer niet afgewacht. Kraaijkamp week bijtijds uit naar het toneel en de televisiecomedy, De Gooyer kwam in de film, in Nederland tot begin jaren zeventig van oudsher het speelterrein van gerenommeerde regisseurs die beroemde toneelspelers aan zich bonden met als nominaal resultaat de eindeloos herhaalde mantra van de kritiek: Nederlanders kunnen niet in films spelen.
Met De inbreker (zijn zesde speelfilm) brak Rijk de Gooyer in 1972 definitief door. Regisseur Frans Weisz over die film: ‘Het was eigenlijk de eerste keer dat een Nederlandse acteur de film maakte. Het klinkt lullig, maar Rijk de Gooyer heeft wat je naturel noemt.’ De kracht van dat naturel ontdekte filmer Paul Verhoeven toen hij in Soldaat van Oranje een scène monteerde waarin De Gooyer, in zijn rol als sadistische Sicherheitsdienst-chef Breitner, ergens op de achtergrond een kopje koffie staat te drinken. Door de manier waarop hij daar staat, feitelijk als beeldvulling voor een dialoog op de voorgrond, was die dialoog nauwelijks meer te volgen, de toeschouwersblik werd meteen naar achteren gezogen.
Rijk de Gooyer was medio jaren negentig eerste keus om in de serie Baantjer inspecteur De Cock te spelen, maar hij zag niks in de standaardformule en bovendien was hij bezig de Nederlandse Archie Bunker te worden. Dat was in 1975 met hem al eens geprobeerd in de KRO-serie Met goed fatsoen. Er waren zes afleveringen opgenomen die het scherm nooit haalden. Uitzending werd tegengehouden door de ‘denkpolitie’ onder leiding van Hans Knoop en Ronny Naftaniel, die De Gooyer in zijn rol van de antisemitische Jan van Dijk persoonlijk van antisemitisme beschuldigde, een grievend misverstand dat in 1987 in de Fassbinder-affaire zijn dieptepunt zou bereiken.
De Vara probeerde het in 1991 opnieuw met In voor- en tegenspoed, geschreven door All in the Family-bedenker Johnny Speight. De serie heeft vier seizoenen gelopen, met Rijk de Gooyer als de notoire chagrijn Fred Schuit uit de Amsterdamse Balistraat. De hoog oplopende ruzies in de eerste aflevering vonden plaats voor de etalage van een islamitische slagerij, de PVDA kreeg het flink voor de kiezen, de hulp in de huishouding was een Surinaamse homo en Fred Schuit misbruikte de rolstoel van zijn reumatische vrouw om een royale zitplaats in het Ajax-stadion te verwerven.
In zijn mooiste rollen glorieerde Rijk de Gooyer als keizer van het minimale. In de zesdelige televisieserie Bij nader inzien, naar het gelijknamige boek van Voskuil en in de regie van Frans Weisz, speelde De Gooyer de introverte schlemiel onder de intellectuelen. De scènes met Coen Flink en Willem Nijholt in met name de slotaflevering horen tot het beste Nederlandse televisiedrama van de voorbije zestig jaar, Brideshead Revisited onder waterige polderluchten. In Weisz’ verfilmingen van Judith Herzbergs toneelstukken over ‘het verdriet van Nederland’ (Leedvermaak, Qui Vive, Happy End) speelde Rijk de Gooyer de vleesgeworden Hollandse schuld en boete in een slecht zittend maatkostuum, het personage van de mislukte ondernemer Zwart. In Qui Vive stopte De Gooyer, die niks van inlevend acteren moest hebben, heel zijn ziel, zaligheid en fabelachtige speeltechniek in twee alinea’s bloedstollende tekst, onder het motto dat zijn rouwadvertentie sierde: ‘Genadeloos toeslaan, geen seconde te verliezen.’
Rijk de Gooyer stierf op Allerzielen, 2 november 2011. Hij is 85 jaar geworden.
17 december 1925 - 2 november 2011
Rijk de Gooyer
Met zijn rol in De inbreker verbrak Rijk de Gooyer definitief de mantra dat Nederlanders niet in films kunnen spelen. Op zijn mooiste momenten glorieerde hij als keizer van het minimale.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2011/45
www.groene.nl/2011/45