Ik kan het niet uit zetten. Als ik Patricia Highsmith’s The Talented Mr. Ripley lees, zie ik Matt Damon voor me. En Jude Law als Dickie. Gwyneth Paltrow als Marge. Het is, reken ik uit, zeventien jaar geleden dat ik die film zag. De verfilming van Anthony Minghella, bedoel ik dan. En ik vond ’m niet eens erg goed. Een zachtaardig gezicht is het, dat gezicht van Damon. Een ontwapenend gezicht, dat vertrouwen opwekt. Sympathie, welwillendheid. Onverwacht vertrekt datzelfde gezicht in een spasme van blinde paniek, de brede glimlach verandert in een hulpeloos openhangen van de mond. Je kunt van alles van Minghella’s verfilming vinden, maar de casting klopte.

De vraag welke van de twee beter was, boek of boekverfilming, is een nogal vermoeiende. Of misschien zijn het vooral de antwoorden die vermoeiend zijn. Dooddoeners. Iets met appels en peren. Voor De canon van de boekverfilming kozen we tien adaptaties uit, de allerbeste. En dus vergeleek ik appels met peren; Thomas Harris’ Clarice Starling met die van Jodie Foster; de zusjes Lisbon van Jeffrey Eugenides met die van Sofia Coppola; de pianolerares van Elfriede Jelinek met die van Isabelle Huppert. Papieren antihelden versus John Hustons filmvarianten.

In Highsmith’s Ripley-boeken (ze schreef er vier in totaal, tussen 1955 en 1980) groeit een psychopaat op. Tom Ripley ontpopt zich als een berekenende crimineel, een gewetenloze moordenaar die wordt gedreven door zijn zucht naar geld, bezit, status, erkenning. Maar (ik weet ook niet precies waarom dit een tegenstelling is) Ripley is ook gevoelig. Kwetsbaar. Hij twijfelt. Hij kent angst, verlangen. Blinde paniek. Highsmith pakt je hand. Trekt je een stukje mee. Je deelt Ripley’s overpeinzingen, je volgt hem tijdens eindeloze handelingen. Je bent zijn schaduw en voert, samen met hem, zijn daden uit, van het drinken van een cocktail tot het doodslaan van een vriend.

Ik verkoos de filmvarianten. Als de vraag is: boek of film, koos ik voor film. Voor de frons van Foster. De soundtrack van The Virgin Suicides. Huppert. Bogart. Maar ik verkies de Ripley van Highsmith, de amorele moordenaar die droomt van zijn slachtoffer, zwart als een demon, rottend en beschuldigend – niet omdat zijn geweten opspeelt, maar omdat hij bang is om gepakt te worden. Alain Delon is een knappe, jonge Ripley in Plein soleil, zijn gezicht is bruin van de zon. John Malkovich is een oudere, ijskoude Ripley. Dennis Hopper, de Amerikaan in Hamburg, laat niets aflezen van zijn gezicht. Ik zie het gezicht van Matt Damon voor me. Maar ik zie nog meer van hem als ik Highsmith lees.