Phantom Thread, regie Paul Thomas Anderson © Universal Pictures International

De terugkeer van echte film, in tegenstelling tot digitaal opnemen en projecteren, is sinds een paar jaar een feit. Naast Paul Thomas Anderson draaien ook Quentin Tarantino en Christopher Nolan nieuw werk inmiddels bij voorkeur op celluloid. Het liefst vertonen ze hun films vervolgens in 70mm, een formaat waarin diepte, scherpte en kleur het best naar voren komen. Het resultaat is geen filmvertoning, maar een filmvoorstelling gebonden aan tijd en plaats. In dit geval: afgelopen zondagavond om kwart voor negen in zaal 1 van EYE waarin een operateur de 70mm-projector van het Filmmuseum aanzette en de titelsequentie van Phantom Thread op het scherm verscheen. Vanaf dat moment was duidelijk dat hier iets heel speciaals aan het gebeuren was: een synergie tussen de wijze waarop de regisseur de film maakte, hoe hij hier vertoond werd en het verhaal dat de beelden vertelden.

Het op deze manier ervaren van Andersons nieuwe film past bij de sfeer van intimiteit en vervreemding in het verhaal. De setting is Londen in de jaren vijftig waar modeontwerper Reynolds Woodcock (Daniel Day-Lewis) een haute-couture-imperium in een herenhuis runt samen met zijn zus Cyril (Lesley Manville). Hij is een artiest, op het stereotypische af: wanneer hij in een creatieve fase zit, duldt hij geen verstoring van zijn concentratie, zelfs niet tijdens het ontbijt waar het geringste geluid, zoals het smeren van geroosterd brood, een bitsige reactie aan hem ontlokt. Dan ontmoet hij Alma (Vicky Krieps), een serveerster die net als hij leeft met een constant, niet te plaatsen gevoel van leegte. Ze worden verliefd op elkaar, maar door hun ‘gebrek’ kunnen ze elkaar niet vinden. Het is net alsof ze allergisch zijn voor elkaar, alsof de liefde hen ziek maakt. Wat ze precies nodig hebben blijft een mysterie, ook als de eindtitels over het scherm rollen.

Licht, muziek, cameravoering en montage werken allemaal mee om ons tergend dicht bij het leven van Woodcock en Alma te brengen. De meeste scènes spelen zich binnenshuis af waar de beweging van de personages in de claustrofobische ruimten de onuitgesproken spanning reflecteert. Hiervoor heeft Anderson goed gekeken naar werk van Alfred Hitchcock, Stanley Kubrick en wellicht ook Joseph Losey, vooral diens The Servant (1963), waarin een rijke Londense dandy een butler in dienst neemt met wie hij vervolgens in een machtsstrijd verwikkeld raakt. Zoiets speelt ook bij Woodcock en Alma: de modeontwerper ziet in haar de mogelijkheid een vrouw te ‘maken’, bijvoorbeeld in een prachtige scène waarin Woodcock haar lichaam opmeet, niet om een jurk voor haar te maken, maar omdat hij nu eenmaal in deze termen denkt en leeft. ‘Je hebt geen borsten’, zegt hij. Als ze zich hiervoor verontschuldigt, antwoordt hij: ‘Je bent perfect. Het is mijn werk je borsten te geven, mits ik ervoor kies.’ Alma lijkt dit niet erg te vinden. Is dit dan wat zij nodig heeft?

In de fijnstructuur van het beeld (je kunt het materiaal dat Woodcock voor zijn jurken gebruikt praktisch voelen), in het ritselen van naald en garen, in de wrede menselijkheid van de personages, in het mysterie van de liefde tussen hem en haar – in dit alles was Phantom Thread tantaliserend mooi om te zien op die ene avond. Wát een performance.

Te zien vanaf 1 maart